RFR 2019/28
Kinderbescherming. Moet het verweer van de GI worden aangemerkt als een zelfstandig verzoek?
HR 23-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2164
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 november 2018
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/01364
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS13824:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2164, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1144, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2018
- Wetingang
Art. 1:265f BW; art. 8:72 Awb; art. 362 Rv
Essentie
Kinderbescherming. Reformatio in peius. Aanwijzingsbevoegdheid.
Moet het verweer van de GI in hoger beroep dat het contact van het kind met de moeder nog verder beperkt moet worden, worden aangemerkt als een zelfstandig verzoek?
Samenvatting
Vader en moeder zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is in 2005 een dochter geboren. Na de echtscheiding oefenen ouders gezamenlijk het gezag uit over de dochter. De dochter is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst bij vader. De moeder heeft de gecertificeerde instelling (GI) verzocht een schriftelijke aanwijzing te geven ten aanzien van de omgang tussen haar en de dochter. Per ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.