Rb. Amsterdam, 31-03-2015, nr. AMS 14-3236
ECLI:NL:RBAMS:2015:1872
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
31-03-2015
- Zaaknummer
AMS 14-3236
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2015:1872, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 31‑03‑2015
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2016:2640, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Wob. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Van meet af aan bestond onder de Wob geen rechtens te respecteren procesbelang. Gebruik van bestuursrechtelijke rechtsbescherming in verband met verkrijging openbaar memo wordt getypeerd als misbruik.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/3236
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2015 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr.drs. J.J.O. Zandt),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigden: mr. G. van der Meer en mr. J. den Dulk).
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
1. Eiser heeft op 3 september 2013 bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), onderdeel van verweerder, naar aanleiding van een artikel in het NRC Handelsblad met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om een kopie van het memo dat het CJIB aan leasemaatschappijen heeft verstuurd.
2. Verweerder heeft bij brief van 5 november 2013 op dit verzoek gereageerd. Het memo is al enige tijd openbaar en terug te vinden op de website van de Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen (VNA). Verweerder heeft daarbij een link naar die website opgenomen. De Wob is niet van toepassing op openbare documenten en daarom is geen sprake van een besluit, aldus verweerder in de brief.
3. Bij het bestreden besluit van 15 april 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder kon het memo al op 16 augustus 2013 op het internet worden gevonden. Het memo was ten tijde van het Wob-verzoek van eiseres al openbaar en daarom is geen sprake van een besluit. Verder lag het op de weg van eiseres om onderzoek te doen naar het memo voordat het Wob-verzoek werd ingediend, aldus verweerder.
4. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder gemotiveerd betoogd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege misbruik van recht. Eiseres heeft deze stelling ter zitting weersproken, en benadrukt dat wel degelijk door de Wob beschermde belangen in het geding zijn.
5. De rechtbank stelt voorop dat het beroep is gericht tegen een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar op de grond dat openbaarmaking reeds heeft plaatsgevonden (waardoor daarover geen Wob-besluit meer valt te nemen en bezwaar niet mogelijk is).
6. De feitelijke juistheid van de mededeling dat het memo reeds naar buiten is gebracht, is in beroep niet (meer) betwist. Dat heeft echter niet geleid tot intrekking van het beroep, maar tot handhaving ervan.
7. Voor instelling of handhaving van het beroep heeft de rechtbank geen redelijk belang kunnen ontdekken. De gemachtigde van eiseres heeft een dergelijk belang ter zitting ook niet kunnen aanvoeren.
Zoals verweerder van meet af heeft aangegeven, waren en zijn de stukken reeds openbaar. Dat is van de zijde van eiseres in de kern ook niet betwist.
Gelet daarop bestond er waar het betreft de kern van de zaak van meet af aan onder de Wob geen rechtens te respecteren procesbelang voor eiseres, en bestaat dat thans evenmin.
8. Dat had eiseres ook al van meet af aan duidelijk kunnen zijn; voorzover dat al niet het geval was met de publicatie in de NRC, dan toch met de brief van verweerder van 5 november 2013.
Eiseres had in plaats van te procederen ook de mogelijkheid van eenvoudige feitelijke verificatie van de mededeling van verweerder.
Eiseres heeft echter geen van die keuzes gemaakt. Zij heeft gekozen voor het zonder enig redelijk doel en zonder praktische noodzaak opstarten van bestuursrechtelijke procedures onder de Wob, waarbij zij zelfs ook nevenprocedures is gestart (zoals met betrekking tot het niet tijdig beslissen en het vorderen van een dwangsom). En dan heeft zij zich ook nog doen vertegenwoordigen door een professionele gemachtigde.
Dat kan niet anders worden getypeerd dan als overmatige reactie en als misbruik van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming.
9. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard wegens misbruik van procesrecht. Alle verzoeken van eiseres worden daarmee afgewezen.
Er is geen aanleiding voor een vergoeding van griffierecht of een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Waar verweerder niet heeft verzocht om eiseres in de proceskosten te veroordelen, blijft een dergelijke veroordeling ook achterwege.
10. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, kan en zal de rechtbank hetgeen inhoudelijk is aangevoerd buiten behandeling laten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter,
in aanwezigheid van mr. C. Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2015.
griffier
rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden aan partijen op:D: C