Proces-verbaal van aangifte door [medewerker autobedrijf] namens [autobedrijf] B.V. te Amsterdam d.d. 29 maart 2017, p. 4-5.
Hof 's-Hertogenbosch, 17-12-2019, nr. 20-002458-17
ECLI:NL:GHSHE:2019:4672
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
17-12-2019
- Zaaknummer
20-002458-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:4672, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 17‑12‑2019; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:836
Uitspraak 17‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Verduistering, het besturen van een personenauto terwijl het rijbewijs ongeldig was verklaard en gevaarzetting in het verkeer. Het hof veroordeelt de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ten aanzien van het bewezen verklaarde van het onder feit 3 ten laste gelegde tot een hechtenis voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-002458-17
Uitspraak : 17 december 2019
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Roermond, van 24 juli 2017 in de strafzaak met parketnummer 03-059705-17 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [verdachte] op [geboortedatum in het jaar] 1958,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een auto (feit 1 primair) en de verduistering van die auto (feit 1 subsidiair). De politierechter heeft het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 2) en ‘overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 3), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem ter zake van feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en ter zake van feit 3 tot hechtenis voor de duur van 2 maanden. Voorts is met betrekking tot het onder feit 3 bewezen verklaarde de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De benadeelde partij [autobedrijf] B.V. is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte en door de officier van justitie in het arrondissement Limburg is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde, het onder feit 1 meer subsidiair (kortweg: oplichting), feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en ten aanzien van feit 3 zal veroordelen tot hechtenis voor de duur van 2 maanden, alsmede ten aanzien van de feiten 2 en 3 de verdachte de bevoegdheid zal ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van deze vordering tot een bedrag van € 972,37, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering. Ten slotte is gevorderd ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van de verdachte heeft zich met betrekking tot het ten laste gelegde, zoals gewijzigd in hoger beroep, gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat de tenlastelegging in hoger beroep en daarmee de grondslag van het onderzoek ter terechtzitting is gewijzigd. Bovendien is het bestreden vonnis niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Honda, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [autobedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, opzettelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [autobedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [medewerker autobedrijf] , althans een medewerker van [autobedrijf] B.V., heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een personenauto, door – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:- zich tegenover die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., voor te doen als een potentiële koper van die personenauto en/of- tegen die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., te zeggen dat hij een proefrit wilde maken en/of- een formulier te ondertekenen waarin was weergegeven dat hij van 13.18 uur tot 14.00 uur een proefrit kon/mocht maken en/of- tegen die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., (impliciet) te zeggen dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs,waardoor die [medewerker autobedrijf] , althans die medewerker van [autobedrijf] B.V., werd bewogen tot afgifte van die personenauto;
2.hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Born, gemeente Sittard-Geleen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de rijksweg A2, althans de Verloren van Themaatweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Born en/of te Buchten, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A2,- met een snelheid van ongeveer 190 km/u heeft gereden, in elk geval hogere snelheden dan aldaar toegestaan en/of- via de afrit 47 van de rijksweg A2 (afslag Born) de kruising met de Aldenhofweg is genaderd en/of vervolgens het voor hem geldende rood licht uitstralende driekleurig verkeerslicht heeft genegeerd en/of- met zeer hoge snelheden (ongeveer 90 à 100 km/u), in elk geval hogere snelheden dan aldaar toegestaan, heeft gereden over de Aldenhofweg en/of Ankersweg en/of Havenweg en/of Verloren van Themaatweg,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair ten laste gelegde
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 1 primair aan hem ten laste is gelegd terecht ter zake van de diefstal van een auto. Het hof is met de politierechter en de advocaat-generaal van oordeel dat daarvan vrijspraak moet volgen, aangezien uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat de verdachte geen wegnemingshandeling heeft verricht die kwalificeert als diefstal in de zin der wet. Mitsdien zal het hof de verdachte vrijspreken van de aan hem onder feit 1 primair tenlastegelegde diefstal van een auto.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 28 maart 2017 te Amsterdam, opzettelijk een personenauto, toebehorende aan [autobedrijf] B.V., en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.hij op 28 maart 2017 te Born, gemeente Sittard-Geleen, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de rijksweg A2, althans de Verloren van Themaatweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie heeft bestuurd;
3.hij op 28 maart 2017 te Born en/of te Buchten, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,- met een snelheid van ongeveer 190 km/u heeft gereden, in elk geval hogere snelheden dan aldaar toegestaan en- via de afrit 47 van de rijksweg A2 (afslag Born) de kruising met de Aldenhofweg is genaderd en vervolgens het voor hem geldende rood licht uitstralende driekleurig verkeerslicht heeft genegeerd en- met hogere snelheden dan aldaar toegestaan, heeft gereden over de Aldenhofweg en Ankersweg en Havenweg en Verloren van Themaatweg,door welke gedragingen van verdachte gevaar werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Uit de aangifte van [medewerker autobedrijf] namens [autobedrijf] B.V. te Amsterdam volgt dat de verdachte op 28 maart 2017 bij dit autobedrijf te kennen gaf dat hij zich oriënteerde op het kopen van een andere auto en dat hij ongeveer € 20.000,00 wilde uitgeven. De verdachte kwam volgens [medewerker autobedrijf] echt geïnteresseerd over. Vervolgens wilde de verdachte een proefrit maken met een Honda CRV uit 2014, waarna een proefritformulier is opgesteld, is ondertekend en de auto aan de verdachte is meegegeven. De verdachte zou, volgens afspraak, de auto maximaal een half uur à drie kwartier meenemen.1.
De verdachte heeft, bij gelegenheid van de voorgeleiding, verklaard dat hij de personenauto bij de garage had geleend voor een proefrit en dat hij deze auto niet heeft teruggebracht. Bij zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de auto meegenomen heeft omdat hij medicijnen moest ophalen in Kerkrade.2.
Na ommekomst van de afgesproken tijd waarop de auto terug moest zijn, te weten 28 maart 2017 te 14.00 uur3., was de auto niet teruggebracht. De verdachte is door de politie op 28 maart 2017 te 18.40 uur gesignaleerd, rijdend in de richting van Maastricht, over de rijksweg A2 en te Born om 19.14 uur aangetroffen in de personenauto en vervolgens aangehouden.4.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat het autobedrijf aan de verdachte, die overkwam als oprechte potentiële koper, een personenauto heeft toevertrouwd voor het maken van een proefrit, waartoe een overeenkomst is opgemaakt op naam van de verdachte. Vervolgens is de personenauto voor dat doel aan de verdachte afgegeven, waardoor hij de auto rechtmatig onder zich had. Echter, nu de verdachte met de auto naar Kerkrade is gaan rijden en de auto niet terug heeft gebracht op de afgesproken tijd, heeft de verdachte zich deze auto wederrechtelijk toegeëigend en heeft hij besloten om met de auto te blijven rijden. Door op deze wijze de auto naar eigen goeddunken ten nutte te maken is de verdachte als heer en meester over die auto gaan beschikken.
Anders dan de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof derhalve van oordeel dat de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden het strafbare feit van verduistering opleveren.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
verduistering.
Het bewezen verklaarde van het onder feit 2 ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde van het onder feit 3 ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, het besturen van een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en aan gevaarzetting in het verkeer. De verdachte heeft op 28 maart 2017 bij een autobedrijf in Amsterdam een auto meegenomen voor het maken van een proefrit. Vervolgens is hij daarmee naar Limburg gereden en heeft hij de auto niet teruggebracht. De verdachte, die in het geheel niet mocht rijden, heeft tijdens de autorit met veel hogere snelheden gereden dan was toegestaan. Daarnaast heeft hij een rood verkeerslicht genegeerd. Diverse weggebruikers moesten uitwijkende manoeuvres maken. Als er uit zijstraten verkeer zou zijn gekomen, dan was een aanrijding onvermijdelijk geweest. Het is niet te danken aan de verdachte dat dit risico zich niet heeft verwezenlijkt, maar slechts aan gelukkig toeval.
Door te handelen zoals onder feit 1 bewezen is verklaard heeft de verdachte het vermogensbelang en het vertrouwen van het autobedrijf, dat hem in goed vertrouwen een auto voor een proefrit heeft meegegeven, ernstig geschonden. Het onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte getuigt er voorts van dat de verdachte zich niets gelegen laat liggen aan de in Nederland geldende verkeerswetgeving. Het hof rekent het de verdachte daarom ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 oktober 2019, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor vele vermogensdelicten en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte leeft van een bijstandsuitkering, zijn schulden afbetaald binnen het kader van de schuldsaneringsregeling, hij alleenstaand is en dat hij te kampen heeft met klachten die passen bij prostaatkanker.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op het justitieel verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof ten aanzien van het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ten aanzien van het bewezen verklaarde van het onder feit 3 ten laste gelegde oplegging van een hechtenis voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van deze voorwaardelijke hechtenis wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [autobedrijf] B.V.
De benadeelde partij [autobedrijf] B.V. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.176,57, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op herstelkosten van een kapotte zijruit, reinigingskosten van de auto, het vervangen van een mattenset en transportkosten, als gevolg van de verduistering van de personenauto.
De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [autobedrijf] B.V. als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof stelt vast dat het gevorderde bedrag inclusief 21% BTW is. Uit de factuur komt evenwel naar voren dat de herstel- en reinigingswerkzaamheden, alsmede het transport, door de onderneming zelf zijn uitgevoerd. Bovendien kan de benadeelde partij, indien en voor zover er over de gestelde posten al BTW zou moeten worden betaald, deze BTW als ondernemer voor de omzetbelasting terugvragen bij de Belastingdienst. In zoverre kan derhalve niet van schade worden gesproken.
Nu de verdediging de vordering niet heeft betwist en de vordering exclusief BTW het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt naar het oordeel van het hof een totaalbedrag van € 972,37 voor toewijzing gereed. Bijgevolg zal het meer of anders gevorderde worden afgewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2017, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [autobedrijf] B.V. is toegebracht tot een bedrag van € 972,37. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor de duur van 19 dagen zal worden toegepast indien de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde van het onder feit 3 ten laste gelegde tot hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken;
bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [autobedrijf] B.V. ter zake van het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde tot het bedrag van € 972,37 (zegge: negenhonderdtweeënzeventig euro en zevenendertig cent) als vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [autobedrijf] B.V., ter zake van het bewezen verklaarde van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde een bedrag te betalen van € 972,37 (zegge: negenhonderdtweeënzeventig euro en zevenendertig cent) aan materiële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 (negentien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 17 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑12‑2019
Proces-verbaal van voorgeleiding in verband met aanhouding d.d. 28 maart 2017, p. 13; proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2017, p. 17 en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 maart 2017, p. 26.
Proefritformulier, ondertekend door de verdachte en namens [autobedrijf] B.V., p. 7. Op het formulier is abusievelijk 27 maart 2017 in plaats van 28 maart 2017 vermeld, zie het daaromtrent opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2017, p. 28.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2017, p. 17.