Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2003
- Bronpublicatie:
29-01-2002, Trb. 2002, 33 (uitgifte: 20-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-02-2004, Trb. 2004, 25 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- a.
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- b.
een filiaal;
- c.
een kantoor;
- d.
een fabriek;
- e.
een werkplaats;
- f.
een boerderij of plantage;
- g.
een mijn, een oliebron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat eveneens:
- a.
een plaats van uitvoering van een bouwwerkproject, van constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden, of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezichthoudende aard, maar alleen indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden een periode van zes maanden overschrijdt;
- b.
het verlenen van diensten, daaronder begrepen diensten van adviserende aard, door een onderneming door middel van een werknemer of ander personeel die door de onderneming daarmee zijn belast, maar alleen indien werkzaamheden van dien aard (voor hetzelfde of een daarmee samenhangend project) in het land worden verricht gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijd van twaalf maanden een totaal van drie maanden te boven gaan.
4.
Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht, indien:
- a.
gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- b.
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of uitstalling;
- c.
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking door een andere onderneming;
- d.
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- e.
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
5.
Een persoon die in een van de beide Staten voor een onderneming van de andere Staat werkzaam is — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zevende lid — wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting beschouwd, indien:
- a.
hij een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen of koopwaar voor de onderneming; of
- b.
hij in de eerstbedoelde Staat een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert namens de onderneming.
6.
Een verzekeringsonderneming van een van de beide Staten wordt, behoudens voor zover het herverzekering betreft, geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten, indien zij op het grondgebied van die andere Staat premies int of aldaar aanwezige risico's verzekert door middel van een werknemer of een vertegenwoordiger die geen onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zevende lid is.
7.
Een onderneming van een van de beide Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, indien deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Indien evenwel zulk een makelaar, commissionair of andere vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verricht voor die onderneming zelf of voor die onderneming en andere ondernemingen die zij beheerst of door welke zij wordt beheerst, wordt hij niet geacht een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van dit lid te zijn.
8.
De enkele omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de beide Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst, dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op een andere wijze), stempelt een van de beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.