Einde inhoudsopgave
Alcoholwet
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2021, 26 (uitgifte: 28-01-2021, kamerstukken: 35337)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-02-2024, Stb. 2024, 45 (uitgifte: 01-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Horecarecht / Alcoholgebruik
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Horecarecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
- —
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
- —
horecabedrijf: de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;
- —
slijtersbedrijf: de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen;
- —
lokaliteit: een besloten ruimte, onderdeel uitmakend van een inrichting;
- —
horecalokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse;
- —
slijtlokaliteit: een van een afsluitbare toegang voorziene lokaliteit, onderdeel uitmakend van of samenvallend met een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse;
- —
inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;
- —
leidinggevende:
- 1°
de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend;
- 2°
de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;
- —
wijn: de categorieën alcoholhoudende dranken als opgesomd in Bijlage IV van Verordening (EG) 479/2008;
- —
sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn;
- —
alcoholhoudende drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;
- —
zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank;
- —
paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;
- —
barvrijwilliger: de natuurlijke persoon die, niet in dienstverband, alcoholhoudende drank verstrekt in een horecalokaliteit in beheer bij een paracommerciële rechtspersoon;
- —
bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:
- 1°
leidinggevenden;
- 2°
personen die dienst doen in de inrichting;
- 3°
personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;
- —
vergunninghouder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de vergunning, bedoeld in artikel 3, is verleend;
- —
bijlage: bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid;
- —
partijen-cateringbedrijf: de activiteit bestaande uit het met dienstverlening gepaard gaande bedrijfsmatig verstrekken van gerechten en dranken voor gebruik bij besloten partijen op een door een opdrachtgever te bepalen plaats, die slechts incidenteel beschikbaar is voor dergelijke partijen;
- —
verkoop op afstand: een verkoopovereenkomst:
- a.
tussen degene die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verkoopt en een particulier;
- b.
die zich beiden in Nederland bevinden;
- c.
die wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van degene die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verkoopt en de particulier tot en met het moment van het sluiten van de verkoopovereenkomst;
- d.
waarbij tot en met het moment van sluiten van de verkoopovereenkomst uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand; en
- e.
waarbij geen sprake is van de uitoefening van het partijen-cateringbedrijf;
- —
neringruimte: ruimte binnen een gebouw welke ruimte in gebruik is voor een van de hierna te noemen activiteiten:
- 1°
het uitoefenen van de kleinhandel of de zelfbedieningsgroothandel;
- 2°
het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping, als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen;
- 3°
het bedrijfsmatig aanbieden van diensten;
- 4°
het bedrijfsmatig verhuren van goederen;
- 5°
het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen;
- —
besloten ruimte: een ruimte die omsloten is door scheidingsconstructies;
- —
ketenpartijen: de partijen, met uitzondering van de verkoper, die in het kader van verkoop op afstand bedrijfsmatig alcoholhoudende drank onder zich hebben en een bijdrage leveren aan de aflevering van die alcoholhoudende drank.
2.
Onder een inrichting wordt niet verstaan een vervoermiddel voor het rondtrekkend uitoefenen van een bedrijf.
3.
Deze wet is, met uitzondering van de artikelen 20, 21, 24, derde lid, 45 en 45a niet van toepassing op:
- a.
vervoermiddelen die bestemd zijn voor het vervoer van personen, tijdens hun gebruik als zodanig;
- b.
legerplaatsen en lokaliteiten, aan het militair gezag onderworpen, gedurende de tijd dat deze uitsluitend voor militaire doeleinden worden gebruikt;
- c.
op luchtvaartterreinen opengesteld voor verkeer van en naar landen buiten de Europese Unie gelegen winkels in het gebied dat uitsluitend toegankelijk is voor personen die in het bezit zijn van een geldig reisbiljet of een daartoe afgegeven persoonsgebonden kaart.