Hof Amsterdam, 07-03-2018, nr. 23-002936-16
ECLI:NL:GHAMS:2018:768
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-03-2018
- Zaaknummer
23-002936-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:768, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑03‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 07‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Hennepplantage en diefstal stroom – Hof vernietigt vonnis rechtbank, omdat de bewezenverklaring van het tenlastegelegde telen van hennep een kwalificatieve zinsnede bevat
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002936-16
Datum uitspraak: 7 maart 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-680165-15 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2017 en 21 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1: hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2015 tot en met 13 oktober 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] een hoeveelheid van ongeveer 90, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2: hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2015 tot en met 13 oktober 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (van ongeveer 3.179 kWh, ter waarde van 1.027,83 euro), geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op of verbreking een of meer zegel(s) (van/in de hoofdaansluitingskast van de meterkast).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Het hof overweegt in dit verband ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde dat met betrekking tot Opiumwetdelicten de vaak in tenlasteleggingen voorkomende passages als “...zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I/II” moeten worden beschouwd als een louter kwalificatieve zinsnede die geen deel uitmaakt van de feitomschrijving, zodat de bewijsvraag daarop geen betrekking heeft.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de in diens woning aangetroffen hennepplantage– bij het opzetten waarvan de verdachte slechts een geringe rol heeft gespeeld – pas vanaf september 2015 in bedrijf was en er geen eerdere oogst is geweest, zodat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde slechts de periode vanaf september 2015 kan worden bewezenverklaard. De omstandigheden die wijzen op een langere periode en/of een eerdere oogst – de observatie van de politie in augustus 2015 en de conclusie van de fraudespecialist dat (onder meer) de toestand van de kweekapparatuur in de woning van de verdachte duidde op eerder gebruik – zijn onvoldoende om een langere periode bewezen te verklaren, waarbij moet worden betrokken dat de verdachte tweedehands apparatuur gebruikte, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat de hennepplantage van hem was en dat de plantage in juni of juli 2015 is opgezet, maar pas in september 2015 in bedrijf is gegaan. De verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de stelling dat de plantage in de tussenliggende periode zou hebben stilgelegen. Die stelling acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden, temeer omdat de verdachte met de plantage naar eigen zeggen (p. 36) geld wilde verdienen en bij het stilliggen van de kwekerij nu eenmaal geen inkomsten konden worden gegenereerd. De fraudespecialist van Liander N.V. heeft voorts (tegenover de raadsheer-commissaris) verklaard over de vele aanwijzingen die erop duiden dat de hennepplantage al vóór september 2015 in bedrijf was. Gelet op de maanden juni/juli 2015 die de verdachte heeft genoemd, in samenhang met de aanwijzingen van een eerdere teelt/oogst, is het hof van oordeel dat de gehele tenlastegelegde periode kan worden bewezenverklaard. Verder hecht het hof geen geloof aan de stelling van de verdachte – die als enige over een sleutel van de woning beschikte – dat de hennepplantage (vooral) door anderen met behulp van ‘tweedehands spullen’ is opgezet, nu deze stelling in het geheel niet is geconcretiseerd of verifieerbaar gemaakt.
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1: hij in de periode van 22 juni 2015 tot en met 13 oktober 2015 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de Snelleveldstraat 58 een hoeveelheid hennepplanten.
2: hij in de periode van 22 juni 2015 tot en met 13 oktober 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 5753959 van 13 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. 1-3). Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar:
Op 13 oktober 2015 werd binnengetreden in de [adres 2] ter
aanhouding van de aldaar wonende [verdachte], geboren op [geboortedag] 1987, en ter doorzoeking en inbeslagneming. Op de eerste verdieping van genoemd adres werd een hennepplantage aangetroffen. De hennepplantage was volledig in bedrijf. Er stonden 90 planten. Tevens was randapparatuur aanwezig, onder andere transformators en koolstoffilters. Tevens werden er gebruikte knipbenodigdheden aangetroffen. De koolstoffilter was erg vervuild. Tevens waren er verrotte plantdelen aanwezig en gebruikte scharen, zogenaamde cannacutters. De planten die werden aangetroffen waren nog niet in een staat dat ze geknipt dienden te worden.
2. Een geschrift, zijnde een aangifte namens Liander N.V. met nummer 2015-161405, van 21 oktober 2015 (doorgenummerde pag. 13-15). Dit geschrift houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam]:
Ik ben uit hoofde van mijn functie – medewerker van de afdeling Energiefraude van LianderN.V. – bevoegd om aangifte te doen bij de politie van diefstal van energie. Liander N.V. heeft op 13 oktober 2015 in samenwerking met de politie een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting die eigendom is van Liander en die zich bevindt in het perceel aan de [adres 2]. De fraudespecialist M03 trof het volgende aan:
De zegels aan de hoofdaansluitkast waren verbroken. Aan de bovenzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter omliep naar de groepenkast en deze voorzag van elektriciteit. Er was een tweede hoofdzekering bijgeplaatst.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet
via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met documentcode 5752655 van 13 oktober
2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. 34-39).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als de antwoorden (A) van de verdachte op vragen (V) van de verbalisanten:
V: Wie heeft er allemaal een sleutel van de woning (het hof: aan de [adres 2])?
A: Ik ben de enige met de sleutel.
V: Wil je verder over het hennepverhaal nog iets kwijt?
A: De plantage is van mij.
V: De stroom van de hennep was ook omgeleid trouwens. Dat is ook diefstal stroom.
A: Ja.
4. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 juli 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang:
De aangetroffen hennepplantage was van mij. De plantage is in juni of juli 2015 opgezet.
5. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door mr. R.A.F. Gerding, raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam, van 13 juni 2017. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 juni 2017 afgelegde verklaring van getuige [getuige]:
In het dossier word ik vermeld als M03. Ik ben fraudespecialist bij Liander. Dit houdt in dat ik ter plaatse kom als er een vermoeden bestaat dat illegaal stroom of gas wordt afgenomen. In 70% van de gevallen gaat dit samen met illegale hennepteelt. Ik werk nauw samen met de specialisten van de politie.
U toont mij de foto’s van pagina 32 en 33 van het proces-verbaal (het hof: dit betreffen foto’s die gemaakt zijn van ruimtes in de woning van de verdachte waarin o.a. de hennepkwekerij is aangetroffen).
Op foto 5 is een gedeelte van het koolstoffilter te zien. Om de vervuiling van het filterdoek aan te tonen, is de ketting waarmee het filter was opgehangen een stukje opzij getrokken. De afdrukken die u ziet, zijn de plaatsen waar de ketting om het filter zat. Onder de ketting was het filter nog schoon. De stof die is te zien op foto 5 is een combinatie van huisstof en de stof die uit de potgrond komt. Omdat via het filter de lucht wordt weggezogen, zien we dat het stof zich rond om het filter verzamelt. Dat blijft in het doek achter. Daar waar de ketting het filterdoek raakt, komt geen stof. Daardoor kunnen we vaststellen dat de vervuiling van het filterdoek in die specifieke ruimte is opgetreden.
Op foto 6 zijn de plastic potten afgebeeld waarin de hennep werd geteeld. Aan de onderzijde zit een witte aanslag. Het Boomrapport spreekt in zo’n geval van een “zachte indicator” van een eerder teelt.
Op foto 7 is een zogenaamde “tumble trimmer”; te zien is dat die is gebruikt.
Op foto 8 zijn knipschaartjes te zien. Ze zijn niet schoon: er zit een harsaanslag op de handvatten op de schaar zelf. Volgens het Boomrapport is dit een “harde indicatie” van een eerdere teelt.
Op foto 9 zien we de deur die toegang geeft tot de hennepkwekerij. Daarop zijn twee verticale zwart gespikkelde lijnen te zien. Die lijnen zijn huisstof. Die zijn als volgt ontstaan: in de hennepkwekerij heerst een onderdruk om te voorkomen dat de geur van de kwekerij naar buiten gaat. Daardoor wordt lucht van buiten aangezogen en zet het stof dat meekomt zich op de deurpost af. De dikte van de stoflaag die op de foto zichtbaar is, duidt op een langer in bedrijf zijnde kwekerij. Deze waarneming ondersteunt andere waarnemingen die wijzen op een eerdere teelt.
Op foto 10 zijn twee cilinders te zien. Dat zijn de condensatoren van de voorschakelapparatuur. Op de voorste cilinder is een lichte verkleuring te zien. Die is ontstaan doordat ik mijn vinger door de stof heb gehaald. De stoflaag is, zoals we zien, onbeschadigd. Dat zou niet het geval zijn geweest als de voorschakelapparaten eerder op een andere plek zijn gebruikt, dan zou de stoflaag namelijk wel beschadigd zijn.
Op foto 12 is een droognet te zien, waarin hennepresten zichtbaar zijn.
Het onder 2 vermelde geschrift wordt gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten. De hoeveelheid aangetroffen hennepplanten was van dien aard dat de hennep bedoeld moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. Het handelen van de verdachte brengt risico’s mee voor de gezondheid van gebruikers en draagt indirect bij aan schade in de samenleving door de criminaliteit die gepaard pleegt te gaan met de aanschaf van verdovende middelen. Ten behoeve van zijn hennepkwekerij heeft de verdachte bovendien elektriciteit gestolen, waarmee hij aanzienlijke schade aan Liander N.V. heeft toegebracht. De verdachte heeft zich bij dit alles laten leiden door de zucht naar financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 februari 2018 is hij veelvuldig eerder onherroepelijk veroordeeld. Dit wordt in het nadeel van de verdachte gewogen. Bij die stand van zaken kan naar het oordeel van het hof in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daar staat tegenover dat aannemelijk is dat de verdachte voor wat betreft zijn contacten met justitie inmiddels in rustiger vaarwater terecht is gekomen en hij thans, blijkens de door zijn raadsvrouw overgelegde stukken, een baan heeft. In die omstandigheden ziet het hof aanleiding de verdachte (naast een taakstraf) een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, die er mede toe strekt de verdachte weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2018.