Einde inhoudsopgave
Tabaks- en rookwarenregeling
Artikel 2.11
Geldend
Geldend van 01-07-2018 tot 01-04-2025
- Bronpublicatie:
23-04-2018, Stcrt. 2018, 23779 (uitgifte: 26-04-2018, regelingnummer: 1220157-166930-WJZ)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2018, Stcrt. 2018, 23779 (uitgifte: 26-04-2018, regelingnummer: 1220157-166930-WJZ)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Informatierecht / Reclame
1.
Niet-nicotinehoudende vloeistof wordt uitsluitend in de handel gebracht in speciale navulverpakkingen met een volume van ten hoogste 10 ml, in elektronische sigaretten zonder nicotine of in patronen zonder nicotine, met dien verstande dat reservoirs van elektronische sigaretten zonder nicotine of patronen zonder nicotine een volume hebben van ten hoogste 2 ml.
2.
Niet-nicotinehoudende vloeistof bevat geen additieven die zijn genoemd in artikel 7, zesde lid, onderdelen a tot en met c en onderdeel e, van de tabaksproductenrichtlijn.
3.
Bij de productie van niet-nicotinehoudende vloeistof worden uitsluitend zuivere ingrediënten gebruikt. Van andere stoffen dan de ingrediënten die noodzakelijk zijn voor de productie van de niet-nicotinehoudende vloeistof, zijn in de niet-nicotinehoudende vloeistof alleen sporen aanwezig indien deze sporen bij de productie technisch onvermijdelijk zijn.
4.
In niet-nicotinehoudende vloeistof worden uitsluitend ingrediënten gebruikt die, zowel in verhitte als in onverhitte toestand, ongevaarlijk zijn voor de gezondheid van de mens.