Rb. Noord-Nederland, 28-11-2022, nr. 18-950090-16
ECLI:NL:RBNNE:2022:4483
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
28-11-2022
- Zaaknummer
18-950090-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2022:4483, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 28‑11‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBNNE:2018:1261, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 06‑04‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:6128
- Wetingang
art. 312 Wetboek van Strafrecht BES
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2022-0720
JIN 2018/83
Uitspraak 28‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie: Bij beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 april 2018, is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte, vanwege de gang van zaken rond de voeging aan het strafdossier van een proces-verbaal van verhoor van een getuige. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 25 juli 2019 voormeld vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen. In het arrest heeft het gerechtshof onder meer vastgesteld dat er sprake is geweest van een onherstelbare vormverzuim maar dat van enige misleiding door het openbaar ministerie van de rechter in zijn controlerende taak of het ondernemen van pogingen daartoe niet is gebleken. Een situatie waarin door of namens het openbaar ministerie is gehandeld in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt, acht het gerechtshof evenmin aan de orde. Het gerechtshof heeft het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verworpen, het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard in de vervolging, het vonnis vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. Ingevolge artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de rechtbank thans, met inachtneming van de vorenstaande vaststellingen, de zaak opnieuw in volle omvang te beoordelen. Nu het gerechtshof heeft beslist dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte dient dit als uitgangspunt te gelden en kan een - hernieuwd - beroep op niet-ontvankelijkheid op dezelfde gronden niet slagen. De door de raadvrouw aangehaalde arresten van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1889 & 1890) vormen naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om de door het gerechtshof vastgestelde feiten en de daaraan te verbinden gevolgen opnieuw te beoordelen. De Hoge Raad overweegt in voornoemde arresten dat er geen aanleiding is substantiële wijziging aan te brengen in het beoordelingskader van de arresten ECLI:NL:HR:2004:AM2533 en ECLI:NL:HR:2013:BY5321 (arresten die door het gerechtshof op 25 juli 2019 in de zaak van verdachte aan de beslissing ten grondslag zijn gelegd). Het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen. Ten aanzien van het bewijs: De vraag die thans voorligt is of verdachte betrokken is geweest bij de woningoverval in Gees en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt dat op basis van de voorhanden stukken niet kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens de overval in de woning aanwezig is geweest. Voor de beoordeling van zijn betrokkenheid dient derhalve te worden gekeken naar momenten voorafgaand aan en volgend op de overval. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat kan worden vastgesteld dat verdachte is meegereisd naar de omgeving van Gees, dat hij vóór en na de overval telefonische contacten heeft onderhouden met de daders en aanwezig is geweest in de omgeving van Gees en dat hij vrijwel gelijktijdig mee terug is gereisd naar Pijnacker. Er zijn voorts sterke aanwijzingen dat de door hem gehuurde auto is gebruikt. De rechtbank overweegt ten aanzien van de juridische beoordeling van het ten laste gelegde medeplegen en het opzet op de dood van [slachtoffer] het volgende. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op al het voorgaande moet worden aangemerkt als medepleger, ook al kan zijn rol op basis van het strafdossier niet exact worden geduid. In een dergelijk geval heeft te gelden, aldus de Hoge Raad, dat als er sprake is van feiten en omstandigheden die op betrokkenheid bij een strafbaar feit duiden, sprake kan zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat het opzet van verdachte was gericht op de diefstal met geweld. De beoogde buit - de inhoud van kluizen, voor het openen waarvan de medewerking van de eigenaar moest worden afgedwongen - en het meenemen van tape en een wapen, zijn daarvoor duidelijke aanwijzingen. Als verdachte al niet wist dat geweld zou worden gebruikt, had hij dit moeten en kunnen voorzien. Voor een bewezenverklaring van gekwalificeerde doodslag dan wel moord is echter vereist dat hij ook opzet had op de dood van het slachtoffer. Hiervan is de rechtbank niet gebleken. Pas nadat sprake was van (fors) verzet door het slachtoffer hebben de drie mededaders ervoor gekozen om ernstig en langdurig geweld toe te passen ten gevolge waarvan het slachtoffer is komen te overlijden. De aansprakelijkheid van verdachte blijft onder die omstandigheden beperkt tot waar zijn opzet op gericht was . Bij een gronddelict dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden volstaat opzet op het gronddelict. Dit leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het meer subsidiair onder B ten laste gelegde feit, medeplegen van diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend. De rechtbank zal verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair onder A tenlastegelegde vrijspreken.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950090-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
28
november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te -volgens zijn eigen verklaring- [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2022 (inhoudelijke behandeling).
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd, dat
primair:
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten diefstal met geweld in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, van een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen op of omstreeks 30 juni 2016 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , tezamen en in
vereniging, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven hebben/heeft beroofd, door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, van een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden, een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 juni 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- samen met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/ofeen of meer
anderen vooraf dat misdrijf te beramen en/of
- -
vooraf duct-tape en/of een of meer andere voor vastbinden geschikte voorwerpenbeschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of anderen en/of
- -
een of meer auto’s te huren waarmee die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3] en/of een of meer anderen zich naar de plaats van het misdrijf zou(den) kunnen begeven en/of
- -
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meeranderen in een of meer auto’s te vervoeren naar de plaats van het misdrijf
- -
gedurende de autorit naar de plaats van het misdrijf telefonisch contact te hebben met die die[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen die (eveneens) onderweg waren/was naar de plaats van het misdrijf en/of
- -
in de directe omgeving van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te gaan staan en/of te blijvenstaan, teneinde bij onraad die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, tijdig te kunnen waarschuwen en/of
- -
door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een ofmeer anderen, nadat voornoemd misdrijf was gepleegd, uit de omgeving van de plaats van het misdrijf te brengen/vervoeren;
meer subsidiair: A.
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk
geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden;
en/of B.
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan/nabij de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of
[benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- -
zich aan die [slachtoffer] en/of die [benadeelde partij 1] hebben/heeft vertoond terwijl hun/zijngezicht(en) waren/was geschminkt, althans waren/was voorzien van kleurstof en/of
- -
die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam hebben/heeft geschopt,gestompt en/of geslagen en/of
- -
met die [slachtoffer] in gevecht/worsteling zijn/is gegaan en/of
- -
de armen/polsen van die [slachtoffer] op diens rug hebben/heeft vastgebonden met een of meersnoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- -
de benen/enkels van die [slachtoffer] hebben/heeft vastgebonden met een of meer snoeren, mettape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- -
een of meer snoeren, althans een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en) om de nek/halsvan die [slachtoffer] hebben/heeft gebonden en/of
- -
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht op die[benadeelde partij 1] , althans dat vuurwapen/voorwerp zichtbaar voor die [benadeelde partij 1] en/of die [slachtoffer] hebben/heeft vastgehouden en/of
- -
dreigend tegen die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gezegd: “Jullie hebben drie kluizen”, althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft vastgepakt en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft meegetrokken/meegenomen naar de benedenverdieping vandie woning en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft bevolen een kantoordeur in die woning te ontsluiten en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft bevolen een tas te geven en/of
- -
dreigend aan die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gevraagd waar de vijftigjes waren, althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
dreigend aan die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gevraagd: “Waar is het bungalowgeld”, althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
die [benadeelde partij 1] (met een voorwerp) tegen het hoofd hebben/heeft geslagen en/of
- -
die [slachtoffer] naar de overloop van die woning hebben/heeft gesleept en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft bevolen op de buik op de vloer te gaan liggen en/of
- -
de armen/polsen en/of de benen/enkels van die [benadeelde partij 1] hebben/heeft vastgebondenmet een of meer riemen, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerpen, en/of - een ring van een vinger en/of een ketting van de hals van die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gerukt/getrokken,
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad:
meest subsidiair: A.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen op of omstreeks 30 juni 2016 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven hebben/heeft beroofd, door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden,
en/of B.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen op of omstreeks 30 juni 201 6 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan/nabij de [adres] , tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of aan verdachte,
waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging niet geweld hierin bestond(en), dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen
- -
zich aan die [slachtoffer] en/of die [benadeelde partij 1] hebben/heeft vertoond terwijl hun/zijngezicht(en) waren/was geschminkt, althans waren/was voorzien van kleurstof en/of - die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam hebben/heeft geschopt, gestompt en/of geslagen en/of
- -
met die [slachtoffer] in gevecht/worsteling zijn/is gegaan en/of
- -
de armen/polsen van die [slachtoffer] op diens rug hebben/heeft vastgebonden met een of meersnoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- -
de benen/enkels van die [slachtoffer] hebben/heeft vastgebonden met een of meer snoeren,met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- -
een of meer snoeren, althans een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en) om de nek/halsvan die [slachtoffer] hebben/heeft gebonden en/of
- -
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht op die[benadeelde partij 1] , althans dat vuurwapen/voorwerp zichtbaar voor die [benadeelde partij 1] en/of die [slachtoffer] hebben/heeft vastgehouden en/of
- -
dreigend tegen die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gezegd: “Jullie hebben drie kluizen”, althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft vastgepakt en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft meegetrokken/meegenomen naar de benedenverdieping vandie woning en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft bevolen een kantoordeur in die woning te ontsluiten en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft bevolen een tas te geven en/of
- -
dreigend aan die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gevraagd waar de vijftigjes waren, althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
dreigend aan die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gevraagd: “Waar is het bungalowgeld”, althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
die [benadeelde partij 1] (met een voorwerp) tegen het hoofd hebben/heeft geslagen en/of
- -
die [slachtoffer] naar de overloop van die woning hebben/heeft gesleept en/of
- -
die [benadeelde partij 1] hebben/heeft bevolen op de buik op de vloer te gaan liggen en/of
- -
de armen/polsen en/of de benen/enkels van die [benadeelde partij 1] hebben/heeft vastgebondenmet een of meer riemen, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerpen, en/of - een ring van een vinger en/of een ketting van de hals van die [benadeelde partij 1] hebben/heeft gerukt/getrokken,
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 juni 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- samen met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/ofeen of meer
anderen vooraf dat misdrijf te beramen en/of
- -
vooraf duct-tape en/of een of meer andere voor vastbinden geschikte voorwerpenbeschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of anderen en/of
- -
een of meer auto’s te huren waarmee die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3] en/of een of meer anderen zich naar de plaats van het misdrijf zou(den) kunnen begeven en/of
- -
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meeranderen in een of meer auto’s te vervoeren naar de plaats van het misdrijf
- -
gedurende de autorit naar de plaats van het misdrijf telefonisch contact te hebben met die die[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen die (eveneens) onderweg waren/was naar de plaats van het misdrijf en/of
- -
in de directe omgeving van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te gaan staan en/of te blijvenstaan, teneinde bij onraad die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, tijdig te kunnen waarschuwen en/of
- -
door die Bournajjoun en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of anderen, nadatvoornoemd misdrijf was gepleegd, uit de omgeving van de plaats van het misdrijf te brengen/vervoeren.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota opnieuw betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte ontvankelijk is. Hij heeft daartoe allereerst verwezen naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2019 in deze zaak1. Voorts heeft hij verwezen naar zijn op 1 december 2021 gegeven schriftelijke standpunt dienaangaande, naar aanleiding van onderzoekswensen van 18 november 2021 van de verdediging. Dit standpunt komt er op neer dat het openbaar ministerie de raadsvrouw niet volgt in haar betoog dat er, na het arrest van het gerechtshof van 25 juli 2019 in de zaak van verdachte, door de Hoge Raad arresten zijn gewezen die zouden nopen tot het oordeel dat het openbaar ministerie wel degelijk niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
In uitzonderlijke situaties is niet ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk stelsel in de kern wordt geraakt.
De rechtbank overweegt het volgende.
Bij beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 april 2018, is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte, vanwege de gang van zaken rond de voeging aan het strafdossier van een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] in opdracht van de officier van justitie mr. A.M. de Vries.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 25 juli 2019 voormeld vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
In het arrest heeft het gerechtshof onder meer vastgesteld dat er sprake is geweest van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, te weten:
- -
het niet auditief registreren van het verhoor van getuige [getuige 1] ;
- -
het opnemen van de passage dat getuige heeft geweigerd te ondertekenen en- het noemen van een onjuiste sluitingsdatum en plaats van ondertekening.
Van de twee laatstgenoemde vormverzuimen stelt het gerechtshof vast dat deze zijn hersteld met de gegeven verduidelijking dan wel opheldering (p. 30 en 31 van het arrest). Van een onherstelbaar vormverzuim is enkel sprake bij het niet auditief registreren van het verhoor van getuige [getuige 1] . Het gerechtshof overweegt dat het het geconstateerde onherstelbare vormverzuim met betrekking tot de auditieve registratie beschouwd als een ernstig vormverzuim, maar dat van enige misleiding door het openbaar ministerie van de rechter in zijn controlerende taak of het ondernemen van pogingen daartoe niet is gebleken. Een situatie waarin door of namens het openbaar ministerie is gehandeld in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt, acht het gerechtshof evenmin aan de orde. Het gerechtshof heeft het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verworpen, het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard in de vervolging, het vonnis vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank.
Ingevolge artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de rechtbank thans, met inachtneming van de vorenstaande vaststellingen, de zaak opnieuw in volle omvang te beoordelen. Nu het gerechtshof heeft beslist dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte dient dit als uitgangspunt te gelden en kan een - hernieuwd - beroep op nietontvankelijkheid op dezelfde gronden niet slagen.
De door de raadvrouw aangehaalde arresten van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1889 & 1890) vormen naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om de door het gerechtshof vastgestelde feiten en de daaraan te verbinden gevolgen opnieuw te beoordelen. De Hoge Raad overweegt in voornoemde arresten dat er geen aanleiding is substantiële wijziging aan te brengen in het beoordelingskader van de arresten ECLI:NL:HR:2004:AM2533 en ECLI:NL:HR:2013:BY5321 (arresten die door het gerechtshof op 25 juli 2019 in de zaak van verdachte aan de beslissing ten grondslag zijn gelegd).
Het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een
bewezenverklaring van het meer subsidiair onder B ten laste gelegde feit gevorderd.
Verdachte dient van het primair, subsidiair en meer subsidiair onder A ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van al het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair, subsidiair en meer subsidiair onder A tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het meer subsidiair onder B tenlastegelegde - medeplegen van diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend - wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 30 juni 2016 om 05:21 uur wordt door aangeefster [benadeelde partij 1] telefonisch melding2 gedaan bij de meldkamer politie van het feit dat zij en haar partner [slachtoffer] zojuist zijn overvallen in hun woning aan de [adres] in [plaats] . De politie gaat met spoed ter plaatse en treft een zeer emotionele [benadeelde partij 1] aan in de woning. Zij vertelt dat haar partner [slachtoffer] boven ligt en is overleden. Op de overloop zien de verbalisanten een levenloze, hevig mishandelde man liggen. Zijn benen zijn bij elkaar gebonden met - onder meer - elektriciteitsdraad en ook om zijn hals is een snoer gewikkeld. Ambulancepersoneel stelt om 05:40 uur vast dat de man is overleden.3 Uit het sectierapport blijkt welk zwaar geweld op [slachtoffer] is toegepast4.
De woning is overhoop gehaald en ook aangeefster [benadeelde partij 1] is geslagen en vastgebonden.
Aangeefster [benadeelde partij 1] verklaart5 dat zij drie overvallers in de woning heeft gezien en dat zij nadrukkelijk vroegen naar drie kluizen.
Door de politie is een grootschalig onderzoek gestart waarbij verschillende mogelijke scenario’s zijn onderzocht. In september 2016 komt er zicht op informatie die uiteindelijk leidt tot de aanhouding van een aantal verdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn inmiddels in deze zaak
onherroepelijk veroordeeld wegens het medeplegen van gekwalificeerde doodslag. [medeverdachte
1] is veroordeeld tot een
gevangenisstraf van tien jaren en een TBS met dwangverpleging. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn beiden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren. Voor de waardering van het feitencomplex verwijst de rechtbank naar de bewijsoverwegingen zoals deze zijn opgenomen in de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de strafzaken tegen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]6.
In de strafzaak tegen verdachte [verdachte] heeft de rechtbank op 6 april 2018 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte, vanwege - kort weergegeven de perikelen rond de verklaring van getuige [getuige 1] . Tegen deze uitspraak van de rechtbank heeft het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld waarna het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 20197 het vonnis waarvan beroep uitgebreid gemotiveerd heeft vernietigd en de zaak heeft teruggewezen naar de rechtbank.
De strafzaak tegen verdachte [verdachte] ligt derhalve thans opnieuw ter beoordeling voor.
Verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij de woningoverval met dodelijke afloop. Dit verwijt is primair ten laste gelegd als medeplegen van gekwalificeerde doodslag, subsidiair als medeplichtigheid aan medeplegen van gekwalificeerde doodslag, meer subsidiair als medeplegen van A moord/doodslag en/of B diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend en meest subsidiair als medeplichtigheid aan medeplegen van A moord/doodslag en/of B diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend.
Verdachte heeft hetgeen hem ten laste is gelegd steeds stellig ontkend en zich overigens beroepen op zijn zwijgrecht.
De vraag die thans voorligt is of verdachte betrokken is geweest bij de woningoverval in [plaats] en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd.
De rechtbank overweegt dat op basis van de voorhanden stukken niet kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens de overval in de woning aanwezig is geweest. Voor de beoordeling van zijn betrokkenheid dient derhalve te worden gekeken naar momenten voorafgaand aan en volgend op de overval.
Uit het dossier komen de volgende voor verdachte belastende feiten en omstandigheden naar voren.
In de aanloop naar de overval in [plaats] vindt in de nacht van 25 op 26 juni 2016 in een garagebedrijf aan de Overmaat 11 in Arnhem een inbraak plaats waarbij geld, een kluis en een auto (Peugeot) worden weggenomen. Aan de hand van de aangifte8, camerabeelden9, telecomgegevens10 en de bekennende verklaring van [medeverdachte 3]11 is te herleiden hoe de
inbraak heeft plaatsgevonden en wie daarbij waren betrokken.
Om 05:15 uur worden twee auto's geflitst die te hard rijden op de Nijmeegseweg in Arnhem. Het betreft de door [verdachte] gehuurde auto met kenteken [kentekennummer] , dezelfde auto die in aanloop naar de overval in [plaats] zal worden gezien, en een auto met vals kenteken
[kentekennummer] .12 Dat de auto met kenteken [kentekennummer] is gehuurd door [verdachte] is vastgesteld aan de hand van het huurcontract met kopie ID kaart en rijbewijs13. Deze auto's zullen later die nacht weer samen geflitst worden, nu tegelijk met de (om 05:15 uur nog te stelen) Peugeot. Om 05:36 uur komen er vijf personen het terrein op. Onder de personen die op de beelden staan bevinden zich [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] .
De werkwijze bij de inbraak in Arnhem kent opvallende overeenkomsten met de enkele dagen later te
plegen overval in [plaats] . Er zijn soortgelijke telecombewegingen te zien en er zijn sterke aanwijzingen dat dezelfde personen zijn betrokken bij beide delicten.
Op de avond vóór de overval in [plaats] bevinden de verdachten zich nog in het westen van het land.
[medeverdachte 3] verklaart14 hierover dat hij in Antwerpen is benaderd in de periode na de inbraak in Arnhem 'om geld te verdienen' en dat hij met één persoon naar Nederland is gegaan. Op 29 juni 2016 om 21:40 uur wordt [medeverdachte 3] in een door [verdachte] gehuurde en bestuurde auto (een VW Golf met kenteken [kentekennummer] ) bij een politiecontrole aangetroffen in Den Haag.15 In de auto zit ook [medeverdachte 2] die, net als [medeverdachte 3] , die avond vanuit België naar Nederland is gereisd.
[verdachte] verklaart bij die politiecontrole dat ze onderweg zijn naar Antwerpen en dat de auto van zijn vader is. Beide punten kloppen niet; het betreft een door hem gehuurde auto en de telefoontoestellen van [verdachte] en [medeverdachte 3] reizen vanaf dat tijdstip naar Amsterdam en juist niet naar België.
[verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rijden naar Amsterdam. De door [verdachte] gehuurde VW Golf met kenteken [kentekennummer] wordt om 22:54 uur gezien op de Wibautstraat in Amsterdam16. Om 22:56 uur probeert de telefoon met nummer [nummer] van [medeverdachte 1] in te bellen bij de telefoon met nummer [nummer] van [verdachte] . Beide toestellen zijn dan in Amsterdam en stralen een mast aan nabij het Prins Bernhardplein.
[medeverdachte 1] wordt opgehaald in Amsterdam en reist mee naar Den Haag.
Vanuit Den Haag begint de reis naar [plaats] . Dit blijkt uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] en uit de opgevraagde historische gegevens17 van de telefoon met nummer [nummer] van [medeverdachte 3] en de telefoons met nummers [nummer] en [nummer] van [medeverdachte 1] .
Op camerabeelden van Straatmakersbedrijf [naam B.V.] te Geesbrug, gemaakt op 30 juni 2016 omstreeks 03.09 uur, zijn twee voertuigen te zien, die in noordoostelijke richting (ri. [plaats] ), over de Coevorderstraatweg rijden. De auto’s rijden op een relatief korte afstand achter elkaar en aan het profiel is te zien dat het hatchback modellen zijn, mogelijk een VW Golf of een Seat Leon.18 De door [verdachte] gehuurde auto met kenteken [kentekennummer] betreft een VW Golf. Om 03:05:08 uur straalt het telefoonnummer [nummer] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , de mast aan in Veeningen (omgeving [plaats] ).
De telefoons van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] vertonen geen activiteit op het tijdstip dat de overval plaatsvindt.
Om 05:27 uur (6 minuten na de melding van de overval door [benadeelde partij 1] ) belt de telefoon met nummer [nummer] van [medeverdachte 3] met de telefoon met nummer [nummer] van
[verdachte] . Het is een gesprek van drie minuten waarbij beide nummers zich bij aanvang bevinden bij een zendmast langs de snelweg bij Hoogeveen. De rechtbank merkt op dat er geen noodzaak is elkaar te bellen als je in dezelfde auto reist; aangenomen moet worden dat zij terug rijden in verschillende auto’s.
Enkele minuten later belt de telefoon van [medeverdachte 3] weer met de telefoon van [verdachte] ; ze bevinden zich dan enkele kilometers westwaarts. Uit mastlocaties is af te leiden dat er ongeveer 5 km afstand is en beide telefoons zich zuidwaarts begeven via de A37 richting Meppel/Zwolle.
In een teliotapgesprek van 23 december 2016 met [naam] zegt [verdachte]19 vanuit de PI dat hij ten tijde van de overval 30 kilometer verder was. Dit komt overeen met de hiervoor genoemde telefoongegevens die [verdachte] om 05:27 uur die nacht in de buurt van Hoogeveen plaatsen.
De informatie verkregen uit de telecomgegevens worden bevestigd door de latere verklaringen van
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] dat zij in de nacht van 29 op 30 juni 2016 op weg zijn gegaan naar [plaats] ( [medeverdachte 1] ), in de woning in [plaats] zijn geweest ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) en daarna zijn teruggereden naar Pijnacker.
De rechtbank overweegt dat voornoemde feiten en omstandigheden voorafgaand en volgend op de overval verdachte niet in de woning plaatsen ten tijde van de overval. Ook kan geen contact worden vastgesteld tussen verdachte en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] tijdens die overval. Wel kan worden vastgesteld dat verdachte is meegereisd naar de omgeving van [plaats] , dat hij vóór en na de overval telefonische contacten heeft onderhouden met de daders en aanwezig is geweest in de omgeving van [plaats] en dat hij vrijwel gelijktijdig mee terug is
gereisd naar Pijnacker. Er zijn voorts sterke aanwijzingen dat de door hem gehuurde auto is gebruikt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de juridische beoordeling van het ten laste gelegde medeplegen en het opzet op de dood van [slachtoffer] het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op al het voorgaande moet worden aangemerkt als medepleger, ook al kan zijn rol op basis van het strafdossier niet exact worden geduid. In een dergelijk geval heeft te gelden, aldus de Hoge Raad20, dat als er sprake is van feiten en omstandigheden die op betrokkenheid bij een strafbaar feit duiden, sprake kan zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat het opzet van verdachte was gericht op de diefstal met geweld. De beoogde buit - de inhoud van kluizen, voor het openen waarvan de medewerking van de eigenaar moest worden afgedwongen - en het meenemen van tape en een wapen, zijn daarvoor duidelijke aanwijzingen. Als verdachte al niet wist dat geweld zou worden gebruikt, had hij dit moeten en kunnen voorzien. Voor een bewezenverklaring van gekwalificeerde doodslag dan wel moord is echter vereist dat hij ook opzet had op de dood van [slachtoffer] . Hiervan is de rechtbank niet gebleken. Pas nadat sprake was van (fors) verzet door [slachtoffer] hebben de drie mededaders ervoor gekozen om ernstig en langdurig geweld toe te passen ten gevolge waarvan
[slachtoffer] is komen te overlijden. De aansprakelijkheid van verdachte blijft onder die omstandigheden beperkt tot waar zijn opzet op gericht was21. Bij een gronddelict dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden volstaat opzet op het gronddelict.
Dit leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het meer subsidiair onder B ten laste gelegde feit, medeplegen van diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend.
De rechtbank zal verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair onder A tenlastegelegde vrijspreken.
Het verweer van de verdediging zoals opgenomen in de pleitnota van de raadsvrouw wordt weerlegd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het meer subsidiair onder B ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: meer subsidiair: B
hij op 30 juni 2016 te [plaats] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan de [adres] , tezamen en
in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen en sieraden en een portemonnee met inhoud en een envelop met inhoud en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1] ,
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming
en
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en/of zijn mededaders
- -
zich aan die [slachtoffer] en die [benadeelde partij 1] hebben vertoond terwijl hun gezichten warengeschminkt, en
- -
die [slachtoffer] in het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam hebben geschopt, gestompten geslagen, en
- -
met die [slachtoffer] in gevecht/worsteling zijn gegaan, en
- -
de armen/polsen van die [slachtoffer] op diens rug hebben vastgebonden met snoeren, met tape enmet kledingstukken, en
- -
de benen/enkels van die [slachtoffer] hebben vastgebonden met snoeren, met tape en metkledingstukken, en
- -
snoeren om de nek/hals van die [slachtoffer] hebben gebonden, en
- -
een pistool hebben gericht op die [benadeelde partij 1] en die [slachtoffer] hebben vastgehouden,en
- -
dreigend tegen die [benadeelde partij 1] hebben gezegd: “Jullie hebben drie kluizen”, en
- -
die [benadeelde partij 1] hebben vastgepakt, en
- -
die [benadeelde partij 1] hebben meegetrokken/meegenomen naar de benedenverdieping van diewoning, en
- -
die [benadeelde partij 1] hebben bevolen een kantoordeur in die woning te ontsluiten, en
- -
die [benadeelde partij 1] hebben bevolen een tas te geven, en
- -
dreigend aan die [benadeelde partij 1] hebben gevraagd waar de vijftigjes waren, en
- -
dreigend aan die [benadeelde partij 1] hebben gevraagd: “Waar is het bungalowgeld”, en
- -
die [benadeelde partij 1] tegen het hoofd hebben geslagen, en
- -
die [slachtoffer] naar de overloop van die woning hebben gesleept, en
- -
die [benadeelde partij 1] hebben bevolen op de buik op de vloer te gaan liggen, en
- -
de armen/polsen en de benen/enkels van die [benadeelde partij 1] hebben vastgebonden metriemen, en
- -
een ring van een vinger en een ketting van de hals van die [benadeelde partij 1] hebbengerukt/getrokken,
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op: meer subsidiair onder B:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het meer subsidiair onder B ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts de gevangenneming van verdachte (bij uitspraakdatum) gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging en subsidiair gepleit voor algehele vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het uit de stukken verkregen beeld van de persoon van verdachte zoals besproken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, de over verdachte opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 november 2022, het uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) ten name van verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend. De rechtbank overweegt dat sprake is van een zeer ernstig strafbaar feit.
Verdachte is samen met zijn drie mededaders ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] ) in de nacht van 30 juni 2016 vanuit de Randstad naar de woning van [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] aan de [adres] in [plaats] gereden met de bedoeling om daar de inhoud van drie kluizen en “bungalow-geld” weg te nemen, zo nodig met toepassing van geweld. [slachtoffer] en [benadeelde partij 1] zijn daarbij in de vroege ochtend in hun slaap totaal overrompeld. Mededaders [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn, met medeneming van duct tape en een vuurwapen, de woning via het balkon bij de slaapkamer van [slachtoffer] binnengeklommen. Zij hebben [slachtoffer] vastgebonden
en zeer fors, niets ontziend geweld op hem toegepast, waardoor hij is komen te overlijden. [benadeelde partij 1] heeft op meerdere momenten met eigen ogen gezien hoe haar partner [slachtoffer] eraan toe was door het tegen hem gebruikte geweld. [benadeelde partij 1] is, nadat zij mee naar beneden moest om de buit te verzamelen, ook vastgebonden. Zij is bedreigd met een vuurwapen, geslagen en heeft verwondingen opgelopen. [benadeelde partij 1] heeft zelf als eerste moeten constateren dat haar partner door het forse geweld overleden was.
Uit de ter terechtzitting door [benadeelde partij 1] voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de ernst en
de impact van dit feit na jaren nog steeds voelbaar is. [benadeelde partij 1] ondervindt tot op heden psychische klachten ten gevolge van de traumatische gebeurtenissen op 30 juni 2016 in [plaats] . Zij is gediagnosticeerd met een posttraumatische-stressstoornis (PTSS).
Het verlies van haar partner [slachtoffer] heeft [benadeelde partij 1] , de kinderen van [slachtoffer] en andere nabestaanden. onmetelijk veel verdriet bezorgd. Zij moeten hun levensgezel, vader, opa, broer of vriend missen en moeten leven met de gedachte dat hij op gruwelijke wijze uit het leven is weggerukt, enkel voor het financieel gewin van de verdachten.
Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte aanwezig is geweest in de woning en eigenhandig geweld heeft toegepast, is de rechtbank van oordeel dat hij voor dat geweld wel medeverantwoordelijk is. Ook verdachte wist dat er duct-tape en een vuurwapen werden meegenomen, dat het doel was kluizen leeg te roven en dat er rekening mee werd gehouden dat de bewoners thuis waren. Geweld tegen bewoners - in dit geval buitensporig geweld - werd daarbij kennelijk gezien als een onvermijdelijk en onlosmakelijk deel van de overval, iets waarvoor verdachte blijkens zijn strafblad ook eerder niet terugschrok.
De rechtbank wijst in dit verband met name naar het de verdachte betreffende uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) waaruit blijkt dat de verdachte in België eerder onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen (waaronder van lange duur) voor het plegen van ernstige strafbare feiten waaronder diefstal met geweld en gebruik van een vuurwapen.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op 13 december 2016, de dag waarop verdachte is aangehouden. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 6 april 2018 uitspraak gedaan in de zaak en daarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard. Nadat door het openbaar ministerie appel was ingesteld heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2019 uitspraak gedaan en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Noord-Nederland. Vervolgens hebben op 21 januari 2020 en 23 november 2021 regiezittingen plaatsgevonden. De rechtbank wijst thans vonnis op 28 november 2022, drie jaar en vier maanden na de uitspraak van het gerechtshof. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren is de redelijke termijn in de laatste fase overschreden met ruim één jaar. De rechtbank constateert voorts dat de berechting van verdachte in drie instanties heeft plaatsgevonden binnen een termijn van zes jaren. Gelet hierop en gelet op de aard en de omvang van het onderzoek in onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn in de laatste instantie is overschreden en dat dit niet dient te leiden tot strafvermindering.
De rechtbank komt, al het bovenstaande in ogenschouw nemend, tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een dermate ernstig feit dat dit niet anders kan worden afgedaan dan met het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij
acht een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, onder aftrek van voorarrest, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden. Deze straf past naar het oordeel van de rechtbank binnen de bandbreedte waarbinnen het gerechtshof de mededaders heeft veroordeeld en doet recht aan de ernst van het feit en de rol van verdachte daarin.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gevangenneming
De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de hiervoor opgenomen bewezenverklaring, dat er ernstige bezwaren en gronden tegen verdachte aanwezig zijn, als bedoeld in artikel 67, derde lid, Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de gevangenneming van verdachte bevolen wordt. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Benadeelde partijen
De volgende (rechts)personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 2]tot een bedrag van € 13.388,56 ter vergoeding van materiële schade,
vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij op grond van de Europese Richtlijn Minimumnormen Slachtoffers (Richtlijn 2012129/EU) verzocht om een vergoeding door de Nederlandse Staat van de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zittingen ter hoogte van € 723,-
2. [ [benadeelde partij 3]tot een bedrag van € 5.441,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
2. [ [benadeelde partij 1]tot een bedrag van € 112.771,93 ter zake van materiële schade (uitgewerkt in de pleitnota van mr. C. Jeekel als scenario 1) en € 25.000 ter vergoeding van immateriële schade, als zijnde een voorschot op het smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Daarbij heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Subsidiair heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van een bedrag van
€ 91.496,93 ter zake van materiële schade (uitgewerkt in de pleitnota van mr. C. Jeekel als scenario 2) en € 25.000 ter vergoeding van immateriële schade, als zijnde een voorschot op het smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De materiële schade bestaat uit de postenkosten: bloemstukken begrafenis, gederfd levensonderhoud, NRL-nota’s, kosten verhuizing, reiskosten psycholoog, gesprekken AG.
De advocaat van benadeelde partij [benadeelde partij 1] , mr. C. Jeekel, heeft op gronden als vermeld in haar brief van 1 november 2022 de vordering aangevuld en nader onderbouwd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Tevens heeft hij gevorderd € 44,80 aan proces-kosten toe te wijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe te wijzen tot een bedrag van totaal € 116.496,93 (conform het door de benadeelde partij als scenario 2 opgevoerde, subsidiair gevorderde), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij dient in het overige deel van de vordering naar het oordeel van de officier niet-ontvankelijk te worden verklaard. Tevens heeft hij gevorderd € 45,76 aan proceskosten toe te wijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op de bepleite niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel vrijspraak, dienen te worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de (oorspronkelijke) vordering van [benadeelde partij 1] subsidiair op het standpunt gesteld dat deze te ingewikkeld is en tot een te zware belasting van het strafgeding leidt en dat de vordering derhalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de gewijzigde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft de raadsvrouw zich formeel op het standpunt gesteld dat de vordering in dit stadium van de behandeling van de strafzaak niet meer kan worden gewijzigd.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen overweegt de rechtbank het volgende.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] de gestelde schade ter hoogte van € 13.388,56 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij op grond van de Europese Richtlijn Minimumnormen Slachtoffers (Richtlijn 2012129/EU) verzocht om een vergoeding door de Nederlandse Staat van de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zittingen ter hoogte van € 723,-. Onder verwijzing naar hetgeen eerder door het gerechtshof in de zaken tegen de
medeverdachten22 op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is overwogen ten aanzien van reis- en verblijfkosten, leidt de rechtbank uit de Europese Richtlijn Minimumnormen Slachtoffers, de Wet houdende implementatie van deze Richtlijn, artikel 260 Sv, de Wet tarieven in strafzaken, het Besluit tarieven in strafzaken, artikel 7 van het Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, en (de memorie van toelichting op) de wet Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer af dat de wetgever heeft bedoeld een voorziening te treffen voor slachtoffers of hun nabestaanden om via de procedure beschreven in artikel 9 van de Wet tarieven in strafzaken te voorzien in de mogelijkheid om een vergoeding ten laste van ‘s Rijks kas te verkrijgen.
De rechtbank zal zich ter zake van deze post dan ook onbevoegd verklaren omdat dit verzoek beoordeeld dient te worden door de griffier via de weg die artikel 9 van de Wet tarieven in strafzaken biedt.
Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor wat betreft de reis- en verblijfkosten ad € 723,- zal worden afgewezen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 44,80, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] de gestelde schade ter hoogte van € 5.441,- heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze
uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De raadsvrouw van benadeelde partij [benadeelde partij 1] , mr. C. Jeekel, heeft op 1 november 2022 een aantal documenten nagezonden ter nadere onderbouwing en matiging van de op 21 februari 2018 ingediende vordering. Deze stukken zien met name op de kosten voor levensonderhoud en brengt de aanvankelijk ingediende vordering tot vergoeding van materiële schade van € 1.194.690,17 terug naar € 112.771,93 (scenario 1) respectievelijk € 91.496,93 (scenario 2).
Ingevolge art. 51g Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een benadeelde partij zich op de terechtzitting in het strafproces voegen tot het moment dat de officier van justitie overeenkomstig art.
311 Sv het woord voert (art. 51g, derde lid, Sv). De rechtbank is van
oordeel dat de op 1 november 2022 ingediende aanvulling en wijziging kan worden toegelaten nu de strafzaak tegen verdachte, na terugwijzing door het gerechtshof, opnieuw is aangevangen en de wijziging vóór het requisitoir is ingediend.
De ratio van art. 51g, derde lid, Sv is immers dat de procespartijen, de verdachte in het bijzonder, in voldoende mate in de gelegenheid worden gesteld zich over de vordering benadeelde partij uit te laten en zich tegen die vordering te kunnen verweren. Dat is hier gebeurd.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij met betrekking tot de kosten voor bloemstukken begrafenis, NRL-nota’s, kosten verhuizing, reiskosten naar de psycholoog, schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
Deze onderdelen van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van het gederfde levensonderhoud overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij gederfd levensonderhoud heeft geleden dat het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
In de op 1 november 2022 ingediende herberekening en de toelichting ter terechtzitting worden thans twee scenario’s opgevoerd waarbij het verschil ziet op de werkzaamheden in de BV en de (fiscale bijtelling van de) lease-auto. In scenario 1 wordt ervan uitgegaan dat de werkzaamheden door [slachtoffer] zouden zijn voortgezet tot aan de pensioendatum van [benadeelde partij 1] en dat het inkomen van [slachtoffer] , in de situatie zonder overlijden, zou hebben bestaan uit inkomen ondernemer € 25.247 per jaar tot 30 oktober 2021, fiscale bijtellingauto € 19.503 per jaar tot 30 oktober 2021, ouderdomspensioen € 21.277 per jaar en uitkering AOW gehuwden, tot een totaal bedrag van € 107.955,00. In scenario 2 wordt ervan uitgegaan dat het inkomen van [slachtoffer] , in de situatie zonder overlijden, zou hebben bestaan uit ouderdomspensioen € 21.277 per jaar en uitkering AOW gehuwden, tot een totaalbedrag van € 86.680,00.
De rechtbank overweegt dat moet worden uitgegaan van kosten gederfd levensonderhoud zoals berekend in scenario 2 nu de aan dat scenario ten grondslag gelegde aannames naar haar oordeel het meest overzichtelijk en meest aannemelijk zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de (in scenario 2) gestelde schade ter hoogte van € 91.496,93 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal deze vordering tot vergoeding van materiële schade derhalve tot voornoemd bedrag toewijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 45,76, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft naast voornoemde kosten vergoeding van immateriële schade
gevorderd als zijnde een voorschot op het smartengeld.
De rechtbank stelt voorop dat in deze zaak sprake van een gruwelijk misdrijf waarbij de benadeelde partij aanwezig was in de woning - waarin zij in gezinsverband met haar partner [slachtoffer] leefde terwijl hij tijdens de woningoverval is blootgesteld aan grof geweld, bedreigd is met een vuurwapen, vastgebonden is achtergelaten en als gevolg daarvan is overleden. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft dit deels zelf gezien en zij is ook zelf blootgesteld aan geweld, bedreigd met een op haar gericht vuurwapen en vastgebonden in de woning achtergelaten. Zij heeft haar partner [slachtoffer] , nadat zij zichzelf heeft weten te bevrijden, niet meer kunnen helpen.
Door de benadeelde partij is informatie aangeleverd waaruit blijkt dat zij is gediagnostiseerd met PTSS. PTSS is een erkend psychiatrisch ziektebeeld. Uit de door [benadeelde partij 1] aangeleverde stukken en uit haar ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt dat er sprake is van een moeizaam verloop van het herstel dat nog steeds voortduurt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij ernstige psychische gevolgen heeft ondervonden en dat deze een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde.
Gelet op het voorgaande, te weten de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel, de ernst en de duur van het psychisch letsel van de benadeelde partij, de gevolgen daarvan voor haar en mede gelet op wat blijkens de jurisprudentie in vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters wordt toegekend ter zake van shockschade en smartengeld, stelt de rechtbank de immateriële schade bestaande uit shockschade en smartengeld voor de schade als gevolg van de ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gepleegde handelingen, vast op een bedrag van € 25.000,-.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Hoofdelijkheid ten aanzien van alle vorderingen
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechteljke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] worden de toegewezen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 30 juni 2016.
Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 1] worden de toegewezen bedragen eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 30 juni 2016, met uitzondering van de wettelijke rente over het toegewezen geldbedrag voor de verhuizing uit [plaats] : deze wordt bepaald op de dag van de verhuizing, te weten 8 juni 2017.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen
- ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten - aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze
zoals hieronder is opgenomen.
De rechtbank overweegt hierbij dat zij aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld.
Nu aan verdachte een (zeer) langdurige gevangenisstraf zal worden opgelegd acht de rechtbank het illusoir te menen dat de verdachte in staat zal zijn binnen redelijke termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarmee zou de normaliter de op te leggen gijzeling, die immers is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, een punitief karakter krijgen, hetgeen de rechtbank ongewenst acht. Daarom wordt bepaald dat bij gebreke aan betaling van het aan de Staat te betalen bedrag slechts één dag gijzeling zal worden toegepast.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart de dagvaarding geldig.
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair onder A is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair onder B ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 2] te betalen:
- -
het bedrag van € 13.388,56 (zegge: dertienduizend driehonderdachtentachtig euro en zesenvijftigeurocent);
- -
de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening;
- -
de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op € 44,80 (zegge: vierenveertig euro en tachtig eurocent).
Wijst de vordering van [benadeelde partij 2] tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 13.388,56 (zegge: dertienduizend driehonderdachtentachtig euro en zesenvijftig eurocent); vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 3] te betalen:
- -
het bedrag van € 5.441,- (zegge: vijfduizend vierhonderdeenenveertig euro);
- -
de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening;
- -
de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.441,- (zegge: vijfduizend vierhonderdeenenveertig euro); vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
- -
het bedrag van € 115.415,93 (zegge: honderdvijftienduizend vierhonderdvijftien euro endrieënnegentig eurocent);
- -
de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening;
- -
het bedrag van € 1.081,00 (zegge: duizend éénentachtig euro);
- -
de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juni 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- -
de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op € 45,76 (zegge: vijfenveertig euro en zesenzeventig eurocent).
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 116.496,93 (zegge: honderdzestienduizend vierhonderdzesennegentig euro en
drieënnegentig eurocent); vermeerderd met de wettelijke rente ten aanzien van een bedrag van € 115.415,93 vanaf 30 juni 2016 tot de dag van algehele voldoening; en vermeerderd met de wettelijke rente ten aanzien van een bedrag van € 1.081,00 vanaf 8 juni 2017. Dit (totaal)bedrag bestaat uit € 91.496,93 aan materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2022. Mr. H. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2016, opgenomen op pagina 211 e.v. van het procesdossier TGO Gees met nummer 2016187904, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende de letterlijke uitwerking van de melding van [benadeelde partij 1] ;
een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2016, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd procesdossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] ;
het deskundigen rapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, met zaaknummer 2016.06.30.054, d.d. 4 november 2016, opgemaakt door M. Buiskool, arts en patholoog, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 439 e.v. van voornoemd procesdossier;
een proces-verbaal van getuigenverhoor van [benadeelde partij 1] d.d. 30 juni 2016, opgenomen op pagina 1277 e.v. van voornoemd procesdossier;
ECLI:NL:GHARL:2019:6125, 6126 en 6127;
een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juni 2016, opgenomen op pagina 1344 e.v. van voornoemd procesdossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] ;
een proces-verbaal camerabeelden inbraak [bedrijf] te Arnhem, opgenomen op pagina 1405 e.v. van voornoemd procesdossier en opgemaakt op 5 december 2016 door verbalisant [verbalisant 3] ; de processen-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina’s 1439, 1441 en 1489 van voornoemd dossier, inhoudende de herkenning van [verdachte] door verbalisanten;
een proces-verbaal historische verkeersgegevens, opgemaakt op 29 mei 2017 door verbalisant [verbalisant 4] , en opgenomen op pagina 973 e.v. van voornoemd dossier;
een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 26 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier;
een proces-verbaal van bevindingen trajectcontrole Breukelen 26-6-2016, opgenomen op pagina 1450 e.v. van voornoemd procesdossier en opgemaakt op 12 januari 2017 door verbalisant [verbalisant 5] ;
opgenomen als bijlage bij voornoemd dossier; RHV-005-01; bijlage C; pv 121241/2016; pagina 1013;
een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 26 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier;
een relaas proces-verbaal, opgemaakt op 2 juni 2016 door verbalisant [verbalisant 6] , opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier; een proces-verbaal van bevindingen (AH-063-02) opgenomen op pagina 47 e.v. van het aanvullend proces-verbaal, opgemaakt op 19 maart 2019 door verbalisant [verbalisant 7] ;
een proces-verbaal bevindingen vialis, opgemaakt op 24 oktober 2016 door verbalisanten
[verbalisant 8] en [verbalisant 9] , opgenomen op pagina 1400 e.v. van voornoemd procesdossier;
17. een proces-verbaal historische verkeersgegevens, opgemaakt op 29 mei 2017 door verbalisant [verbalisant 4] , opgenomen op pagina 957 e.v. van voornoemd procesdossier;
18. een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2016 door verbalisant [verbalisant 10] ; opgenomen op pagina 430 e.v. van voornoemd proces-dossier;
19. een proces-verbaal van bevindingen voice data tap [verdachte] , opgemaakt op 27 maart 2017 door verbalisant [verbalisant 11] , betreffende taplijn TA079, sessie 14 d.d. 23-12-2016, 14:42:30 uur, opgenomen op pagina 683 e.v. van voornoemd procesdossier;
20. ECLI:NL:HR:2016:1315;
22. ECLI:NL:GHARL:2019;6125 en ECLI:NL:GHARL:2019;6126 en ECLI:NL:GHARL:2019;6127.
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Uitspraak 06‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Woningoverval te Gees. Niet-ontvankelijkheid officier van justitie. Vormverzuim ex art. 359a Sv. Zwolsman-criterium. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een ernstig vormverzuim, waarbij zodanig ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde en de grondslagen van het strafproces is gemaakt, waardoor doelbewust tekort is gedaan aan de belangen van verdachte op een eerlijk proces.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950090-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboortedatum] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
6, 7, 8, 9 en 29 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] (meermalen) in het
gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen
en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op
die [slachtoffer 1] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het
daardoor ontstane letsel, is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig
strafbaar feit,
te weten diefstal met geweld in vereniging gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd in een woning, van een of meer geldbedragen, een hoeveelheid
sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer
sleutels,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat
feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heter
daad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit hetzij
straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven hebben/heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer 1] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, van een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 juni 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- -
samen met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen vooraf dat misdrijf te beramen en/of
- -
vooraf duct-tape en/of een of meer andere voor vastbinden geschikte voorwerpen beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of anderen en/of
- -
een of meer auto’s te huren waarmee die [medeverdachte 1] en of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen zich naar de plaats van het misdrijf zou(den) kunnen begeven en/of
- -
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen in een of meer auto’s te vervoeren naar de plaats van het misdrijf
- -
gedurende de autorit naar de plaats van het misdrijf telefonisch contact te hebben met die die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen die (eveneens) onderweg waren/was naar de plaats van het misdrijf en/of
- -
in de directe omgeving van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te gaan staan en/of te blijven staan, teneinde bij onraad die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, tijdig te kunnen waarschuwen en/of
- -
door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, nadat voornoemd misdrijf was gepleegd, uit de omgeving van de plaats van het misdrijf te brengen/vervoeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
door die [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen
het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei
wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer 1] uit te oefenen dat deze aan de
gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden;
en/of
B.
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan/nabij de
[straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer
geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een
envelop met inhoud en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik
hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heter daad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat
verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hebben/heeft vertoond terwijl hun/zijn
gezicht(en) waren/was geschminkt, althans waren/was voorzien van kleurstof
en/of
- die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam
hebben/heeft geschopt, gestompt en/of geslagen en/of
- met die [slachtoffer 1] in gevecht/worsteling zijn/is gegaan en/of
- de armen/polsen van die [slachtoffer 1] op diens rug hebben/heeft vastgebonden met
een of meer snoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans
met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- de benen/enkels van die [slachtoffer 1] hebben/heeft vastgebonden met een of meer
snoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of
meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- een of meer snoeren, althans een of meer voor vastbinden geschikte
voorwerp(en) om de nek/hals van die [slachtoffer 1] hebben/heeft gebonden en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft
gericht op die [slachtoffer 2] , althans dat vuurwapen/voorwerp zichtbaar voor
die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] hebben/heeft vastgehouden en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: "Jullie hebben drie
kluizen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft meegetrokken/meegenomen naar de benedenverdieping
van die woning en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft bevolen een kantoordeur in die woning te
ontsluiten en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft bevolen een tas te geven en/of
- dreigend aan die [slachtoffer 2] hebben/heeft gevraagd waar de vijftigjes waren,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend aan die [slachtoffer 2] hebben/heeft gevraagd: "Waar is het bungalowgeld",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] (met een voorwerp) tegen het hoofd hebben/heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] naar de overloop van die woning hebben/heeft gesleept en/of
- die [slachtoffer 2] hebben/heeft bevolen op de buik op de vloer te gaan liggen en/of
- de armen/polsen en/of de benen/enkels van die [slachtoffer 2] hebben/heeft
vastgebonden met een of meer riemen, althans met een of meer voor vastbinden
geschikte voorwerpen, en/of
- een ring van een vinger en/of een ketting van de hals van die [slachtoffer 2] hebben/heeft gerukt/getrokken,
welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien ook ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven hebben/heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer 1] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden,
en/of
B.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan/nabij de [straatnaam] , tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of aan verdachte,
waarbij die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen
- -
zich aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hebben/heeft vertoond terwijl hun/zijn gezicht(en) waren/was geschminkt, althans waren/was voorzien van kleurstof en/of
- -
die [slachtoffer 1] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam hebben/heeft geschopt, gestompt en/of geslagen en/of
- -
met die [slachtoffer 1] in gevecht/worsteling zijn/is gegaan en/of
- -
de armen/polsen van die [slachtoffer 1] op diens rug hebben/heeft vastgebonden met een of meer snoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- -
de benen/enkels van die [slachtoffer 1] hebben/heeft vastgebonden met een of meer snoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- -
een of meer snoeren, althans een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en) om de nek/hals van die [slachtoffer 1] hebben/heeft gebonden en/of
- -
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht op die [slachtoffer 2] , althans dat vuurwapen/voorwerp zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] hebben/heeft vastgehouden en/of
- -
dreigend tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: “Jullie hebben drie kluizen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
die [slachtoffer 2] hebben/heeft vastgepakt en/of
- -
die [slachtoffer 2] hebben/heeft meegetrokken/meegenomen naar de benedenverdieping van die woning en/of
- -
die [slachtoffer 2] hebben/heeft bevolen een kantoordeur in die woning te ontsluiten en/of
- -
die [slachtoffer 2] hebben/heeft bevolen een tas te geven en/of
- -
dreigend aan die [slachtoffer 2] hebben/heeft gevraagd waar de vijftigjes waren, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
dreigend aan die [slachtoffer 2] hebben/heeft gevraagd: “Waar is het bungalowgeld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- -
die [slachtoffer 2] (met een voorwerp) tegen het hoofd hebben/heeft geslagen en/of
- -
die [slachtoffer 1] naar de overloop van die woning hebben/heeft gesleept en/of
- -
die [slachtoffer 2] hebben/heeft bevolen op de buik op de vloer te gaan liggen en/of
- -
de armen/polsen en/of de benen/enkels van die [slachtoffer 2] hebben/heeft vastgebonden met een of meer riemen, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerpen, en/of
- -
een ring van een vinger en/of een ketting van de hals van die [slachtoffer 2] hebben/heeft
gerukt/getrokken,
welk feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 30 juni 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- -
samen met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen vooraf dat misdrijf te beramen en/of
- -
vooraf duct-tape en/of een of meer andere voor vastbinden geschikte voorwerpen beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of anderen en/of
- -
een of meer auto’s te huren waarmee die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen zich naar de plaats van het misdrijf zou(den) kunnen begeven en/of
- -
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen in een of meer auto’s te vervoeren naar de plaats van het misdrijf
- -
gedurende de autorit naar de plaats van het misdrijf telefonisch contact te hebben met die die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen die (eveneens) onderweg waren/was naar de plaats van het misdrijf en/of
- -
in de directe omgeving van de plaats van het misdrijf op de uitkijk te gaan staan en/of te blijven staan, teneinde bij onraad die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen, tijdig te kunnen waarschuwen en/of
- -
door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of anderen, nadat voornoemd misdrijf was gepleegd, uit de omgeving van de plaats van het misdrijf te brengen/vervoeren.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie op grond van artikel 359a, eerste lid, onder c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging wegens vormverzuimen, rekening houdend met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het geconstateerde vormverzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Daartoe heeft zij onder meer het volgende aangevoerd.
De voormalige zaaksofficier van justitie heeft opdracht gegeven tot het opmaken van een proces-verbaal van getuigenverhoor, in weerwil van protesten van verbalisanten. Het betreffende proces-verbaal is vals in de zin dat het niet de juiste gang van zaken weergeeft en dat daarin op ambtseed is opgeschreven dat het gesprek met de getuige [getuige] abusievelijk niet was opgenomen. Ook is in dit proces-verbaal opgenomen dat het doel van het gesprek met getuige was om de verklaring van de getuige zo goed mogelijk op papier te zetten en dat zij aan het einde van de verklaring deze mag doorlezen en bij akkoord van bevinding daar een handtekening mag plaatsen, terwijl dit nimmer aan de orde is geweest. Daarbij komt dat het proces-verbaal is geantedateerd. Bovendien bevatte de verklaring van [getuige] aantoonbare onjuistheden, aangezien zij over een aantal zaken heeft verklaard die zij niet kon weten. De voormalige zaaksofficier heeft dit misleidende proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] ingebracht in de strafprocedure, terwijl zij wist dat deze de genoemde onjuistheden bevatte.
Het proces-verbaal is doelbewust ingebracht om de rechtbank ertoe te brengen bij haar beoordeling op het punt van (in ieder geval) de voorlopige hechtenis van verdachte, mee te laten wegen dat er een getuige is die belastend heeft verklaard. De tegen verdachte bevolen voorlopige hechtenis is op basis van het desbetreffende proces-verbaal voortgezet en het daartegen aangetekende hoger beroep was, door die verklaring, kansloos. De voormalige zaaksofficier van justitie heeft met de inhoud van het proces-verbaal ook beoogd op de langere termijn de door de rechtbank te zijner tijd te nemen bewijsbeslissing in negatieve zin voor verdachte te beïnvloeden.
In geval doelbewust onjuistheden in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal worden opgenomen, wordt het vertrouwen in dergelijke processen-verbaal in ernstige mate geschaad en komen de integriteit van de strafrechtspleging en een goed verloop van het strafproces in het gedrang.
Het verzuim van deze doelbewuste handeling is niet hersteld. Door het handelen van de betreffende officier van justitie is het vertrouwen in het openbaar ministerie ernstig en onherstelbaar aangetast en zijn de belangen van de verdediging doelbewust en grof veronachtzaamd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de verklaring van getuige [getuige] sprake is drie vormverzuimen. Ten eerste is het verhoor in strijd met de Aanwijzing omtrent auditieve vastlegging van verhoren, niet auditief vastgelegd, hetgeen is aan te merken als een ernstig vormverzuim. Ten tweede staat in het proces-verbaal van verhoor onjuist dat abusievelijk niet is opgenomen en ten derde vermeldt het proces-verbaal van verhoor een onjuiste datum en plaats van opmaken. Dit is hersteld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen nadeel en schade voor de verdediging voortvloeit uit deze vormverzuimen. Hij constateert dat ook op de pro forma-zitting van 23 maart 2017 de ernstige bezwaren niet zijn gegrond op de verklaring van [getuige] . Reeds toen is aan de verklaring van getuige [getuige] nooit meer waarde gehecht dan aan een simpele de auditu verklaring.
De officier van justitie acht niet-ontvankelijkheid vanwege voornoemde vormverzuimen niet aan de orde. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Daarvan is hier geen sprake, ten eerste omdat de beslissing om niet op te nemen door de verhoorders zonder overleg is genomen, waarbij enige regie van de zijde van de teamleiding of het openbaar ministerie niet heeft plaatsgevonden, en ten tweede omdat geen sprake is van het opzettelijk plaatsen van de onjuiste datum, onjuiste plaats en de passage ‘abusievelijk’ in het proces-verbaal. Daar komt bij dat het proces-verbaal, de tapgesprekken die relevant waren voor de interpretatie en de verhoren van de verbalisanten bij de rechter-commissaris inmiddels deel uitmaken van het dossier. Er is dus sprake van transparantie ten aanzien van de verhoorsituatie en de inhoud van het verhoor en volledige mogelijkheid van rechterlijke controle daarop.
Oordeel van de rechtbank
Indien binnen de door artikel 359a Sv bepaalde grenzen sprake is van een vormverzuim dat niet meer kan worden hersteld en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Het ‘voorbereidend onderzoek’ genoemd in artikel 359a Sv heeft uitsluitend betrekking op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake het aan hem ten laste gelegde feit.
Bij voornoemde beoordeling dient de rechter rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient’. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv. Opmerking verdient tevens dat indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang, waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
Voor niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. In uitzonderlijke situaties is
niet-ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [getuige] door het onderzoeksteam is gevraagd te komen naar het politiebureau in Pijnacker, alwaar zij zou worden bevraagd door een tweetal verbalisanten. De bedoeling was dat het uitnodigen van [getuige] ‘ruis’ zou veroorzaken bij andere voor het onderzoek interessante personen. [getuige] verscheen op het bureau vergezeld door haar advocaat. Het gesprek met [getuige] werd niet auditief geregistreerd en er werd aanvankelijk volstaan met het opmaken van een gespreksverslag. Uit de verklaring van teamleider [naam] bij de rechter-commissaris volgt dat de zaaksofficier op het moment dat zij kennis kreeg van hetgeen [getuige] bij het gesprek op het politiebureau had verteld, zij opdracht gaf tot het opmaken van een proces-verbaal. De teamleider heeft vervolgens de twee betrokken verbalisanten opdracht gegeven een proces-verbaal van getuigenverhoor op te maken van het gesprek met [getuige] . De zaaksofficier heeft dit proces-verbaal uiteindelijk, onder protest van de teamleiding, kort voor de pro-formazitting van 23 maart 2017 bij het dossier gevoegd, wetende dat – zoals haar dat door de teamleider was meegedeeld – er aantoonbare onjuistheden in de in dit proces-verbaal opgenomen verklaring van [getuige] stonden.
Ook is gebleken dat in het proces-verbaal van getuigenverhoor ten aanzien van het al dan niet opnemen van een verklaring, en plaats en datum van ondertekening door de verbalisanten niet de juiste gang van zaken wordt weergegeven. Op basis van de door de verbalisanten en de teamleider bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen is evident dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in dit verband onzorgvuldig zijn geweest. Dat verbalisanten hiermee doelbewust hebben gepoogd de rechtbank en de verdediging te misleiden, is de rechtbank niet duidelijk geworden.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de officier van justitie bewust het genoemde proces-verbaal met daarin de verklaring van [getuige] in het dossier heeft opgenomen, wetende dat feitelijke onjuistheden in die verklaring stonden. De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van misleidend handelen dat de kern van het strafproces raakt. Een ambtsedig proces-verbaal vormt immers, gelet op de bewijswaarde daarvan, in het strafproces vaak een cruciale rol en alle procespartijen dienen zonder meer op de juistheid van een dergelijk proces-verbaal te kunnen vertrouwen. Daaraan wordt door het voegen van het onderhavige proces-verbaal aan het dossier afbreuk gedaan.
Nu er verhandelingen in het proces-verbaal van verhoor van [getuige] zijn opgenomen, die in strijd met de feitelijke gang van zaken zijn geweest en dit proces-verbaal vervolgens is ondertekend door de betreffende verbalisanten, wetende dat er onjuistheden in stonden en dit proces-verbaal vervolgens door de officier van justitie, eveneens wetende dat er onjuistheden in dit proces-verbaal stonden, aan het procesdossier is gevoegd, is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een ernstig en kwalijk vormverzuim en is er in het onderhavige geval een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust tekort zou kunnen worden gedaan aan verdachtes recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
De rechtbank dient hierbij, zoals hiervoor is overwogen, in ogenschouw te nemen welk nadeel het zojuist geschetste vormverzuim voor verdachte heeft veroorzaakt en of hij daarbij daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
De rechtbank stelt voorop dat er, zij het vooral op instignatie van de advocaten van verdachte en medeverdachten, meerdere aanvullende onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden om de feitelijke gang van zaken rondom het opstellen van het proces-verbaal van getuige [getuige] te verduidelijken. Zowel [getuige] , als de betreffende verbalisanten en de teamleider zijn door de rechter-commissaris gehoord, waardoor de verdediging uiteindelijk met vrucht heeft kunnen aantonen dat sprake is geweest van een vormverzuim en een ernstige schending van het strafproces. In zoverre zou gesteld kunnen worden dat er compensatie heeft plaatsgevonden voor de geleden schade.
De verdediging heeft in dit kader nog naar voren gebracht dat het gewraakte proces-verbaal is ingebracht op een cruciaal moment in de procedure, namelijk vlak voor de pro-formazitting waarop diende te worden beslist over de voortzetting van de voorlopige hechtenis, en heeft bijgedragen aan het verlengen van de voorlopige hechtenis, hetgeen op geen enkele wijze kan worden gecompenseerd.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte op 13 december 2016 is aangehouden en dat op 22 december 2016 zijn gevangenhouding werd bevolen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank met zich meebrengt dat er toen voldoende ernstige bezwaren waren om de voorlopige hechtenis van verdachte te laten voortduren. Het proces-verbaal met de verklaring van [getuige] ontbrak toen nog en werd vlak voor de pro-formazitting van 23 maart 2017 aan het dossier toegevoegd. Of het gewraakte proces-verbaal op 23 maart 2017 tijdens de pro-formazitting van de rechtbank daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de verlenging van de gevangenhouding, wordt op basis van het proces-verbaal van de zitting van die datum niet zonder meer duidelijk. Naar aanleiding van het door verdachte aangetekende beroep tegen de afwijzing door de rechtbank van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis heeft het hof op 8 mei 2017 wel duidelijk gemaakt dat de – naar nu blijkt onjuiste – verklaring van [getuige] een belangrijke rol heeft gespeeld bij het bevestigen van de beslissing van de rechtbank d.d. 23 maart 2017. Dat het betreffende proces-verbaal een wezenlijke rol heeft gespeeld bij het formuleren van de ernstige bezwaren in het kader van het voortduren van de voorlopige hechtenis vindt ook ondersteuning in het gegeven dat op de pro-formazitting van 19 juli 2017, toen inmiddels verheldering was geboden omtrent de gang van zaken rondom de totstandkoming van het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , de voorlopige hechtenis van verdachte wegens het ontbreken van ernstige bezwaren onmiddellijk werd opgeheven. De rechtbank acht het derhalve zeer waarschijnlijk dat door het inbrengen van de onjuiste verklaring van [getuige] verdachte ten onrechte een tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder gelet op de ernst van het verzuim in onderling verband bezien met het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een ernstig vormverzuim, waarbij zodanig ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde en de grondslagen van het strafproces is gemaakt, dat daardoor doelbewust tekort is gedaan aan de belangen van verdachte op een eerlijk proces. De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Gevangenneming
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de gevangenneming van verdachte gevorderd, aangezien naar zijn oordeel sprake is van ernstige bezwaren voor betrokkenheid van verdachte bij het medeplegen van gekwalificeerde diefstal met de dood tot gevolg, en een geschokte rechtsorde bij een ernstig feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd de vordering gevangenneming af te wijzen, gelet op de door de verdediging bepleite niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging, zal de rechtbank de vordering gevangenneming afwijzen.
Benadeelde partijen
De volgende (rechts)personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 13.388,56 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij op grond van de Europese Richtlijn Minimumnormen Slachtoffers (Richtlijn 2012/29/EU) verzocht om een vergoeding door de Nederlandse Staat van de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zittingen à € 723,-.
2.[bedrijf 1] , tot een bedrag van € 5.441,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
3. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.194.690,17 ter zake van materiële schade en
€ 25.000 ter vergoeding van immateriële schade, als zijnde een voorschot op het smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Subsidiair heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van ten minste € 196.568,17 vermeerderd met een voorschot op de toekomstschade door de rechtbank in redelijkheid geschat, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze subsidiaire vordering bestaat uit de kostenposten bloemstukken, NRL-nota, nota [bedrijf 2] , verhuizing, reiskosten, smartengeld en geleden gederfd levensonderhoud geleden € 160.000 met een voorschot op toekomstschade in redelijkheid geschat.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Tevens heeft hij gevorderd € 723,- voor reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zittingen toe te wijzen ten laste van de Nederlandse Staat.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 128.840,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij dient in het overige deel van de vordering naar het oordeel van de officier niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, gelet op de door de verdediging bepleite niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de door hen ingestelde vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Wijst af de vordering gevangenneming.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2018.