Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 5
Artikel 94 [Verhuren en verpachten]
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2003
- Bronpublicatie:
22-05-2003, Stb. 2003, 218 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken: 28064)
21-11-2002, Stb. 2002, 588 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26932)
- Inwerkingtreding
01-08-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Genotsrechten
1.
De erfpachter is bevoegd de zaak waarop het recht van erfpacht rust, te verhuren of te verpachten, voor zover in de akte van vestiging niet anders is bepaald.
2.
Na het einde van de erfpacht is de eigenaar verplicht een bevoegdelijk aangegane verhuur of verpachting gestand te doen. Hij kan nochtans gestanddoening weigeren, voor zover zonder zijn toestemming hetzij de overeengekomen tijdsduur van de huur langer is dan met het plaatselijk gebruik overeenstemt of bedrijfsruimte in de zin van de zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 is verhuurd voor een langere tijd dan vijf jaren, hetzij de verpachting is geschied voor een langere duur dan twaalf jaren voor hoeven en zes jaren voor los land, hetzij de verhuring of verpachting is geschied op ongewone voor hem bezwarende voorwaarden.
3.
Hij verliest de bevoegdheid gestanddoening te weigeren, wanneer de huurder of pachter hem een redelijke termijn heeft gesteld om zich omtrent de gestanddoening te verklaren en hij zich niet binnen deze termijn heeft uitgesproken.
4.
Indien de eigenaar volgens de vorige leden niet verplicht is tot gestanddoening van een door de erfpachter aangegane verhuring van woonruimte waarin de huurder bij het eindigen van de erfpacht zijn hoofdverblijf heeft en waarop de artikelen 271 tot en met 277 van Boek 7 van toepassing zijn, moet hij de huurovereenkomst niettemin met de huurder voortzetten met dien verstande dat artikel 269 lid 2 van Boek 7, van overeenkomstige toepassing is.