Zie bijvoorbeeld HR 12 januari 2010, LJN BK4192 (niet gepubliceerd) en HR 12 januari 2010, LJN BK0972.
HR, 04-09-2012, nr. 11/01327
ECLI:NL:HR:2012:BX4260
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-09-2012
- Zaaknummer
11/01327
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BX4260
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX4260, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑09‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX4260
ECLI:NL:HR:2012:BX4260, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑09‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX4260
- Vindplaatsen
Conclusie 04‑09‑2012
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/01327
Mr. Knigge
Zitting: 29 mei 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 8 oktober 2010 verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak in eerste aanleg van het onder 1 tenlastegelegde en verdachte wegens onder 2. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een geldboete van € 900,-, subsidiair achttien dagen hechtenis.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. A.A. Bart, advocaat te Veenendaal, een middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel
- 4.1.
Het middel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
- 4.2.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 15 januari 2008 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
- 4.3.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht West, nummer PL0917/08-015680, van 19 maart 2008, met de daarbij behorende bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, (bladzijden 10 t/m 14 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 10: In het onderzoek werden als verdachte aangemerkt [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], [woonplaats], en [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], [woonplaats]. Beide personen zijn eigenaar van het schildersbedrijf dat in het perceel (het hof leest in: [a-straat 1] te Utrecht) werd gehuisvest. Op 15 januari 2008 werd binnengetreden.
bladzijde 11: Ik zag in de door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] omschreven ruimten hennepplanten van het geslacht Cannabis, vermeld op de lijst II onderdeel B van de Opiumwet geteeld werden. Ik telde in totaal 79 planten in ruimte 3. Voorts zag ik 156 lege potten, waarin geen planten meer stonden, in ruimte 1. De hennepplanten werden door mij, hennepcoördinator, geschat op ongeveer 1 week oud. Door mij zijn twee representatieve plantjes uit ruimte 3 als monster veilig gesteld alsmede monsters van aangetroffen plantdelen. Deze zijn door mij geanalyseerd.
2.
(...)
3.
het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht west, nummer PL0917/08-015680, van 15 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 4], surveillant van politie, (bladzijden 33 t/m 36 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 33: Ik en mijn broer [verdachte] zijn eigenaar van het pand, de [a-straat 1] te Utrecht. Ik en mijn broer hebben daar een schildersbedrijf. Het is een kooppand en is in ons beider bezit.
bladzijde 34: De hennepkwekerij, zoals die is aangetroffen, heb ik ingericht. Ik ben met de bouw van de kamers ongeveer een half jaar geleden begonnen. Half november 2007 heb ik voor het eerst de planten neergezet. Dit is nu de tweede keer dat ik stekjes heb staan.
4.
de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof van 24 september 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik word [verdachte] genoemd. Ik wist wel dat er een hennepkwekerij in het pand aan de [a-straat 1] te Utrecht van ons schildersbedrijf was. Het pand is van mijn broer [medeverdachte] en mij. De hennepkwekerij was boven de zaak gevestigd.
5.
het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht west, nummer PL0917/08-015680, van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, (bladzijden 42 en 43 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 42: U vraagt mij of ik een persoon ken die de naam [betrokkene 1] heeft. Ik ken een persoon met de voornaam [voornaam betrokkene 1]. Als we het over dezelfde persoon hebben, dan heeft die [betrokkene 1] de spullen voor de hennepkwekerij voor ons naar Utrecht gebracht. Als jullie in januari dit jaar bij ons binnenkwamen, dan is het bouwen van de kweekruimten ongeveer een half jaar daarvoor begonnen."
- 4.4.
Voorts heeft het Hof met betrekking tot het bewijs het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof is van oordeel dat verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit, te weten het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennepplanten, moet worden aangemerkt als medepleger, nu verdachte willens en wetens heeft samengewerkt met zijn broer en mededader bij het voorhanden hebben van de hennepplanten. De hennepkwekerij bevond zich in het bedrijfspand van verdachte en zijn broer. Verdachte wist dat zijn broer de hennepkwekerij in hun bedrijfspand exploiteerde. Hij heeft zich daarvan niet gedistantieerd. Aldus heeft verdachte de hennepkwekerij tezamen en in vereniging met in ieder geval zijn broer aanwezig gehad."
- 4.5.
Het gaat in deze zaak niet om een hennepplantage die is aangetroffen in een ruimte die door de verdachte is verhuurd en waarover die verdachte derhalve in het algemeen weinig tot geen feitelijke heerschappij uitoefent. In casu had de verdachte als mede-eigenaar volledige zeggenschap over de bedrijfsruimte waarin de kwekerij zich bevond. Van het bestaan van die kwekerij was hij voorts volledig op de hoogte. De verdachte heeft aldus zelf alle bestanddelen van de delictsomschrijving vervuld en had daarom eenvoudig veroordeeld kunnen worden wegens het plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten. Voor de op het feit gestelde straf had dat geen verschil gemaakt. Ik zou menen dat de verdachte daarom bij zijn klacht geen belang heeft, maar de Hoge Raad denkt daarover anders.1.
- 4.6.
De vraag is dus of de verdachte en zijn broer moeten worden aangemerkt als plegers die elk voor zich de delictsomschrijving hebben vervuld, dan wel of zij zo nauw en volledig met elkaar hebben samengewerkt dat van medeplegen kan worden gesproken. Daarbij is van belang dat de vereiste samenwerking geen betrekking heeft op het telen van de hennep. Daarvan is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken. De vraag is enkel of de verdachte en zijn broer hebben samengewerkt bij het aanwezig hebben van de hennep. Dat aanwezig hebben is een nogal passieve gedraging die in de kern neerkomt op een nalaten. Het verwijt is in wezen dat de dader aan de aanwezigheid van de hennep geen einde heeft gemaakt hoewel hij daartoe wel gehouden was omdat de hennep zich in zijn machtssfeer bevond. Dat betekent mijns inziens dat ook het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben een nogal passief gebeuren kan zijn. Een actieve bijdrage aan het aanwezig zijn van de planten is niet nodig om van een volledige en bewuste samenwerking met betrekking tot het aanwezig hebben te kunnen spreken. Voor gezamenlijk aanwezig hebben lijkt mij voldoende dat daaraan een stilzwijgende afspraak ten grondslag ligt. Als de beide broers op grond van hun onderlinge verstandhouding er over en weer van op aan konden dat de ander over de aanwezigheid van de hennep niet moeilijk zou doen, lijkt mij het medeplegen gegeven.
- 4.7.
Het Hof heeft uit de bewijsmiddelen mijns inziens kunnen afleiden dat verdachte ermee instemde dat zijn broer in hun gezamenlijke bedrijfsruimte een hennepkwekerij begon. Het is immers hoogst onwaarschijnlijk dat verdachtes broer, alleen al vanwege het risico van ontdekking, zich er niet vooraf van heeft verzekerd dat verdachte met het opzetten van de kwekerij akkoord ging. Het tegendeel is door of namens de verdachte ook niet aangevoerd. Hij verklaarde zelfs (bewijsmiddel 5) dat [betrokkene 1] de spullen voor de kwekerij "voor ons" naar binnen heeft gebracht. Dat duidt toch op een gezamenlijke onderneming.
5.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑09‑2012
Uitspraak 04‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht medeplegen.
Partij(en)
4 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/01327
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 8 oktober 2010, nummer 21/003938-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Bart, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering kan volgen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 15 januari 2008 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.3.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht West, nummer PL0917/08-015680, van 19 maart 2008, met de daarbij behorende bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, (bladzijden 10 t/m 14 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 10:
In het onderzoek werden als verdachte aangemerkt
[Medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], [woonplaats], en
[Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], [woonplaats].
Beide personen zijn eigenaar van het schildersbedrijf dat in het perceel (het hof leest in: [a-straat 1] te Utrecht) werd gehuisvest. Op 15 januari 2008 werd binnengetreden.
bladzijde 11:
Ik zag dat in de door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] omschreven ruimten hennepplanten van het geslacht Cannabis, vermeld op de lijst II onderdeel B van de Opiumwet geteeld werden. Ik telde in totaal 79 planten in ruimte 3. Voorts zag ik 156 lege potten, waarin geen planten meer stonden, in ruimte 1. De hennepplanten werden door mij, hennepcoördinator, geschat op ongeveer 1 week oud. Door mij zijn twee representatieve plantjes uit ruimte 3 als monster veilig gesteld alsmede monsters van aangetroffen plantdelen. Deze zijn door mij geanalyseerd.
2.
het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Paardenveld, nummer PL0917/08-015680, van 15 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, (bladzijde 19 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als relaas en/of bevindingen van verbalisant - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 19:
Op 15 januari 2008 heb ik onderzoek ingesteld in verband met een aantal in beslag genomen planten uit een hennepkwekerij. Ik onderzocht deze planten middels determinatie ter vaststelling van de plantensoort. In elke kweekruimte werden in totaal twee monsters genomen van de aanwezige planten. Ik zag aan de kleur, de vorm en de stand van de bladeren op de stengel van de geselecteerde planten dat deze de uiterlijke kenmerken hadden van hennepplanten. Tevens rook ik dat de geur die de planten verspreidden overeen kwam met de kenmerkende geur van hennepplanten. Ten behoeve van de drugsidentificatie werd gebruik gemaakt van een door de politie Utrecht voorgeschreven drugstestkit van de fabrikant [A] BV. Ik gebruikte daarbij een ampul van de drugsidentificatietest "cannabis", waarmee hennep, waaronder wordt begrepen elk deel van de plant van het geslacht cannabis dan wel gebruikelijke vaste mengsels van hennephars en plantaardige elementen van hennep kunnen worden aangetoond. De testwerkzaamheden werden uitgevoerd conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Ik zag dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden dat de in beslag genomen planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis. Deze plantensoort staat vermeld op lijst II, onderdeel B, van de Opiumwet.
3. het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht west, nummer PL0917/08-015680, van 15 januari 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 4], surveillant van politie, (bladzijden 33 t/m 36 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 33:
Ik en mijn broer [verdachte] zijn eigenaar van het pand, de [a-straat 1] te Utrecht. Ik en mijn broer hebben daar een schildersbedrijf. Het is een kooppand en is in ons beider bezit.
bladzijde 34:
De hennepkwekerij, zoals die is aangetroffen, heb ik ingericht. Ik ben met de bouw van de kamers ongeveer een half jaar geleden begonnen. Half november 2007 heb ik voor het eerst de planten neergezet. Dit is nu de tweede keer dat ik stekjes heb staan.
4. de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof van 24 september, 2010, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik word [verdachte] genoemd. Ik wist wel dat er een hennepkwekerij in het pand aan de [a-straat 1] te Utrecht van ons schildersbedrijf was. Het pand is van mijn broer [medeverdachte] en mij. De hennepkwekerij was boven de zaak gevestigd.
5. het proces-verbaal van de politie Utrecht, district Utrecht west, nummer PL0917/08-015680, van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] voornoemd, (bladzijden 42 en 43 van het (stam)proces-verbaal nummer PL0917/08-008182 van 26 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], voornoemd), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] - zakelijk weergegeven -:
bladzijde 42:
- U.
vraagt mij of ik een persoon ken die de naam [betrokkene 1] heeft. Ik ken een persoon met de voornaam [voornaam betrokkene 1]. Als we het over dezelfde persoon hebben, dan heeft die [betrokkene 1] de spullen voor de hennepkwekerij voor ons naar Utrecht gebracht. Als jullie in januari dit jaar bij ons binnenkwamen, dan is het bouwen van de kweekruimten ongeveer een half jaar daarvoor begonnen."
- 2.3.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit, te weten het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennepplanten, moet worden aangemerkt als medepleger, nu verdachte willens en wetens heeft samengewerkt met zijn broer en mededader bij het voorhanden hebben van de hennepplanten. De hennepkwekerij bevond zich in het bedrijfspand van verdachte en zijn broer. Verdachte wist dat zijn broer de hennepkwekerij in hun bedrijfspand exploiteerde. Hij heeft zich daarvan niet gedistantieerd. Aldus heeft verdachte de hennepkwekerij tezamen en in vereniging met in ieder geval zijn broer aanwezig gehad."
- 2.4.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte de hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander of anderen aanwezig heeft gehad, is gelet op hetgeen het Hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld, toereikend gemotiveerd.
- 2.5.
Het middel faalt.
- 3.
Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 4 september 2012.