Rb. Noord-Holland, 22-08-2013, nr. 14/701575-12
ECLI:NL:RBNHO:2013:10958
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
22-08-2013
- Zaaknummer
14/701575-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:10958, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 22‑08‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 22‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Vrijspraak drie aanrandingen in kapperszaak. Aangaande twee aangiftes kan, op grond van de verschillen tussen de verklaringen in de verschillende fases van de aangiftes, niet uitgesloten worden dat er sprake is geweest van onderlinge beïnvloeding die ten koste gaat van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van de aangeefsters. In derde aangifte wordt door aangeefster niet verklaard dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft begaan. Vrijspraak. Vorderingen benadeelde partijen niet-ontvankelijk.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Strafrecht
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/701575-12
Uitspraakdatum: 22 augustus 2013
Tegenspraak
Promisvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2013 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar alsmede van wat mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar, namens de benadeelde partijen [aangeefster 2] en [aangeefster 3], naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 24 juli 2012 in de gemeente Hoorn NH, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en die ontuchtige handeling(en) hierin dat verdachte, terwijl hij bezig was de nek en/of schouder(s) van die [aangeefster 1] te masseren, onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [aangeefster 1] heeft vastgepakt en/of betast;
Feit 2:
hij in of omstreeks de maand augustus 2012 in de gemeente Hoorn NH, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en die ontuchtige handeling(en) hierin dat verdachte, terwijl hij bezig was het gezicht en/of de hals/nek van die [aangeefster 2] te masseren, althans met creme in te smeren, onverhoeds zijn hand in de kleding van die [aangeefster 2] heeft gestoken en de borst(en) van die [aangeefster 2] heeft vastgepakt en/of betast;
Feit 3:
hij op of omstreeks 27 september 2012 in de gemeente Hoorn NH, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en die ontuchtige handelingen(en) hierin dat verdachte, terwijl hij bezig was de rug en/of de benen en/of de armen van die [aangeefster 3] te masseren, onverhoeds
-over haar borst(en) heeft gewreven en/of
-massageolie in haar onderbroek heeft gegoten en/of
-zijn hand in haar onderbroek heeft gedaan en/of
-haar schaamstreek heeft betast.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
Op 30 september 2012 heeft mevrouw [aangeefster 3] telefonisch contact opgenomen met de afdeling Zeden van de politie te Hoorn. Zij heeft verteld dat zij was aangerand door een man genaamd [verdachte] (verder te noemen: verdachte), in de nieuw geopende [kapsalon] te Hoorn. Op 2 oktober 2012 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden, waarna mevrouw [aangeefster 3] op 6 november 2012 aangifte heeft gedaan tegen verdachte van het feit dat zij door hem tijdens een massage in de kapperszaak was betast aan borsten en schaamstreek.
Op 30 september 2012 kwam er een tweede telefonische melding binnen bij de afdeling Zeden van de politie te Hoorn van mevrouw [aangeefster 1]. Op 19 november 2012 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden, waarna mevrouw [aangeefster 1] diezelfde dag aangifte heeft gedaan tegen verdachte van het feit dat hij haar in de kapsalon tijdens een massage bij haar borsten had betast.
Op 29 november 2012 heeft mevrouw [aangeefster 2] telefonisch contact opgenomen met de afdeling Zeden van de politie te Hoorn. Op 2 december 2012 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden, waarna mevrouw [aangeefster 2] op 11 december 2012 aangifte heeft gedaan tegen verdachte. Zij heeft daarbij verteld dat de kapper van [kapsalon] te Hoorn met zijn handen in haar decolleté ging.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten.
De rechtbank dient thans de vraag te beantwoorden of de genoemde beschuldigingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, waarbij de drie aangiftes tevens als schakelbewijs in de onderscheiden zaken kunnen worden gebruikt
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Zijns inziens zijn er in het dossier aanwijzingen te vinden voor het mechanisme van “collaborative storytelling”, wat er toe heeft geleid dat op zijn minst de mogelijkheid is ontstaan dat men achteraf handelingen of ervaringen anders kan zijn gaan duiden. Uit het dossier blijkt dat er contact is geweest tussen betrokkenen, onmiddellijk dan wel middellijk, waardoor niet meer objectief en boven iedere redelijke twijfel verheven, is vast te stellen wat er in de te onderscheiden situaties is gebeurd. Het materiaal is daardoor onvoldoende betrouwbaar om een bewezenverklaring op te baseren. Daarmee is een constructie van schakelbewijs onmogelijk geworden
4.3
Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende vast komen staan. Verdachte is met zijn vrouw en twee kinderen in 2008 in Nederland gekomen en heeft in 2012 in Hoorn een salon geopend, waar zowel kapperswerkzaamheden werden verricht, alsook werd geëpileerd, de nagels werden verzorgd en massage werd aangeboden. De inschrijving in de Kamer van Koophandel dateert van [datum]. Verdachte heeft aangegeven vier tot zes weken later de salon te hebben geopend, dus in de tweede helft van juni 2012. Verdachte werkte hier fulltime, soms bijgestaan door zijn oudste dochter. Achter in de winkel bevond zich nog een ruimte met een massagetafel. Verdachte bood zijn klanten als “klantentrekker” een kwartier gratis massage aan. Ter zitting is duidelijk geworden dat verdachte zeer gebrekkig Nederlands spreekt. Ter zitting bleek ook dat het, ondanks de aanwezigheid van een tolk in de Arabische taal, buitengewoon moeilijk was met verdachte inhoudelijk te praten over de verdenkingen, zijn ervaringen in het massagevak, zijn werkzaamheden in Irak, maar wel werd duidelijk dat hij uitdrukkelijk ontkent bij eventuele massages te ver te zijn gegaan, en borsten of schaamstreek te hebben beroerd.
De rechtbank dient te beoordelen of het aan verdachte ten laste gelegde ondanks zijn uitdrukkelijke ontkenning als wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Allereerst beoordeelt de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde
In haar aangifte heeft mevrouw [aangeefster 2] verklaard dat zij denkt ergens in augustus 2012 [kapsalon] te hebben bezocht, puur uit nieuwsgierigheid omdat zij zelf ook kapster is. Op de eerste dag dat verdachte zijn zaak open had is ze naar binnen gegaan. Verdachte heeft haar wenkbrauwen geëpileerd. Vervolgens heeft verdachte met een verkoelende zalf haar gezicht gemasseerd. Tijdens deze massage is verdachte met zijn handen langs haar hals naar beneden gegaan en is vervolgens met beide handen in haar decolleté gegaan. Verdachte heeft de bovenkant van haar borsten aangeraakt, waarbij hij een klein stukje haar bh is in gegaan. [aangeefster 2] is hiervan geschrokken, zij heeft haar handen op haar decolleté gelegd en is, na eerst gevraagd te hebben wat verdachte voor het epileren kreeg, weggegaan. De dag erna heeft ze dit tegen haar bazin, eigenares van een kapsalon in Hoorn, verteld.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster niet verklaart dat verdachte de ten laste gelegde handelingen – het vastpakken en/of betasten van de borsten van [aangeefster 2] – heeft begaan. Dat kan dan ook niet op basis van de aangifte worden bewezen verklaard en bij gebrek aan andere bewijsmiddelen wordt verdachte derhalve van feit 2 vrijgesproken.
Bij de beoordeling van de feiten 1 en 3 is het volgende van belang
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - waarin op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR) wordt gedoeld op de gehele tenlastelegging en niet slechts op een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling verbiedt de rechter tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bij de beoordeling of een verklaring van een getuige voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, moet een onderscheid worden gemaakt tussen een verklaring die uitsluitend de betrouwbaarheid van de getuige kan ondersteunen en een verklaring die als zelfstandig bewijsmiddel kan worden gebezigd voor de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit. Zo is een verklaring van horen zeggen van een getuige een verklaring die uitsluitend de betrouwbaarheid van die getuige kan ondersteunen. Een dergelijke verklaring is immers uit dezelfde bron afkomstig als de oorspronkelijke getuigenverklaring en kan dan ook niet als zelfstandig bewijsmiddel worden gebruikt.
Tot slot dient het ondersteunende bewijs betrekking te hebben op de kern van het ten laste gelegde delict. Daarbij merkt de rechtbank op dat noch in de wet, noch in de jurisprudentie de eis wordt gesteld dat het steunbewijs betrekking heeft op alle in de tenlastelegging genoemde handelingen.
Op zich ontbreken ten aanzien van de in de aangiftes van aangever [aangeefster 1] en aangever [aangeefster 3] beschreven aanrandingen, andere getuigenverklaringen van personen die bij de tenlastegelegde feiten aanwezig zijn geweest.
Wel is aanwezig de verklaring van verdachte zelf die bevestigt dat hij in de kapsalon massages heeft gegeven en daar massageolie bij gebruikt. De rechtbank acht echter deze verklaring onvoldoende ondersteuning van de aangiftes, nu deze immers enkel een bevestiging is van de verhouding masseur – cliënte, waarbinnen de strafbare handelingen zouden zijn gepleegd. Verdachte ontkent daarbij juist expliciet handelingen te hebben verricht die buiten het verband van de met cliënten afgesproken massage zouden zijn gegaan. Evenals de officier van justitie ter zitting heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de door getuige [getuige 1] overhandigde dvd met camera-opnames van een andere, door verdachte verrichte massage en de antwoorden die de gebrekkig Nederlands sprekende verdachte aldaar zou hebben gegeven op vragen over die massage, niet voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten kan worden gebezigd, nu de door aangevers gestelde grensoverschrijdende handelingen van verdachte uit bedoelde beelden niet genoegzaam zijn gebleken.
De officier van justitie heeft betoogd dat er meerdere aangiftes zijn waarbij de verklaringen over de gebeurtenissen onderling gelijkenis vertonen, zodat ze over en weer als ondersteunend bewijs kunnen gelden.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk gegeven in beginsel tot ondersteuning zou kunnen dienen, mits maar voldoende is komen vast te staan dat bedoelde onderlinge gelijkenis van de verklaringen niet het gevolg is geweest van onderlinge beïnvloeding door contacten tussen aangevers en getuigen.
Bij de beoordeling van de vraag of in dit licht de verschillende verklaringen van aangevers als schakelbewijs in elkaars zaak kunnen worden gebruikt, overweegt de rechtbank dan ook het volgende;
Uit het procesdossier blijkt dat [aangeefster 1] het incident van 24 juli 2012 aan haar assistent-bedrijfsleider [getuige 4] heeft verteld. Een aantal weken later heeft [aangeefster 1] van [getuige 4] vernomen dat een goede vriendin van hem, genaamd [aangeefster 3], hetzelfde is overkomen. [aangeefster 3] heeft eveneens van vrienden gehoord wat [aangeefster 1] was overkomen. [aangeefster 3] en [aangeefster 1] hebben vervolgens contact met elkaar opgenomen, waarna zij beiden op 30 september 2012 de politie hebben gebeld. Voorts blijkt uit het procesdossier dat [getuige 2] en [getuige 3] aanwezig zijn geweest toen [aangeefster 3] het incident aan haar man heeft verteld. [aangeefster 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij via [getuige 3] heeft gehoord dat er meisjes aangerand of verkracht zouden zijn. [aangeefster 2] heeft haar verhaal bij [getuige 3] gedaan en [getuige 3] heeft vervolgens het verhaal van de andere meisjes verteld.
De rechtbank merkt op dat de aangeefsters in hun aangiftes vertellen dat het ook anderen is overkomen en dat dit voor hen een extra motivatie is om aangifte te doen.
De rechtbank stelt vast dat er een verschil is tussen wat [aangeefster 3] stelt van aangever [aangeefster 1] gehoord te hebben en dat wat [aangeefster 1] vervolgens zelf aangeeft. [aangeefster 3] geeft aan dat [aangeefster 1] haar verteld heeft dat ze haar BH aangehouden heeft en dat de kapper met zijn handen in haar BH gleed. Als [aangeefster 1] belt, nadat ze met [aangeefster 3] heeft gesproken, heeft zij het erover dat de kapper haar BH- bandje losmaakte en haar vol op de borsten aanraakte. In haar aangifte vervolgens verklaart ze dat de kapper haar hielp haar BH helemaal uit te doen en hij haar borsten betastte. Ook constateert de rechtbank een verschil tussen de verklaring van [aangeefster 3] in het informatief gesprek en haar aangifte. In het informatief gesprek op 2 oktober 2012 meldt zij dat hij afzakte richting haar decolleté en in de aangifte op 6 november 2012 verklaart ze dat hij haar BH inging en over haar borsten wreef (pv 50, 1e alinea), terwijl zij later in het verhoor (pv 51, 4e alinea) desgevraagd stelt dat hij niet echt (de welving van) haar borsten maar het borstbeen betastte.
Voorts constateert de rechtbank dat er ruime gelegenheid is geweest om met elkaar en/of anderen over de zaak te praten. [aangeefster 3] wordt een maand na de eerste melding bij de politie gehoord, [aangeefster 1] wordt ruim anderhalve maand na de eerste melding bij de politie gehoord en [aangeefster 2] wordt drie dagen na de eerste melding bij de politie gehoord.
Ten aanzien van feit 3
Zoals hierboven reeds overwogen heeft de rechtbank vastgesteld dat [aangeefster 3] verschillend heeft verklaard omtrent het wrijven over haar borsten door verdachte. De rechtbank overweegt dat, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er onderling contact tussen de aangeefsters is geweest, de rechtbank op grond van de verschillen tussen de verklaringen tijdens de verschillende fases, niet kan uitsluiten dat er sprake is geweest van onderlinge beïnvloeding die ten koste gaat van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van de aangeefsters. Op grond hiervan acht de rechtbank het niet juist om de verklaringen van aangeefsters over en weer als direct schakelbewijs te bezigen. De rechtbank stelt vast dat er ook overigens onvoldoende ondersteuning door enig ander bewijsmiddel is van het tenlastegelegde wrijven over de borsten.
De rechtbank is van oordeel dat het gieten van massageolie in de onderbroek, het doen van de hand in de onderbroek en het betasten van de schaamstreek van [aangeefster 3] niet wettig en overtuigend gewezen kan verklaard nu de verklaring van [aangeefster 3] eveneens op dit punt in onvoldoende mate wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De rechtbank overweegt daarbij in het bijzonder dat de verklaring van de moeder van [aangeefster 3] hier als bewijsmiddel geen zelfstandige betekenis toekomt, nu [aangeefster 3] de bron van deze verklaring is.
Nu verdachte uitdrukkelijk ontkent de ten laste gelegde handelingen te hebben gepleegd, zal de rechtbank verdachte bij gebreke van wettig bewijs vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1
Ook ten aanzien van feit 1, heeft de rechtbank al overwogen dat er verschillen aanwezig zijn tussen de verklaringen die mevrouw [aangeefster 1] in de verschillende fases van de aangifte heeft afgelegd.
De rechtbank overweegt daarbij dat, nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er onderling contact tussen de aangeefsters is geweest, de rechtbank op grond van de verschillen tussen de verklaringen, niet kan uitsluiten dat er sprake is geweest van onderlinge beïnvloeding die ten koste gaat van de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van de aangeefsters. Op grond hiervan ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaringen van aangeefsters over en weer als direct schakelbewijs te bezigen.
Ook hier stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [aangeefster 1] in onvoldoende mate wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Nu verdachte uitdrukkelijk ontkent de ten laste gelegde handelingen te hebben gepleegd, zal de rechtbank verdachte bij gebreke van wettig bewijs vrijspreken.
De rechtbank hecht eraan te benadrukken dat er geen aanwijzingen zijn dat de aangeefsters bepaalde elementen uit hun aangiftes hebben verzonnen en dat zij willens en wetens onwaarheden zouden spreken. Een getuige kan echter in de volle overtuiging dat zijn herinnering juist is, toch een verdraaide herinnering voor ogen hebben als deze daarover verklaart. Door met anderen over de gebeurtenis te praten kan de herinnering vermengd raken met wat hij van anderen heeft gehoord.
De rechtbank realiseert zich terdege dat op grond van het dossier niet uit te sluiten is dat verdachte bij het masseren grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en de zones waarbij vrouwen het gevoel hebben dat deze strikt privé zijn, heeft aangeraakt. Echter, zoals in de inleiding is vermeld, dient de rechtbank in onderhavige zaak – met inachtneming van het strafrechtelijk bewijsstelsel – de vraag te beantwoorden of de ernstige misdrijven zoals ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Nu voor ieder feit enkel een aangifte als wettig bewijsmiddel voorhanden is, dient op basis van de wet vrijspraak te volgen.
5. Vordering benadeelde partij
5.1
[aangeefster 2]
De advocaat mr. A. Koopsen heeft als gemachtigde namens de benadeelde partij [aangeefster 2] vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot schadevergoeding van € 500,00 aan immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is. Zij heeft gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk dient te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
5.2
[aangeefster 3]
De advocaat mr. A. Koopsen heeft als gemachtigde namens de benadeelde partij [aangeefster 3] vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot schadevergoeding van € 1243,05 aan materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is. Zij heeft gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk dient te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
6. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Jansen, voorzitter,
mr. J.H. Gisolf en mr. F.A. Egter van Wissekerke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2013.
Mr. Egter van Wissekerke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.