Rb. Rotterdam, 13-06-2016, nr. 4999057 VZ VERZ 16-9008
ECLI:NL:RBROT:2016:4415
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
13-06-2016
- Zaaknummer
4999057 VZ VERZ 16-9008
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:4415, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 13‑06‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 668 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
AR 2016/1692
JIN 2016/167 met annotatie van D.A.D. Mees
TvPP 2016, afl. 4, p. 105
AR-Updates.nl 2016-0640
GZR-Updates.nl 2016-0262
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0640
Uitspraak 13‑06‑2016
Inhoudsindicatie
7:668 BW. Bedoelding wetgever. Verzochte aanzegvergoeding afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4999057 \ VZ VERZ 16-8009
uitspraak: 13 juni 2016
beschikking ex artikel 7:668 BW
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna ‘ [verzoeker] ’ genoemd,
gemachtigde: mr. L. van Luipen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARBO ACTIVE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster, hierna ‘Arbo Active’ genoemd,
namens wie haar directeur, de heer [T.] , heeft gereageerd.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
- -
het verzoekschrift, met bijlagen, ter griffie ontvangen op 13 april 2016;
- -
de op 20 mei 2016 ontvangen schriftelijke reactie van Arbo Active, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2016. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Arbo Active is de heer [M.] verschenen. De gemachtigde van [verzoeker] heeft gepleit aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
1.3.
De beschikking is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1958, is op 1 maart 2015 voor bepaalde tijd, te weten tot
29 februari 2016, bij Arbo Active in dienst getreden in de functie van manager voor 40 uren per week. Het maandsalaris van [verzoeker] bedroeg € 4.800,00 bruto exclusief emolumenten.
2.2.
Namens Arbo Active schrijft de heer [T.] (hierna: [T.] ) bij email van 2 oktober 2015 aan [verzoeker] , voor zover van belang, het volgende:
“Zoals gisteren besproken doe ik je hierbij toekomen het voorstel. Ik heb dat reeds gegoten in een formeel kader met ook oog voor jouw rechten WW. In dit voorstel ga ik uit van een vrijstelling van je arbeidsactiviteiten tot einde dienstverband. Het doen en bedenken van allerlei activiteiten in een andere omgeving dan de Folkert Elsingastraat lijkt met voor elkaar niet bevrijdend en waardig. Hopelijk is dit deze constructie passend in de ingewikkelde en ongewenste situatie.”
2.3.
Bij email van 5 oktober 2015 schrijft [verzoeker] aan een van zijn klanten:
“ Door omstandigheden ben ik tot einde contract 1-3-16 vrijgesteld van alle werkzaamheden. Alles heb ik aan [Y.] overgedragen. (…) Het was mij een eer en genoegen om je van dienst te mogen zijn en wil je bedanken voor onze zeer prettige samenwerking.”
2.4.
Op 6 oktober 2015 reageert [verzoeker] op de email van [T.] van 2 oktober 2015. [verzoeker] schrijft, voor zover van belang, het volgende:
“ Met de einddatum in de vaststellingsovereenkomst ga ik niet akkoord. Mijn contract loopt tot en met 29 februari 2016. (…) Ik kan alleen instemmen met een beëindiging per een eerdere datum als Arbo Active mij daarvoor een voldoende compensatie biedt, en daarvan is in het voorstel geen sprake.
(…)
Ik leg mij erbij neer en ga akkoord dat je mij vrijstelt van alle werkzaamheden tot einde contract datum. Misschien is dat inderdaad de meest galante oplossing voor de ontstane situatie en met wederzijds respect. Uiteraard ben ik bij de eerste oproep beschikbaar voor mijn werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die passen c.q. gelijkwaardig zijn aan de functie van Manager bij Arbo Active.”
2.5.
[T.] schrijft aan [verzoeker] bij email van 7 oktober 2015, voor zover van belang, het volgende:
“ De tegemoetkoming is de vrijstelling werkzaamheden. Mogelijk kunnen we de vaststelling 1 maand later ingaan. Als het niet passend is kunnen we de call actie ( lokatie nader te bepalen) wat mij betreft doorzetten en dan monitoren we de kwaliteit online en de bezoeken doet sales.”
2.6.
Bij email van 14 oktober 2015 van 08.03 uur schrijft [T.] aan [verzoeker] , voor zover van belang, het volgende:
“ Wij hebben de bezoeken afgelegd naar aanleiding van de calls. De kwaliteit van de afspraak lijkt was ons niet passend. Graag heden de telefoon en laptop inleveren bij Ria en de call lijsten bij Frans. Vanaf heden stellen we je vrij van doen van werkzaamheden tot einde contract.”
2.7.
[verzoeker] schrijft op 14 oktober 2015 om 11.30 uur per email aan [T.] , voor zover van belang, het volgende:
“ In de VSO staat einde contract op 1 november 2015 en in je mail d.d. 7 oktober geef je aan “mogelijk kunnen we de vaststelling 1 maand later ingaan”. Ik wil helder in een VSO de juiste datum einde contract 1 maart 2016 met daarbij behorende emolumenten en verdere afspraken. Uiteraard zal ik daarna alles zo spoedig mogelijk inleveren.”
2.8.
[T.] reageert bij email van 14 oktober 2015 van 11.44 uur als volgt op de email van [verzoeker] van 11.30 uur: “Er valt niets vast te stellen want er is reeds een ao. En wij stellen je nu vrij van werk.”
2.9.
Op 14 oktober 2015 schrijft [verzoeker] bij email van 13.20 uur aan [T.]
“ Onderstaande mail is dan de duidelijk afspraak. Graag nog een bevestiging dat mijn loonstroken en jaaroverzichten per post worden opgestuurd. Ik zal morgenochtend bij Ria mijn gsm en laptop compleet inleveren.”
2.10.
Bij email van 15 oktober 2015 van 16.11 uur schrijft [verzoeker] aan [T.] , voor zover van belang, het volgende:
”Vanochtend laptop en gsm bij Ria ingeleverd. Afscheid van alle CM’s genomen. Ik werd verrast met bloemen en attentie en zeer aardige woorden van een ieder. Ik had bewust donderochtend gekozen omdat iedereen er dan is. Om de eer en beleefdheid aan mijzelf te houden liep ik na het afscheid van de CM’s rechtstreeks naar Ria om haar een hand te geven. Ik stond naast haar en mijn uitgestoken hand negeert ze en zei dat ze dat niet wenste. Dit heeft iedereen gezien en helaas vind ik dit gedrag triest. Wat er ook is, iemand een hand geven kan nooit kwaad. Het gaat jullie goed.”
3. Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt Arbo Active te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW ter grootte van € 4.800,-- bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Arbo Active in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] , samengevat weergegeven, ten grondslag dat Arbo Active niet heeft voldaan aan haar (schriftelijke) aanzegverplichting op grond waarvan zij aan hem de aanzegvergoeding verschuldigd is.
3.3.
Arbo Active heeft verweer gevoerd.
3.4.
Hierna wordt bij de beoordeling ingegaan op de stellingen van partijen, voor zover daartoe relevant.
4. De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of Arbo Active veroordeeld moet worden om aan [verzoeker] te betalen de in artikel 7:668 lid 3 BW bedoelde vergoeding vanwege het niet nakomen van de in lid 1 bedoelde schriftelijke aanzegverplichting.
4.2.
Het verzoek is tijdig ingediend, nu het verzoek is ontvangen binnen drie maanden na de dag waarop de verplichting op grond van artikel 7:668 lid 1 BW is ontstaan.
4.3.
Vaststaat dat Arbo Active niet heeft voldaan aan de in artikel 7:668 lid 1 BW genoemde verplichting, nu zij [verzoeker] niet uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigde hem schriftelijk heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten daarvan. Op grond van lid 3 van genoemd artikel is Arbo Active daarom in beginsel aan [verzoeker] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand.
4.4.
Gegeven de omstandigheden van het geval acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid echter onaanvaardbaar Arbo Active te veroordelen tot betaling van de door [verzoeker] gevorderde vergoeding. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Zoals uit het de parlementaire geschiedenis WWZ (33 818) blijkt, beoogt de wetgever met de in artikel 7:668 BW neergelegde wettelijke aanzegtermijn werknemers met een tijdelijke arbeidsovereenkomst (meer) zekerheid te bieden met betrekking tot de vraag of de tijdelijke arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen termijn al dan niet door de werkgever wordt voortgezet. Daarnaast blijkt dat het wetsartikel tevens is bedoeld om een mondelinge toezegging van een werkgever dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd te formaliseren via in dit geval de schriftelijke aanzegplicht. Met deze aanzegplicht wil de wetgever voorkomen dat een werkgever wel al mondeling aan de werknemer toezegt de arbeidsovereenkomst te verlengen, maar deze toezegging vervolgens niet nakomt en de werknemer alsnog na het einde van het dienstverband op zoek moet gaan naar een nieuwe baan. In zoverre beoogt het wetsartikel de positie van de werknemer te versterken.
4.6.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde emailcorrespondentie kan worden opgemaakt dat Arbo Active niet tevreden was over het functioneren van [verzoeker] . Reden waarom zij begin oktober 2015 aan [verzoeker] een voorstel heeft gedaan over de invulling van zijn dienstverband tot datum einde van de arbeidsovereenkomst, te weten 1 maart 2016. Vervolgens zijn partijen in onderhandeling getreden, zoals volgt uit de hierboven onder 2. weergegeven correspondentie. Dit heeft erin geresulteerd dat [verzoeker] tot datum einde contract is vrijgesteld van zijn werkzaamheden en dat hij op 15 oktober 2015 ook zijn laptop en gsm heeft ingeleverd. In bedoelde correspondentie heeft Arbo Active ook verschillende keren te kennen gegeven dat [verzoeker] vrijgesteld is van het verrichten van arbeid tot het einde van het contract. Daarnaast blijkt uit [verzoeker] email van 15 oktober 2015 dat hij op die dag afscheid heeft genomen van zijn collega’s. Verder staat vast dat [verzoeker] tot 1 maart 2016 geen werkzaamheden meer voor Arbo Active heeft verricht. Dat hij zich op enig moment tot Arbo Active heeft gewend om hem weer toe te laten tot het werk is gesteld noch gebleken. Op de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] in dat verband aangegeven dat tussen partijen in de periode van 15 oktober 2015 tot 1 maart 2016 geen contact is geweest.
4.7.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat vanaf 15 oktober 2015 bij [verzoeker] ook maar enige onzekerheid heeft bestaan of kan hebben bestaan over de vraag of de tijdelijke arbeidsovereenkomst nog zou worden voortgezet. Het moet voor [verzoeker] duidelijk zijn geweest dat die arbeidsovereenkomst op de tussen partijen afgesproken datum van 1 maart 2016 zou eindigen. Door [verzoeker] zijn ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die bij hem mogelijke twijfel over een voortzetting zouden kunnen hebben opgeroepen. De kantonrechter is van oordeel dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest om in een geval als het onderhavige, waarbij voor de werknemer redelijkerwijze al langere tijd geen enkele onzekerheid of onduidelijkheid kan hebben bestaan over het niet voortzetten van de tijdelijke arbeidsovereenkomst, deze werknemer desondanks aanspraak te geven op betaling van de aanzegvergoeding als de werkgever zijn schriftelijke aanzegverplichting niet is nagekomen. Het verzoek tot veroordeling van Arbo Active tot betaling van de aanzegvergoeding wordt derhalve afgewezen.
4.8.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Arbo Active begroot op nihil, nu zij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Arbo Active begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.F. Milders en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
918