Einde inhoudsopgave
Grondwet
Artikel 129 [Verkiezing leden provinciale staten en gemeenteraad]
Geldend
Geldend vanaf 11-10-2006
- Redactionele toelichting
Zie voor de eerste lezing de Wet van 27-03-2002, Stb. 172 (Kamerstukken 28051). Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Wet van 07-09-2006, Stb. 418.
- Bronpublicatie:
20-01-2005, Stb. 2005, 52 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 28727)
- Inwerkingtreding
11-10-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2006, Stb. 2006, 449 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
1.
De leden van provinciale staten en van de gemeenteraad worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders, tevens ingezetenen van de provincie onderscheidenlijk de gemeente, die voldoen aan de vereisten die gelden voor de verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voor het lidmaatschap gelden dezelfde vereisten.
2.
De leden worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.
3.
De artikelen 53, tweede lid, en 59 zijn van toepassing. Artikel 57a is van overeenkomstige toepassing.
4.
De zittingsduur van provinciale staten en de gemeenteraad is vier jaren, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen.
5.
De wet bepaalt welke betrekkingen niet gelijktijdig met het lidmaatschap kunnen worden uitgeoefend. De wet kan bepalen, dat beletselen voor het lidmaatschap voortvloeien uit verwantschap of huwelijk en dat het verrichten van bij de wet aangewezen handelingen tot het verlies van het lidmaatschap kan leiden.
6.
De leden stemmen zonder last.