ABRvS, 22-12-2008, nr. 200708008/3
ECLI:NL:RVS:2008:BG8602
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22-12-2008
- Zaaknummer
200708008/3
- LJN
BG8602
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2008:BG8602, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑12‑2008; (Voorlopige voorziening)
Uitspraak 22‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 3 juli 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [verzoekster] een boete van € 256.000,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.
Partij(en)
200708008/3.
Datum uitspraak: 22 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 11 oktober 2007 in zaak nrs. 07/2253 en 07/2255 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2006 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [verzoekster] een boete van € 256.000,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen.
Bij besluit van 24 juli 2007 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het daartegen door [verzoekster] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar, voor zover thans van belang, het daartegen door [verzoekster] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2007, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 22 januari 2008 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=21944">200708008/2a> heeft de voorzitter dat verzoek afgewezen.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2008, heeft [verzoekster] de voorzitter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft laatstvermeld verzoek ter zitting behandeld op 15 december 2008, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en vergezeld door [directeur] en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.J.A. Huisman, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit tot het opleggen van de boete worden opgeschort totdat op het hoger beroep is beslist.
Aan het verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat, indien de haar opgelegde boete en de bijkomende kosten hangende hoger beroep worden ingevorderd, dit ernstige gevolgen heeft voor de continuïteit van haar bedrijfsvoering. In dit verband heeft zij onder meer gewezen op de voor haar onderneming gewijzigde financiële en economische omstandigheden sinds de uitspraak van de voorzitter van 22 januari 2008.
2.2.
Anders dan ten tijde van het eerdere verzoek om voorlopige voorziening, heeft [verzoekster] stukken overgelegd op grond waarvan voldoende aannemelijk is dat zij door betaling van de boete in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Ook zijn tegen haar ter zake van de betaling van de boete thans invorderingsmaatregelen uitgevaardigd. Daarbij komt dat de hoofdzaak op 4 maart 2009 ter zitting zal worden behandeld. Niet valt in te zien dat de minister de uitspraak in de bodemprocedure niet zou kunnen afwachten, te minder nu na de uitspraak van de voorzitter van 22 januari 2008 [verzoekster] eerst op 9 september 2008 tot betaling van de boete is aangemaand. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3.
De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
- I.
schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juli 2006, kenmerk 070504644/04, en het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 juli 2007, kenmerk AI/JZ/2006/69552/BOB;
- II.
veroordeelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van de bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) aan [verzoekster] onder vermelding van zaaknummer 200708008/3 te worden betaald;
- III.
gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Prins
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2008
363.