NJ 2019/428
Rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond voor wraking, de motivering van zo’n beslissing zelden.
HR 25-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, m.nt. T. Kooijmans
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 september 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
18/02675 CW
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Noot
T. Kooijmans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS96175:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1413, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:736, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑07‑2018
- Wetingang
Art. 512-515 Sv; art. 6 EVRM; art. 14 IVBPR
Essentie
Rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond voor wraking, de motivering van zo’n beslissing zelden.
Samenvatting
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. M.b.t. de motivering van de (tussen)beslissing geldt hetzelfde, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten — bijv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.