NJ 1929, p. 1585
Onherroepelijke machtiging van art. 1228, tweede lid B. W. Vordering tot ontbinding der koopovereenkomst.
HR 10-05-1929, ECLI:NL:HR:1929:111, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 mei 1929
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, Schepel, van Gelein Vitringa en Kirberger.
- Zaaknummer
[10051929/NJ_1929,_p._1585]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102107:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:111, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑05‑1929
- Wetingang
(BW art. 1223.)
Essentie
Onherroepelijke machtiging van art. 1228, tweede lid B. W. Vordering tot ontbinding der koopovereenkomst.
Samenvatting
De hypotheekhouder, die gebruik maakt van het in art. 1223 B. W. bedoeld beding, oefent niet uit een eigen hem persoonlijk toekomend executierecht, maar handelt als lasthebber van den eigenaar.
Hij kan niet tegen den kooper een vordering tot ontbinding der koopovereenkomst instellen, daar hij hierdoor de grenzen der hem gegeven machtiging zou overschrijden.
Partij(en)
C. L. de Waal, wonende te Ossenisse, eischer tot cassatie van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage den 27sten April 1928 tusschen partijen gewezen, advocaat Mr. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.