Rb. Den Haag, 02-06-2015, nr. 3330631 RL EXPL 14-25321
ECLI:NL:RBDHA:2015:6327
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
02-06-2015
- Zaaknummer
3330631 RL EXPL 14-25321
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:6327, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 02‑06‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2015/1131
AR-Updates.nl 2015-0565
GZR-Updates.nl 2015-0293
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0565
Brightmine 2015-414110
Uitspraak 02‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Betaling onregelmatigheidstoeslag over vakantie- en verlofuren aan verpleegkundige die uitsluitend in nachtdienst werkt
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
TFH
Rolnummer: 3330631 RL EXPL 14-25321
Datum: 2 juni 2015
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],eiser,gemachtigde mr. M. Vetkamp,
tegen
de stichtingSTICHTING HAGAZIEKENHUIS,gevestigd te Den Haag, gedaagde, gemachtigde mr. M.E.C.M. Paumen.
1. Procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
de dagvaarding d.d. 6 augustus 2014 met producties;
- -
de conclusie van antwoord, met producties;
- -
de aantekeningen overgelegd door de beide gemachtigden voornoemd ter comparitie van 15 januari 2015;
- -
de aantekeningen van de griffier van de op 15 januari 2015 gehouden comparitie van partijen.
2. Feiten
2.1
Eiser is vanaf 1 april 1996 bij gedaagde in dienst, laatstelijk als [functie] gedurende 28 uur per week, tegen een bruto maandsalaris van € 2.793,86 exclusief onregelmatigheidstoeslag, vakantietoeslag en andere emolumenten. Gedaagde is op 1 juni 2013 wegens pensionering uit dienst getreden. Op de arbeidsverhouding is de CAO Ziekenhuizen van toepassing.
2.2
In het arrest d.d. 15 september 2011 van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak C-155/10 (Williams e.a. tegen British Airways plc) overweegt het hof onder meer:
“(…)
Elke last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt, wordt gerekend tot de globale beloning van de werknemer, zoals, in het geval van lijnpiloten, de tijd die zij vliegend doorbrengen, die noodzakelijkerwijs deel moet uitmaken van het bedrag waarop de werknemer recht heeft gedurende zijn jaarlijkse vakantie.
(…)
Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of er een intrinsiek verband bestaat tussen de verschillende componenten van het globale loon van de werknemer en de uitvoering van de taken die hem zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. Deze beoordeling dient betrekking te hebben op een gemiddelde over een representatief geachte periode. (…)”
Het hof beslist vervolgens als volgt:
“Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 7 van richtlijn 2003/88 en clausule 3 van de Europese Overeenkomst aldus moeten worden uitgelegd dat een lijnpiloot tijdens zijn jaarlijkse vakantie niet alleen recht heeft op behoud van zijn basissalaris maar ook op alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die hem in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij in het kader van zijn globale beloning een financiële vergoeding ontvangt en voorts ook alle componenten die samenhangen met het personeels en beroepsstatuut van de lijnpiloot. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of de diverse componenten waaruit de globale beloning van die werknemer bestaat, aan deze criteria voldoen.”
Dit arrest is nog verduidelijkt in het arrest C-539/12 d.d. 22 mei 2014.
2.3
Bij brief van 21 augustus 2013 heeft eiser aanspraak gemaakt op onregelmatigheidstoeslag over de vakantie-uren over de afgelopen vijf jaren verhoogd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50%.
3. Vordering en verweer
3.1
Eiser vordert veroordeling van gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan eiser van:
- de onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren ten bedrage van € 5.554,72 bruto over het tijdvak van 21 augustus 2008 tot 1 juni 2013;
- de wettelijke verhoging ex artikel 7: 625 BW over het gevorderde bedrag;
- de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van dagvaarden tot aan de dag der algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten ad € 652,74;
- de proceskosten.
3.2
Eiser legt aan zijn vordering kort gezegd ten grondslag dat gedaagde het loonbegrip voor de bepaling van het vakantiegeld onjuist toepast. Hij verwijst naar de onder 2.2 genoemde arresten.
3.3
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat voor zover van belang hieronder besproken zal worden.
4. Beoordeling
4.1
De kantonrechter overweegt dat artikel 7:639 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon behoudt, terwijl artikel 7:645 BW bepaalt dat daarvan niet ten nadele van werknemer kan worden afgeweken. Wat onder het begrip loon verstaan dient te worden is uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie als hiervoor vermeld. Bepalend voor de vraag of een werknemer recht heeft op onregelmatigheidstoeslag gedurende zijn vakantie is het antwoord op de vraag of de toeslag intrinsiek samenhangt met de hem opgedragen taken.
4.2
In onderhavige zaak staat vast dat gedaagde uitsluitend in nachtdiensten werkte, waarvoor hij een onregelmatigheidstoeslag ontving. Gelet op de bestendigheid van het ’s nachts werken dient de conclusie te zijn dat de onregelmatigheidstoeslag een intrinsiek deel uitmaakt van de aan eiser toegekende taken waarvoor hij genoemde toeslag ontving.
4.3
Een en ander wordt niet anders doordat de toepasselijke CAO bepaalt dat werknemers tijdens vakantie recht hebben op behoud van salaris, waarbij salaris gedefinieerd wordt als bruto-maandsalaris exclusief onder meer vergoeding voor onregelmatige diensten. Geoordeeld moet worden dat een dergelijke bepaling in strijd is met het dwingend recht als hiervoor vermeld. Dat gedaagde vorderingen als de onderhavige niet meer kan doorberekenen aan de ziektekostenverzekeraars of verdisconteren in de destijds geldende CAO betekent niet dat zij in strijd met dwingende rechtsbepalingen mag handelen. Dat de redelijkheid of billijkheid zich verzet tegen onverkorte handhaving van een dwingende rechtsbepaling valt niet in te zien, althans gedaagde draagt daarvoor onvoldoende argumenten aan. De door gedaagde aangevoerde omstandigheden dat toewijzing van de vordering in strijd zou zijn met de CAO, partijen gebonden en betrokken zijn, de CAO algemeen verbindend is verklaard en een standaardkarakter heeft en toewijzing van de vordering precedentwerking zal hebben en zal leiden tot ontoelaatbare toename van de loonsom waar gedaagde geen budget voor heeft, brengen niet de door gedaagde gestelde strijd met de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid met zich mee. Gedaagde heeft wel aangevoerd dat doorbetaling van onregelmatigheidstoeslag tijdens vakantie haar jaarlijks een bedrag kost van circa € 960.000,-, maar onduidelijk is welke groep werknemers zij daarbij als relevant heeft betrokken en ook of voor alle werknemers in deze groep geldt dat de onregelmatigheidstoeslag onderdeel is van het loon. Daarbij komt dat dit bedrag, zo al juist, voor een ziekenhuis van de grootte als gedaagde (3600 werknemers) niet onoverkomelijk voorkomt. Deze uitspraak is in lijn met het arrest van het hof Den Haag d.d. 2 juli 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:2244) zodat de kantonrechter gedaagde ook niet volgt in haar verweer dat eiser deze procedure kennelijk zou hebben ingesteld als drukmiddel in de CAO-onderhandelingen. Gedaagde draagt ten slotte onvoldoende argumenten aan om aan te kunnen nemen dat er sprake is van schuldeisersverzuim bij eiser als bedoeld in artikel 6:89 BW.
4.4
Het verweer dat een eventueel veroordelend vonnis een stroom van zaken zou kunnen losmaken waardoor voor gedaagde onoverkomelijke financiële moeilijkheden zullen ontstaan is onvoldoende feitelijk onderbouwd. De in dat verband door gedaagde betrokken stelling dat nabetaling van de onregematigheidstoeslagen de loonsom met 0,5 % zou doen toenemen (zo al juist) , leidt zonder nadere gemotiveerde onderbouwing, welke ontbreekt, niet tot de conclusie dat daardoor voor gedaagde onoverkomelijke moeilijkheden ontstaan. Aldus heeft zij onvoldoende gesteld om haar nog in de gelegenheid te stellen haar stellingen op dit punt nader te onderbouwen. De omstandigheid dat eiser in augustus 2013 (pas) heeft geklaagd rechtvaardigt ook geen beroep op matiging. Het beroep op matiging treft dan ook geen doel.
4.5
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering tot betaling van onregelmatigheidstoeslag over het tijdvak 21 augustus 2008 tot 1 juni 2013 zal worden toegewezen. Gedaagde heeft immers geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag. Tegen de wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan is geen verweer gevoerd, zodat ook daarvan uitgegaan zal worden. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 10%.
4.6
De door eiser gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn door gedaagde gemotiveerd betwist. Tegenover die betwisting heeft eiser nagelaten een behoorlijke specificatie te verstrekken van de buiten rechte verrichte werkzaamheden, zodat deze vordering als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen.
4.7
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen de onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren ten bedrage van€ 5.554,72 bruto over het tijdvak van 21 augustus 2008 tot 1 juni 2013, met de wettelijke verhoging ad 10% en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 6 augustus 2014 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 812,80, waarvan € 93,80 kosten dagvaarding, € 219,-- griffierecht en € 500,-- salaris voor de gemachtigde;
- verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. T.F. Hesselink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2015.