Einde inhoudsopgave
Waterwet
Artikel 7.13 [Invordering heffing]
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2009
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met vernummering van de artikelen in 1.1 t/m 10.6, bijlage I, IA en II. Voorheen art. 7.10. Oorspronkelijk art. 7.13 vernummerd tot art. 7.17.
- Bronpublicatie:
20-11-2009, Stb. 2009, 490 (uitgifte: 25-11-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
29-01-2009, Stb. 2009, 107 (uitgifte: 12-03-2009, kamerstukken: 30818)
- Inwerkingtreding
22-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2009, Stb. 2009, 490 (uitgifte: 25-11-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
10-12-2009, Stb. 2009, 549 (uitgifte: 18-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Milieubelastingen (V)
Openbare orde en veiligheid / Rampvoorbereiding
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De heffing ter zake van lozen op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk wordt ingevorderd met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als was deze heffing een rijksbelasting in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 en geschiedt door de zorg van de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van die wet, alsmede door de overige in die wet genoemde functionarissen.
2.
Een voorlopige aanslag voor de in het eerste lid bedoelde heffing waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, is invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3.
Indien toepassing van het tweede lid niet leidt tot meer dan twee maandelijkse termijnen, is de in dat lid bedoelde belastingaanslag twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet invorderbaar.