Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 52 [Onderwijs]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2011
- Bronpublicatie:
13-12-2010, Stb. 2010, 818 (uitgifte: 21-12-2010, kamerstukken: 31915)
- Inwerkingtreding
01-07-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2011, Stb. 2011, 296 (uitgifte: 23-06-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De jeugdige is verplicht tot het volgen van onderwijs dan wel tot het deelnemen aan andere activiteiten in het kader van zijn pedagogische vorming.
2.
In het voor de jeugdige opgestelde perspectiefplan wordt opgenomen welk onderwijs hij volgt of aan welke activiteiten in het kader van zijn pedagogische vorming hij deelneemt. Bij de keuze daarvan worden de mate van beveiliging van de inrichting of de afdeling en het voor de jeugdige geldende stelsel van vrijheden in acht genomen, en wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met redelijke wensen van de jeugdige, alsmede met die van zijn ouders of voogd, stiefouder of pleegouders.
3.
De directeur draagt zorg voor de beschikbaarheid van onderwijs en andere activiteiten in het kader van de pedagogische vorming, alsmede voor de voorziening daarin door daarvoor in aanmerking komende functionarissen.
4.
Onze Minister kan regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden verleend in de kosten die voor de jeugdige aan het volgen van onderwijs en het deelnemen aan activiteiten in het kader van zijn pedagogische vorming, voor zover hierin niet door de directeur van de inrichting kan worden voorzien, kunnen zijn verbonden. Deze voorwaarden kunnen betreffen de aard, de duur en de kosten van deze activiteiten alsmede de vooropleiding van de jeugdige en diens vorderingen.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de eisen waaraan het onderwijs in de inrichting en de andere activiteiten in het kader van de pedagogische vorming moeten voldoen.