Besluit 1999/436/EG tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrond van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengen-acquis vormen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-05-1999
- Redactionele toelichting
De titel is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEG 2000, L 9).
- Bronpublicatie:
20-05-1999, PbEG 1999, L 176 (uitgifte: 10-07-1999, regelingnummer: 1999/436/EG)
- Inwerkingtreding
20-05-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-1999, PbEG 1999, L 176 (uitgifte: 10-07-1999, regelingnummer: 1999/436/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
Besluit van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrond van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengen-acquis vormen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op artikel 2, lid 1, tweede alinea, tweede zin, van het Protocol gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie (hierna te noemen het ‘Schengen-Protocol’);
- (1)
Overwegende dat overeenkomstig artikel 2, lid 1, eerste alinea, van het Schengen-Protocol, het Schengen-acquis zoals omschreven in de bijlage bij het Protocol, vanaf de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam en onverminderd het bepaalde in lid 2 van artikel 2 van het Protocol, met onmiddelijke[lees: onmiddellijke] ingang van toepassing zal zijn op de dertien in artikel 1 van het Protocol genoemde lidstaten;
- (2)
Overwegende dat dit besluit het voortbestaan van de wettelijke verplichtingen uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst van 1990 volstrekt onverlet laat;
- (3)
Overwegende dat een van de doelstellingen van de bevoegdheid die de Raad krachtens artikel 2, lid 1, tweede alinea, van het Schengen-Protocol heeft om met eenparigheid van stemmen en in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Verdragen de rechtsgrondslagen vast te stellen voor elk van de bepalingen en besluiten die het Schengen-acquis vormen, bestaat in het bepalen van de rechtsgrondslagen van toekomstige voorstellen en initiatieven tot wijziging van of om voort te bouwen op het Schengen-acquis, zoals beoogd in artikel 5, lid 1, eerste alinea, van het Schengen-Protocol, waarop de toepasselijke bepalingen van de Verdragen van toepassing zullen zijn, met inbegrip van de bepalingen inzake de vorm van het aan te nemen rechtsbesluit en de procedure voor de aanneming ervan;
- (4)
Overwegende dat sommige bepalingen van de Overeenkomst van Schengen van 1990 de overeenkomstsluitende staten verplichten sancties in te voeren voor de daadwerkelijke handhaving ervan zonder dat evenwel harmonisatie van deze sancties vereist is; overwegende dat derhalve de vast te stellen rechtsgrondslag van deze bepalingen de grondslag moet zijn die is vastgesteld voor de regels, op overtreding waarvan sancties moeten staan, zonder afbreuk te doen aan de rechtsgrondslag van toekomstige maatregelen ter harmonisering van de sancties;
- (5)
Overwegende dat de vaststelling van een rechtsgrondslag in overeenstemming met de destbetreffende bepalingen van de Verdragen voor elk van de bepalingen of besluiten die het Schengen-acquis vormen, de uitoefening van de verantwoordelijkheden die de lidstaten hebben krachtens artikel 64 van het VEG en artikel 33 van het VEU ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnelandse[lees: binnenlandse] veiligheid, onverlet laat;
- (6)
Overwegende dat de vaststelling van een rechtsgrondslag in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Verdragen voor elk van de bepalingen of besluiten die het Schengen-acquis vormen, of de vaststelling dat een rechtsgrondslag voor deze bepalingen of besluiten niet noodzakelijk is, geen abfreuk[lees: afbreuk] doet aan het recht van de lidstaten om controles uit te voeren op goederen die verband houden met door de lidstaten uitgevaardigde verboden of beperkingen, indien deze controles verenigbaar zijn met det[lees: het] Gemeenschapsrecht;
- (7)
Overwegende dat de vaststelling van een rechtsgrondslag, in overeenstemming met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, voor bepalingen van de Overeenkomst van 1990 van Schengen die in het bijzonder betrekking hebben op de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen of voor het afgeven van visa, de huidige regelgeving ten aanzien van het vraagstuk van de erkenning van de geldigheid van reisdocumenten onverlet laat;
- (8)
Overwegende dat de rechten en plichten van Denemarken worden geregeld in artikel 3 van het Protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie, en in de artikelen 1 tot en met 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken;
- (9)
Overwegende dat bij de opneming van Schengen in de Europese Unie rekening moet worden gehouden met de verbanden tussen het Protocol betreffende de positie van Denemarken, het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van bepaalde aspecten van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en het Protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie, dat de basis vormt voor diverse vormen van overname van en deelneming aan het Schengen-acquis alsmede de verdere ontwikkeling daarvan;
- (10)
Overwegende dat in het Schengen-Protocol zelf wordt bepaald dat de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen bij de uitvoering van het Schengen-acquis en de verdere ontwikkeling ervan worden betrokken op basis van de op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende overeenkomst;
- (11)
Overwegende dat de wetgevingsbesluiten die krachtens een voorstel of een initiatief tot het verder ontwikkelen van het Schengen-acquis worden vastgesteld, in de overwegingen een verwijzing naar het Schengen-Protocol moeten bevatten, zodat rechtszekerheid kan worden gewaarborgd en de tot het Schengen-Protocol behorende bepalingen te allen tijde kunnen worden toegepast;
- (12)
Overwegende dat, gelet op artikel 134 van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst, de integratie van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Gemeenschap de bevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot de erkenning van staten en territoriale eenheden, hun autoriteiten en reis- en andere documenten die door hen zijn afgegeven, onverlet laat,
BESLUIT: