Rb. Limburg, 19-02-2019, nr. 18/741
ECLI:NL:RBLIM:2019:2759
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
19-02-2019
- Zaaknummer
18/741
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2019:2759, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 19‑02‑2019; (Raadkamer)
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑02‑2019
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Familie en Jeugd
Rekestnummers: 18/741 en 18/744
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken op de op 19 april 2018 ter griffie van de rechtbank Limburg ingekomen verzoekschriften ex artikel 36 en 89 en 591a en van het Wetboek van Strafvordering, van
[verzoeker] , hierna te noemen: verzoeker,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,
domicilie kiezende te 6417 BN Heerlen, Akerstraat 104, ten kantore van zijn raadsman
mr. K. Regter.
De verzoekschriften zijn in een met gesloten deuren gehouden raadkamer behandeld op
5 februari 2019. Gehoord is de officier van justitie en de raadsman van verzoeker.
Verzoeker, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet ter zitting aanwezig.
Verzoeker heeft verzocht om de strafzaak tegen verzoeker, bekend onder proces-verbaalnummer [p.-v.-nr.] , geëindigd te verklaren overeenkomstig het bepaalde in artikel 36 Sv. Dit verzoek is door de gewezen verdachte ondertekend.
Indien voormeld verzoek gegrond wordt verklaard heeft verzoeker een voorwaardelijk verzoek tot toekenning van een vergoeding ingediend ten laste van de Staat ten bedrage van:
- € 355,00 voor de immateriële schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van
ondergane verzekering (1 dag op politiebureau ad € 105,00 en € 250,00 voor compensatie
inbreuk art. 5 EVRM, aantasting eer en goede naam als gevolg publiciteit);
- € 291,57 kosten raadsman;
- € 280,00 dan wel € 550,00 voor de kosten voor opstellen en indienen van het onderhavige
verzoekschrift.
Totaal € 1.196,57
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie kan instemmen met het verzoek om de zaak beëindigd te verklaren.
Het verzoek met betrekking tot immateriële schadevergoeding voor de ondergane detentie dient te worden afwezen. Verzoeker is immers niet in verzekering gesteld. Verzoeker is aangehouden op 29 maart 2014, waarna hij door de politie is gehoord en daarna naar huis gestuurd.
De overige gevraagde kosten kunnen worden toegewezen.
Standpunt verzoeker
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen toevoeging is verstrekt door de Raad voor de Rechtsbijstand, zodat de gemaakte kosten door de raadsman voor vergoeding in aanmerking komen. Alle opgegeven werkzaamheden dateren van na het verhoor van verzoeker door de politie.
Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verzoeker is aangehouden zonder dat er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit was. Dat is in strijd met artikel 5 lid 1 sub c van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM). Nu verzoeker niet in verzekering en/of in voorlopige hechtenis is gesteld, heeft verzoeker niet de mogelijkheid om op basis van artikel 89/591a Sv een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij de raadkamer van de rechtbank. Verzoeker stelt vast dat er geen effectieve procedure is waarin getoetst kon worden of zijn aanhouding rechtmatig was – nu hij is heengezonden en/of de strafzaak is geseponeerd - en/of waarin hij compensatie kan krijgen voor zijn onterechte vrijheidsbeneming. Nu de rechtmatigheid van zijn aanhouding niet getoetst is kunnen worden is sprake van schending van art. 5 EVRM, waarvoor de verzoeker een compensatie van € 250,00 redelijk acht.
Beoordeling
De rechtbank ziet aanleiding om de gevraagde kosten aan materiële schade toe te wijzen.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 89 Strafvordering kan de rechter, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Vast staat dat verzoeker op 29 maart 2014 omstreeks 21.45 uur op het Kloosterraderplein te Kerkrade is aangehouden op verdenking van medeplichtigheid aan diefstal met geweld in vereniging - verschaffen/behulpzaam. Op 29 maart 2014 gaf de hulpofficier van justitie om 22.43 uur het bevel de verzoeker op te houden voor onderzoek. Verzoeker werd op 30 maart 2014 om 11.00 uur gehoord en om 16.00 uur opgehaald door de vader. Verzoeker heeft derhalve een nacht in de politiecel doorgebracht omdat het te laat was om hem diezelfde avond nog te verhoren. Op grond van artikel 56a Sv is dit wettelijk toegestaan.
Nu verzoeker niet in verzekering is gesteld komt hij conform art. 89 Sv niet voor schadevergoeding in aanmerking.
In artikel 5 van het EVRM is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald.
Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure:
a. indien hij op rechtmatige wijze is gedetineerd na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter;
b. indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd, wegens het niet naleven van een overeenkomstig de wet door een gerecht gegeven bevel of teneinde de nakoming van een door de wet voorgeschreven verplichting te verzekeren;
c. indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan;(..)
Niet blijkt uit de overgelegde stukken dat verzoeker onrechtmatig is aangehouden.
De rechtbank is echter van oordeel dat in het licht van artikel 5 EVRM - gelet op de omstandigheid dat verzoeker ten tijde van de aanhouding pas 14 jaar was en hij een nacht in een politiecel heeft moeten doorbrengen, hetgeen veel impact op verzoeker en zijn familie heeft gehad - het redelijk en billijk is hem een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen. De rechtbank zal daarbij aansluiten bij de vergoeding die daarvoor als uitgangspunt wordt gehanteerd bij verblijf in een politiecel (te € 105,00 per dag). De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een hogere schadevergoeding toe te kennen.
De rechtbank zal derhalve een totaalbedrag van € 946,57.
Beslissing:
De rechtbank:
- verklaart de strafzaak met onderhavig parketnummer tegen verzoeker geëindigd;
- stelt het bedrag van de aan verzoeker [verzoeker] voornoemd toekomende vergoeding ten laste van de Staat vast op € 946,57 (zegge negenhonderd en zesenveertig euro en zevenenvijftig eurocent);
- beveelt de griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Regter Advocaten te Heerlen met bankrekeningnummer NL28 ABNA 0464 900 298 onder vermelding van “ [verzoeker] /schadevergoeding”.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.C. Tolkamp-Gazenbeek, griffier en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 19 februari 2019.