NJ 1951/394
Naast de uitspraak, dat dagv. nietig is, is er geen plaats voor de beslissing, dat het O. M. ontvankelijk is.Is de aanzegging van de dag der t.r.z. van den Hogen Raad door den P.-G. een daad van vervolging i.d.z. van art. 73 Sr.?
HR 10-04-1951, ECLI:NL:HR:1951:218, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 april 1951
- Magistraten
Mrs Fick, Sinninghe Damsté, Feber, Vrij, van Berckel
- Zaaknummer
[10041951/NJ_1951-394]
- Conclusie
Concl. A.-G. van Asch van Wijck.
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS134175:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1951:218, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑04‑1951
- Wetingang
Essentie
Naast de uitspraak, dat dagv. nietig is, is er geen plaats voor de beslissing, dat het O. M. ontvankelijk is.Is de aanzegging van de dag der t.r.z. van den Hogen Raad door den P.-G. een daad van vervolging i.d.z. van art. 73 Sr.?
Samenvatting
Het onderzoek naar de geldigheid van de dagv., waaronder mede vervat het onderzoek betreffende de vraag of de t.l.l. voldoet aan de daaraan door art. 261 Sv. gestelde eisen, behoort volgens het bepaalde in art. 348 Sv. aan het onderzoek naar de ontvankelijkheid van het O. M. vooraf te gaan en, indien eerstgemeld onderzoek ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.