Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Sint Maarten
Artikel 24 Procedure voor onderling overleg
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een land of van beide landen voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze rijkswet, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die landen voorziet, de kwestie voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het land waarvan hij inwoner is. De kwestie dient te worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze rijkswet, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2.
De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de kwestie in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van het andere land op te lossen, met het oog op de vermijding van belastingheffing die niet in overeenstemming is met de rijkswet. Elke bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande de eventuele verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de landen.
3.
De bevoegde autoriteiten van de landen trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van deze rijkswet in onderling overleg op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting te vermijden in gevallen die niet in deze rijkswet zijn geregeld.
4.
De bevoegde autoriteiten van de landen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen met het doel een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
5.
Indien:
- a.
een persoon uit hoofde van het eerste lid een kwestie heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een land omdat de maatregelen van een of van beide landen ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die persoon niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze rijkswet; en
- b.
de bevoegde autoriteiten er niet in slagen om binnen twee jaar nadat de kwestie is voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van het andere land overeenstemming te bereiken teneinde de kwestie op te lossen overeenkomstig het tweede lid;
wordt elk onopgelost vraagstuk dat voortvloeit uit de kwestie op verzoek van de persoon voorgelegd voor arbitrage. De arbitrale uitspraak is bindend voor beide landen en wordt ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele termijnen in de nationale wetgeving van deze landen, tenzij de rechtstreeks betrokken persoon de wederzijdse overeenstemming voor de tenuitvoerlegging van de arbitrale uitspraak niet aanvaardt.
6.
De landen regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van het vijfde lid.
7.
De bevoegde autoriteiten van de landen kunnen ter zake van overeenstemming in het kader van een onderling overleg op basis van een van de voorgaande leden, tevens overeenkomen dat het land waar deze overeenstemming leidt tot additionele belastingheffing, met betrekking tot de deze additionele belastingheffing geen belastingverhogingen, administratieve boetes, rente en kosten zal opleggen, indien het andere land, waar ingevolge deze overeenstemming sprake is van een overeenkomstige vermindering van belasting, afziet van de betaling van rente verschuldigd met betrekking tot een dergelijke vermindering van belasting.
8.
Indien overeenstemming is bereikt voor gevallen waarin:
- a.
als gevolg van de toepassing van artikel 3, tweede lid, met betrekking tot de uitleg van een niet omschreven uitdrukking; dan wel
- b.
als gevolg van kwalificatieverschillen, bijvoorbeeld van een inkomensbestanddeel of van een persoon;
een situatie van dubbele belasting of dubbele vrijstelling zou optreden, zal deze oplossing, na bekendmaking daarvan door beide bevoegde autoriteiten, voor de toepassing van deze rijkswet ook in andere, soortgelijke gevallen, bindend zijn.