Einde inhoudsopgave
Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014
Artikel 12 Partijen
Geldend
Geldend vanaf 11-07-2017. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 12-06-2017
- Bronpublicatie:
07-06-2017, Stcrt. 2017, 37347 (uitgifte: 10-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-07-2017, terugwerkend tot: 12-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-06-2017, Stcrt. 2017, 37347 (uitgifte: 10-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Centrale Raad van Beroep
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Als partij in de (hoger) beroepsprocedure worden in ieder geval aangemerkt:
- a.
de appellant;
- b.
het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;
- c.
het bestuursorgaan dat het aan goedkeuring onderworpen besluit heeft genomen;
- d.
het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen waarover in administratief beroep is beslist.
2.
Indien het een zaak in hoger beroep betreft, wordt tevens in ieder geval de indiener van het beroepschrift in eerste aanleg als partij aangemerkt.
3.
Het college stelt ambtshalve de daarvoor in aanmerking komende bij hem bekende derden-belanghebbenden een termijn van twee weken om kenbaar te maken of zij als partij aan het geding willen deelnemen.
4.
Op een verzoek om een derde als partij aan het geding deel te laten nemen, beslist het college binnen vier weken na de ontvangst.
5.
Van een beslissing om een derde als partij aan het geding te laten deelnemen, kan het college op elk moment in de procedure terugkomen.
6.
Als partij in de verzoekschriftprocedure wordt in ieder geval aangemerkt:
- a.
de verzoeker;
- b.
het bestuursorgaan dat de schade beweerdelijk heeft veroorzaakt.
7.
De leden 2, 3, 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de verzoekschriftprocedure als bedoeld in het zesde lid.