Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 55
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2024.
- Bronpublicatie:
18-02-2020, PbEU 2020, L 62 (uitgifte: 02-03-2020, regelingnummer: 2020/283)
- Inwerkingtreding
22-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2020, PbEU 2020, L 62 (uitgifte: 02-03-2020, regelingnummer: 2020/283)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
1.
De in enigerlei vorm uit hoofde van deze verordening verstrekte of verzamelde inlichtingen, daaronder begrepen alle inlichtingen waartoe een ambtenaar toegang heeft gehad in de in de hoofdstukken VII, VIII en X bedoelde situaties alsook in de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en bij de overeenkomstige bepalingen die voor uniale instanties gelden. De inlichtingen mogen alleen worden gebruikt in de omstandigheden waarin deze verordening voorziet.
Dergelijke inlichtingen mogen worden gebruikt voor de vaststelling van de grondslag, de inning of de administratieve controle van de belastingen.
Deze inlichtingen kunnen bovendien worden gebruikt om andere heffingen, rechten en belastingen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (1).
Deze inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt in gerechtelijke procedures die tot boetes kunnen leiden en die worden ingesteld in verband met inbreuken op de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de wettelijke bepalingen betreffende de rechten van de gedaagden en getuigen in deze procedures.
1 bis.
De in hoofdstuk V, afdeling 2, bedoelde inlichtingen worden alleen voor de in lid 1 bedoelde doeleinden gebruikt, wanneer zij zijn geverifieerd aan de hand van andere inlichtingen in verband met belastingen waarover de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de beschikking hebben.
2.
De door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie naar behoren gemachtigde personen hebben slechts toegang tot deze inlichtingen voor zover dat noodzakelijk is voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van de elektronische systemen die worden gehost door de Commissie en door de lidstaten worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van deze verordening.
3.
In afwijking van lid 1 staat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt toe dat deze inlichtingen in de lidstaat van de verzoekende autoriteit ook voor andere doeleinden worden gebruikt, indien de wetgeving van de lidstaat van de aangezochte autoriteit het gebruik van de inlichtingen voor soortgelijke doeleinden toestaat.
4.
Wanneer de verzoekende autoriteit van mening is dat inlichtingen die zij van de aangezochte autoriteit heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, kan zij de inlichtingen aan deze autoriteit doorgeven. Zij stelt de aangezochte autoriteit daarvan vooraf in kennis. De aangezochte autoriteit kan het doorgeven van de inlichtingen aan een derde verbinden aan de voorwaarde dat zij daarin vooraf moet toestemmen.
5.
Op alle in deze verordening bedoelde bewaring, verwerking of uitwisseling van inlichtingen zijn de Verordeningen (EU) 2016/679(2) en (EG) nr. 45/2001(3) van het Europees Parlement en de Raad van toepassing. Voor de juiste toepassing van deze verordening beperken de lidstaten evenwel de draagwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in de artikelen 12 tot en met 15, 17, 21 en 22 van Verordening (EU) 2016/679. Dergelijke beperkingen mogen niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de in artikel 23, lid 1, onder e), van die verordening bedoelde belangen te vrijwaren, in het bijzonder om:
- a)
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen hun taken naar behoren te vervullen voor de doeleinden van deze verordening, of
- b)
te voorkomen dat officiële of gerechtelijke informatieverzoeken, analyses, onderzoeken of procedures in het kader van deze richtlijn worden belemmerd, en ervoor te zorgen dat het voorkomen, onderzoeken en opsporen van belastingontduiking en -fraude niet in het gedrang komt.
De verwerking en de bewaring van inlichtingen als bedoeld in deze verordening geschieden uitsluitend met het oog op de in artikel 1, lid 1, van deze verordening genoemde doeleinden en de inlichtingen worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze verordening voor andere doeleinden, zoals commerciële doeleinden, is verboden. De termijnen voor de bewaring van deze inlichtingen worden beperkt tot de mate waarin dat voor de verwezenlijking van deze doeleinden noodzakelijk is. De termijnen voor de bewaring van de in artikel 17 van deze verordening bedoelde inlichtingen worden bepaald in overeenstemming met de in de wetgeving van de betrokken lidstaat vastgestelde verjaringstermijnen, maar bedragen niet meer dan tien jaar.
Voetnoten
PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).