Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1024/2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
Artikel 5 Macroprudentiële taken en instrumenten
Geldend
Geldend vanaf 03-11-2013
- Bronpublicatie:
15-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1024/2013)
- Inwerkingtreding
03-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1024/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Wanneer zulks passend is of vereist wordt geacht, en onverminderd lid 2 van dit artikel, leggen de nationale bevoegde autoriteiten of nationale aangewezen autoriteiten van de deelnemende lidstaten aan de kredietinstellingen kapitaalbuffervereisten op, waaraan zij op het juiste niveau overeenkomstig het Unierecht moeten voldoen, bovenop de in artikel 4, lid 1, onder d), van deze verordening, bedoelde eigenvermogensvereisten, met inbegrip van anticyclische bufferpercentages, evenals elke andere maatregel waarmee in de specifiek in het toepasselijke Unierecht bepaalde gevallen, wordt beoogd systeemrisico's of macroprudentiële risico's te ondervangen, en waarin is voorzien in en volgens de procedures van de Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU. Tien werkdagen voordat het besluit in kwestie wordt genomen, stelt de betrokken autoriteit de ECB naar behoren in kennis van haar voornemen. Wanneer de ECB bezwaar aantekent, doet zij binnen vijf werkdagen schriftelijk opgave van haar redenen. Alvorens het passende besluit te nemen, maakt de betrokken autoriteit een gedegen afweging van de argumenten van de ECB.
2.
Indien zulks nodig wordt geacht, kan de ECB, in plaats van de nationaal bevoegde autoriteiten of de nationaal aangewezen autoriteiten van de deelnemende lidstaat, aan de kredietinstellingen strengere kapitaalbuffervereisten opleggen, waaraan zij op het relevante niveau overeenkomstig het Unierecht moeten voldoen, naast de in artikel 4, lid 1, onder d), van deze verordening, bedoelde eigenvermogensvereisten, met inbegrip van anticyclische bufferpercentages, mits aan de voorwaarden van de leden 4 en 5 van dit artikel is voldaan, en strengere maatregelen ter bestrijding van systeemrisico's of macroprudentiële risico's op het niveau van kredietinstellingen toepassen in de gevallen die specifiek in het toepasselijke Unierecht worden genoemd, met inachtneming van de procedures die zijn vermeld in de Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU.
3.
Elke nationale bevoegde autoriteit of een nationale aangewezen autoriteit kan de ECB voorstellen om krachtens lid 2 te handelen teneinde de specifieke situatie van het financiële stelsel en de economie in haar lidstaat aan te pakken.
4.
Indien de ECB voornemens is te handelen overeenkomstig lid 2, werkt zij bij het overwegen van maatregelen nauw samen met de nationale aangewezen autoriteiten in de betrokken lidstaten. Met name geeft zij tien werkdagen voordat zij het besluit in kwestie neemt, kennis van haar voornemen aan de betrokken nationale bevoegde autoriteiten of nationale aangewezen autoriteiten. Wanneer een van deze autoriteiten bezwaar aantekent, doet zij binnen vijf werkdagen schriftelijk opgave van haar redenen. Alvorens het passende besluit te nemen, maakt de ECB een gedegen afweging van deze argumenten.
5.
Bij de uitvoering van de in lid 2 bedoelde taken houdt de ECB rekening met de specifieke situatie van het financiële stelsel, de economische situatie en de economische conjunctuur in de afzonderlijke lidstaten of delen daarvan.