Hof Amsterdam, 11-03-2019, nr. 23-004531-16
ECLI:NL:GHAMS:2019:801
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-03-2019
- Zaaknummer
23-004531-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:801, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑03‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1258
- Vindplaatsen
NJFS 2019/262
Uitspraak 11‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Megazaak 26Koper. Voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 46 Sr. Beschouwingen over reikwijdte van de strafbaarstelling en over aan het bewijs te stellen eisen. In het bijzonder over de mate van bepaaldheid van het gronddelict, in casu moord. Medeplegen van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid wapens en munitie. Aanwezig hebben van cocaïne bewezen verklaard, op basis van resultaten van een indicatieve test en toereikend aanvullend bewijs. Strafmaatoverwegingen uitmondend in gevangenisstraf van 14 jaren en 6 maanden.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004531-16
datum uitspraak: 11 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-997058-15 (A) en 13-997068-16 (B) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in [detentieadres]
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen hem in zaak A onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 16, 17 en 21 januari 2019 en 25 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13-997058-15):
1 primair: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen van het leven beroven (als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of vervoermiddelen, te weten
- -
een gestolen auto (Audi S5) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en/of
- -
een gestolen auto (Audi RS6) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto een of meer petflessen, gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) automatische vuurwapen(s) en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) handvuurwapen(s) en/of
- -
een of meer handgrana(a)t(en) en/of
- -
een of meer patroonhouder(s) en/of
- -
een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s) en/of
- -
een of meer kogelwerend(e) vest(en) en/of
- -
een of meer bakenset(s) en/of
- -
een of meer (gecrypte) telefoon(s) en/of
- -
een of meer handschoen(en) en/of
- -
een of meer SD-kaartjes met filmbeelden van één of meer (heimelijk gefilmde) personen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
1. subsidiair:[L.B.] en/of [A.Y.] en/of [Z.S.] en/of [J.W.] en/of een of meer anderen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen van het leven beroven (als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of vervoermiddelen, te weten
- -
een gestolen auto (Audi S5) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en/of
- -
een gestolen auto (Audi RS6) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto een of meer petflessen, gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) automatische vuurwapen(s) en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) handvuurwapen(s) en/of
- -
een of meer handgrana(a)t(en) en/of
- -
een of meer patroonhouder(s) en/of
- -
een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s) en/of
- -
een of meer kogelwerend(e) vest(en) en/of
- -
een of meer bakenset(s) en/of
- -
een of meer (gecrypte) telefoon(s) en/of
- -
een of meer handschoen(en) en/of
- -
een of meer SD-kaartjes met filmbeelden van één of meer (heimelijk gefilmde) personen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door daartoe een of meer door hem gehuurde opslagruimte(n) aan de Veldwade 20 te Nieuwegein en/of de voor deze opslagruimte(n) aan hem, verdachte, verstrekte toegangscode(s) ter beschikking te stellen;
2primair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf van afpersing (als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht) dan wel diefstal met geweld (als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of vervoermiddelen, te weten
- -
een gestolen auto (Audi S5) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en/of
- -
een gestolen auto (Audi RS6) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto een of meer petflessen, gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) automatische vuurwapen(s) en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) handvuurwapen(s) en/of
- -
een of meer handgrana(a)t(en) en/of
- -
een of meer patroonhouder(s) en/of
- -
een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s) en/of
- -
een of meer kogelwerend(e) vest(en) en/of
- -
een of meer bakenset(s) en/of
- -
een of meer (gecrypte) telefoon(s) en/of
- -
een of meer handschoen(en) en/of
- -
een of meer SD-kaartjes met filmbeelden van één of meer (heimelijk gefilmde) personen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
2subsidiair:[L.B.] en/of [A.Y.] en/of [Z.S.] en/of [J.W.] en/of een of meer anderen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten -diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing (als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of een of meer vervoermiddelen, te weten
- -
een gestolen auto (Audi S5) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en/of
- -
een gestolen auto (Audi RS6) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto een of meer petflessen, gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) automatische vuurwapen(s) en/of
- -
een of meer (al dan niet (door)geladen) handvuurwapen(s) en/of
- -
een of meer handgrana(a)t(en) en/of
- -
een of meer patroonhouder(s) en/of
- -
een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s) en/of
- -
een of meer kogelwerend(e) vest(en) en/of
- -
een of meer bakenset(s) en/of
- -
een of meer (gecrypte) telefoon(s) en/of
- -
een of meer handschoen(en) en/of
- -
een of meer SD-kaartjes met filmbeelden van één of meer (heimelijk gefilmde) personen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door daartoe een of meer door hem gehuurde opslagruimte(n) aan de Veldwade 20 te Nieuwegein en/of de voor deze opslagruimte(n) aan hem, verdachte, verstrekte toegangscode(s) ter beschikking te stellen;
3:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein (in één of meer kluis/kluizen in één of meer gehuurde opslagruimte(n) aan de Veldwade 20), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(in (een kluis in) opslagruimte nr. 388 en/of (daarna) nr. 161:)
Een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 6 automatische geweren, merk/type Cz Vz58, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 9 automatische geweren, merk/type Zastava M70AB2, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 2 automatische geweren, merk/type Zastava M70B1, kaliber 7.62x39, en/of
- 1 automatisch geweer, merk/type MPi/AK-74N, kaliber 5.45x39mm, en/of
- 1 automatisch geweer, merk/type AIM/PM63, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en/of
- 2 machinepistolen, merk/type IMI Uzi, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Ag Strojnica Ero, kaliber 9x19mm, en/of
- 3 machinepistolen, merk/type Cz VZ61, kaliber 7.65 browning, en/of
- 4 machinepistolen, merk/type R9-Arms, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65 browning, en/of
- 2 machinepistolen, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Imi Micro Uzi, kaliber 9mm para,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 11 pistolen, merk/type Glock 17, kaliber 9x19mm, en/of
- 3 pistolen, merk/type Glock 19, kaliber 9x19mm, en/of
- 13 pistolen, merk/type Glock 21, kaliber .45 acp, en/of
- 1 pistool, merk/type Glock 26, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Cz 75d, kaliber 9x19mm, en/of
- 2 pistolen, merk/type CZ 75, kaliber 9x19, en/of
- 1 pistool, merk/type CZ 75P-01, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Heckler & Koch Usp, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Fn Browning, kaliber 9mm para, en/of
- 1 pistool merk/type FN Browning Baby, kaliber 6,35, en/of
- 4 pistolen, merk/type Dynamic Grand Powerk100, kaliber 9mm luger, en/of
- 2 pistolen, merk/type Star Firestar, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Astra A80 Para, kaliber 9mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Feg p9r, kaliber 9mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Norinco 1911 A1.45 Aut , kaliber .45, en/of
- 1 revolver, merk/type Smith & Wesson Model 36, kaliber .38 special, en/of
- 5 revolvers, merk/type Nagant M1895, kaliber 7.62mm Nagant, en/of
- 1 revolver, merk/type Colt Python .357, kaliber .357, en/of
- 1 revolver, merk/type Velodog 5.5 Mm, kaliber 5.5mm,
en
munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 764 kogelpatronen, kaliber 7.62x39 mm
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 368 kogelpatronen, kaliber .45 Auto, en/of
- 1233 kogelpatronen, kaliber 9mm luger, en/of
- 50 kogelpatronen, kaliber .32 S&W L, en/of
- 830 kogelpatronen, kaliber 7.65 br., en/of
- 239 kogelpatronen, kaliber 9x19mm, en/of
- 50 kogelpatronen, kaliber .40 S&W, en/of
- 89 kogelpatronen, kaliber 5.56x45mm, en/of
- 26 kogelpatronen, kaliber .38 Special, en/of
- 348 kogelpatronen, kaliber .45 acp, en/of
- 3 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en/of
- 43 kogelpatronen, kaliber 7.62 Nagant, en/of
- 60 kogelpatronen, kaliber .45 acp/.45 Auto, en/of
- 72 kogelpatronen, kaliber .380 ACP, en/of
- 12 kogelpatronen, kaliber 9 mm Br. C., en/of
- 2 kogelpatronen, kaliber .380 Auto, en/of
- 12 kogelpatronen, kaliber 5.5mm,
en
een of meer wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten
- 12 geluidsdempers,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 7 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.65 Browning, en/of
- 7 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45acp, en/of
- 4 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 patroonmagazijn, merk Agram, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 patroonmagazijn, merk Cz, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 1 patroonmagazijn, merk onbekend, kaliber 5.54x39mm, en/of
- 5 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45,
en
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 elektrische slagpijpje
en
(in (een kluis in) opslagruimte nr. 40:)
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 automatisch geweer, merk/type Orbis, MGV 176, kaliber .22lr, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Cobray Imgram M11, kaliber 9x17mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en/of
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 pistool, merk/type Kral Mini 6,35mm, kaliber 8mm knal, en/of
- 1 pistool, merk/type Imi Jericho 941f, kaliber .41AE,
en
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M50 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en/of
- 5 ( intacte) scherfhandgranaten, type M75 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en/of
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M91 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en/of
- 2 ( intacte) scherfhandgranaten, type M52 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting),
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 274 kogelpatronen, kaliber .22Lr, en/of
- 19 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en/of
- 48 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm, en/of
- 19 kogelpatronen, kaliber 9mm Luger, en/of
- 25 kogelpatronen, kaliber 9x17mm, en/of
- 2 kogelpatronen, kaliber 8mm,
en
een of meer wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten
- 4 geluiddempers,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 patroonmagazijnen, merk Baretta, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 patroonmagazijnen, merk Sfinx, kaliber 9x19mm, en/of
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 9x19mm, en/of
- 2 patroonmagazijnen, aangetroffen (en behorend) bij het machinepistool, merk/type Cobray Imgram M11, kaliber 9x17 mm,
voorhanden heeft gehad;
4:hij of omstreeks 15 juli 2015 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten:
- een pistoolmitrailleur, merk CZ, type VZ61 Skorpion en/of twee magazijnhouders, zijnde (een) onderdeel/onderdelen en/of hulpstuk(ken) dat/die specifiek bestemd is/zijn voor (een) vuurwapen(s) van categorie II en/of III en van wezenlijke aard is/zijn, en/of
- een pistool, merk Steyr, type S9 en/of een magazijnhouder, zijnde een onderdeel en/of hulpstuk dat specifiek bestemd is voor een vuurwapen van categorie II en/of III en van wezenlijke aard is, en/of
- munitie van categorie II en/of III, te weten 50 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm, en/of 25 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft gehad;
5:hij of omstreeks 15 juli 2015 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2369 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6:hij of omstreeks 15 juli 2015 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 690 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
7:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of [B.A.] en/of [M.B.] en/of [L.B.] en/of [A.M.] en/of [M.R.] en/of [Z.S.] en/of [J.W.] en/of [A.Y.] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (in elk geval / onder meer):
- opzetheling (als bedoeld in artikel 416 Wetboek van Strafrecht) en/of
- witwassen (als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht) en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, Wet wapens en munitie en/of
- moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht) en/of
- diefstal met geweld (als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of
- afpersing (als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of
- opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht) en/of
- ter voorbereiding van moord en/of diefstal met geweld en/of afpersing en/of opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, in elk geval een (of meer) misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of ruimten en/of vervoermiddelen, bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, verwerven en/of vervaardigen en/of voorhanden hebben;
Zaak B (met parketnummer 13-997068-16 (gevoegd)): hij op of omstreeks 15 juli 2015 te Nieuwegein, (althans), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het opzettelijk vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie en/of het veroorzaken van stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk en/of het verijdelen van een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel, te weten:
- een multiband / LTE / UMTS / GSM / GPS / DECT jammer,
voorhanden heeft gehad.
In de door het hof op 15 januari 2019 toegelaten wijziging van de tenlastelegging is vermeld dat de in zaak A onder 6 en 7 genoemde feiten zijn gewijzigd, zoals aangegeven. Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een kennelijke misslag nu het wijzigingen van de tenlastelegging betreft van de in zaak A onder 3 en 7 genoemde feiten. Het hof zal de tenlastelegging dan ook aldus lezen. Voor zover in de tenlastelegging overigens taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank Amsterdam.
Inleiding
Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam “26Koper”. In dit onderzoek is sprake van een aantal verdachten. Ten aanzien van vijf verdachten [Z.S.] , [L.B.] , [A.Y.] , [J.W.] en [verdachte] wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachten worden hierna ter bevordering van de leesbaarheid ook aangeduid als [Z.S.] , [L.B.] , [A.Y.] , [J.W.] en [verdachte] .
Bijnamen en gebruikte e-mailadressen
[Z.S.] heeft als bijnaam: “[bijnaam 1]”
Verder is uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Uit nader onderzoek naar deze berichten blijkt dat [Z.S.] in deze berichtengroep communiceerde onder de naam “[naam 1 in berichtengroep]”
[L.B.] heeft als bijnaam: “[bijnaam 2]”
Uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons is gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Verder is gebleken dat [L.B.] in deze groep berichten verstuurt met het e-mailadres [...] .
[A.Y.] maakt gebruikt van de bijnaam “[bijnaam 3]”
Verder is uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Uit nader onderzoek naar deze berichten blijkt dat [A.Y.] in deze berichtengroep communiceerde onder de naam “[naam 2 in berichtengroep]” met emailadres: [...] .
[J.W.] heeft als bijnaam: “[bijnaam 4]”
Verder is uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Uit nader onderzoek naar deze berichten blijkt dat [J.W.] in deze berichtengroep communiceerde onder de naam [naam 3 in berichtengroep].
[verdachte] heeft als bijnaam [bijnaam 5].
Vrijspraak
Zoals gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld of afpersing, zoals tenlastegelegd onder 2 (primair en subsidiair). Uit de stukken in het dossier blijkt onvoldoende dat sprake was van op die misdrijven gerichte voorbereidingshandelingen.
Gevoerde verweren betreffende de verkrijging en waardering van onderdelen van het bewijs
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en feit 7
De administratie
De verdediging heeft betwist dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de in de woning van [verdachte] aangetroffen “administratie” van de hand van [verdachte] is. In dit verband heeft de raadsman aangevoerd dat de dactyloscopische sporen die van [verdachte] op het (notitie)boekje met daarin de aantekeningen zijn aangetroffen, niet doorslaggevend zijn nu ook sporen van derden op dat boekje zijn aangetroffen. Daarnaast is de verdediging van mening dat de schrijfproef evenmin het doorslaggevende bewijs heeft opgeleverd. Het rapport van deskundige [naam] over het schriftonderzoek kan immers geen wetenschappelijke basis vormen voor de conclusie dat het handschrift in het aangetroffen boekje buiten redelijke twijfel het handschrift van [verdachte] bevat. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de gebruikte likelihood ratio niet berekend kan worden en de deskundige derhalve de likelihood ratio op basis van zijn ervaring subjectief heeft inschat. Verder wijst de raadsman erop dat de door de deskundige geconcludeerde veel waarschijnlijker-graad slechts een gemiddeld sterke waarschijnlijkheid weergeeft en dan in elk geval niet van een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe het navolgende.
Uit het rapport schrijfproef van 17 februari 2017 van [naam] , gerechtelijk deskundige voor schriftonderzoek blijkt dat wat betreft de stukken van overtuiging, aangeduid met een X gevolgd door een nummer, de resultaten van het betwiste handschrift in 5 groepen worden verdeeld. Groep 2 bestaat uit de navolgende stukken van overtuiging: X3, X6, X7, X8-X30 (van X24 alleen regel 7 en 8), X54, X55 en X56 en zijn van 1 producent afkomstig. X54 betreft de aantekeningen in een grijs notitieboek (het zogenoemde “Hemaboekje”). X55 betreft de aantekeningen in een notitieboek met ringband en een stukje gelinieerd papier dat zich (los) in het notitieboek bevindt en X56 betreft de aantekeningen op twee velletjes gelinieerd papier in een schrijfblok. Omdat ten aanzien van het referentiemateriaal van
[verdachte] (schrijfproef) bijzonderheden werden geconstateerd die op verdraaiingsopzet duidden, is er vergelijkingsmateriaal opgevraagd dat buiten de context van de zaak is vervaardigd. Het vergelijkende schriftonderzoek, waarin het handschrift van groep 2 en het referentiemateriaal van [verdachte] zijn betrokken, heeft kwalitatief goede overeenkomsten opgeleverd, ondanks het feit dat het referentiemateriaal van [verdachte] aan beperkingen onderhevig is. Vrijwel alle voor het bepalen van het schrijverschap relevante kenmerken in het betwiste handschrift kunnen op overeenkomstige wijze in het referentiemateriaal van [verdachte] worden vastgesteld. Deze vaststellingen hebben de deskundige tot het oordeel geleid dat deze conclusie veel waarschijnlijker is wanneer de hypothese dat [verdachte] de producent is van het betwiste handschrift in groep 2 waar is dan wanneer iemand anders de producent is van deze schrijfproductie. Dat dit waarschijnlijkheidsoordeel met toepassing van het Bayesiaanse model bij handschriftvergelijking niet statistisch is onderbouwd, ligt besloten in de kwalitatieve aard van het onderzoek en maakt de conclusie en de betrouwbaarheid daarvan, niet anders. Daarbij merkt het hof op dat andere aanknopingspunten dat vraagtekens moeten worden geplaatst bij de kwaliteit van of de resultaten van het schriftvergelijkend-onderzoek niet door de raadsman zijn gesteld, noch overigens zijn gebleken.
Het door de deskundige gegeven waarschijnlijkheidsoordeel geeft – zoals de raadsman heeft gesteld – een gemiddeld sterke waarschijnlijkheid aan. Deze bevinding staat echter niet op zichzelf. In combinatie met het gegeven dat de aantekeningen zijn aangetroffen in de woning van [verdachte] en het feit dat op het Hemaboekje als ook op het notitieboek dactyloscopische sporen van [verdachte] zijn aangetroffen komt het hof tot de slotsom dat het [verdachte] is geweest die (de) aantekeningen in de boekjes/notitieblokjes heeft gemaakt.
de kluizen
De verdediging heeft betwist dat [verdachte] op de hoogte was van de aanwezigheid van de kluizen in box 161 en box 40 op het [adres] in Nieuwegein. Daarnaast is betoogd dat niet vaststaat dat [verdachte] toegang had tot de kluis in box 40. Niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de tubulair sleutel die in de woning van [verdachte] is aangetroffen bij het uitgeboorde slot in de kluis aangetroffen in box 40 past. De stelling van de “slotenexpert” [naam] dat het voor hem zeer aannemelijk is dat de tubulair sleutel behoort bij deze kluis kan niet worden beschouwd als een deskundigheidsoordeel nu [naam] geen deskundigheid op dit gebied toekomt. Het hof kan deze mededeling van [naam] dan ook niet als deskundigheidsoordeel in zijn beslissing betrekken. Aldus de raadsman.
Het hof overweegt het navolgende.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat [verdachte] sinds 31 december 2012 box 40 in de Opslagman heeft gehuurd en dat namens hem zijn [zus] vanaf 26 juni 2015 box 161 heeft gehuurd. [verdachte] was in het bezit van de code van de toegangsdeur van de Opslagman. Ook zijn in zijn woning de beide sleutels gevonden die toegang geven tot box 40 en box 161. Het hof leidt hieruit af dat [verdachte] de feitelijk huurder van de opslagboxen 40 en 161 was. WhatsApp berichten gewisseld tussen [verdachte] en zijn [zus] in de periode van 24 juni 2015 tot 1 juli 2015 en een aantekening in de administratie die kennelijk ziet op de huur van box 161 bevestigen dit. [verdachte] is met zijn zus op 24 juni 2015 in de Opslagman geweest. Ze lopen dan eerst naar het deel waar onder meer box 388 is gelegen en daarna naar de eerste verdieping waar box 161 is gevestigd.
In box 40 is een kluis en in box 161 een stalen kast die kennelijk als kluis dienst deed aangetroffen. In box 40 betrof dit een tafelmodel kluis van het merk Weipin. In box 161 stond een stalen dossierkast. In de administratie van [verdachte] wordt op 27-02 (het hof begrijpt 27 februari 2015) aangetekend: “500 uit aan kastkluis”. In diezelfde administratie wordt op 13-05 (het hof begrijpt 13 mei 2015) aangetekend: “500 uit aan kluis”. De datum van de aanschaf van deze zogeheten kastkluis kan in verband worden gebracht met de startdatum van de huur van box 388 door [B.A.] , namelijk 20 februari 2015. Uit de bewijsmiddelen en op grond van hetgeen later in dit arrest nog wordt overwogen leidt het hof af dat dit ook is gebeurd ten behoeve van de verdachte. Hierna zal worden overwogen dat het hof ervanuit gaat dat op 5 juli 2015 deze kastkluis is verplaatst van box 388 naar box 161. Aan de in de woning van [verdachte] aangetroffen sleutelbos is de sleutel van het linker slot van de kluis in box 40 aangetroffen. [verdachte] heeft geen enkele vraag willen beantwoorden over de aangetroffen sleutels, de aantekeningen in de administratie en de (redenen van) de huur van de beide boxen in de Opslagman. Uit de voorgaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat [verdachte] op de hoogte was van de aanwezigheid van de kluizen in box 40 en box 161.
Dat [verdachte] ook feitelijk toegang had tot de kluis in box 40 leidt het hof af uit hetgeen hiervoor is overwogen en in het bijzonder de omstandigheid dat aan de hiervoor genoemde sleutelbos, naast de sleutels die toegang gaven tot beide boxen ook de sleutel zat die paste op het linker slot van de kluis in box 40.
Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de verklaring van [naam] inhoudende dat het voor hem zeer aannemelijk is dat de aangetroffen tubulair sleutel behoort bij de kluis van het merk Weipin, een deskundigheidsoordeel betreft.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof de in dit verband gevoerde verweren.
Ten aanzien van feit 4
Doorzoeking
De raadsman heeft aangevoerd dat voorafgaand aan de doorzoeking in de woning van [verdachte] aan de [adres] te Nieuwegein, ondanks hetgeen daaromtrent in het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname is opgenomen, aan [verdachte] door de rechter-commissaris niet de cautie is gegeven, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de cautie eerst is gegeven na het aantreffen van het vuurwapen in de slaapkamer en derhalve nadat hij aan een verhoor door de rechter-commissaris, inhoudende de vraag of er in de woning wapens aanwezig waren, was onderworpen.
Hier is sprake van een onherstelbaar vormverzuim (het hof begrijpt: in de zin van artikel 359a Wetboek van strafvordering), te weten een aanzienlijke schending van het gebod van de cautie, waardoor de verdachte in een specifiek belang is geraakt (het verbod van zelf-incriminatie).
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het verweer dient te worden verworpen, nu van de juistheid van het opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking dient te worden uitgegaan, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan de doorzoeking door de rechter-commissaris de cautie is gegeven.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht het hof geen aanknopingspunten aanwezig om te twijfelen aan de juistheid van het door verbalisant K001 opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ook voor zover het betreft het gedeelte waaruit blijkt dat de rechter-commissaris voorafgaand aan de doorzoeking aan [verdachte] de cautie heeft gegeven. Immers, in dit proces-verbaal staat vermeld dat de rechter-commissaris voorafgaand aan de doorzoeking “de cautie heeft gegeven aan de aanwezige [verdachte] ” en (het hof begrijpt vervolgens) “aan de aanwezige personen [verdachte] en [L.F.] werd gevraagd of er geld of waardevolle goederen, zoals sieraden, drugs, vuurwapens aanwezig waren” en (het hof begrijpt weer vervolgens) “ [verdachte] verklaarde dat er een vuurwapen in zijn slaapkamer lag”. Dat in het proces-verbaal van aanhouding dit niet wordt gerelateerd doet hieraan niet af. Het verweer van de raadsman faalt dus reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag.
Overwegingen over voorbereidingshandelingen (feit 1)
Juridische overweging
Aan de verdachte is in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegd het medeplegen van voorbereiding van moord, respectievelijk diefstal met geweld dan wel afpersing.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt volgens hem voldoende wat de contouren zijn van de beoogde uitvoering van voorgenomen misdrijf.
Namens de verdachte is betoogd dat de in de tenlastelegging genoemde gronddelicten onvoldoende bepaald zijn. Er is onvoldoende bewijs dat bij de verdachte de intentie bestond om één van deze misdrijven te plegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft een debat plaatsgevonden over de eisen die moeten worden gesteld aan het bewijs van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Wat de advocaat-generaal en de raadsman in het bijzonder verdeeld houdt is de beantwoording van de vraag in welke mate van concreetheid en precisie de bewijsmiddelen zicht moeten bieden op het delict dat wordt voorbereid, ook wel het gronddelict genoemd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen, stoffen, informatiedragers en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.
In de bewijslevering zijn aldus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen zoals opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten. Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte op hun beurt kunnen worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter. Hij dient te waken voor te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderling verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de gevolgen van het beoogde gebruik op de koop toeneemt.
De hiervoor bedoelde intentie van de verdachte en de bestemming van de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen staan naar de mening van de verdediging in deze strafzaak in een problematische onderlinge verhouding. Aandacht is gevraagd voor de onbepaaldheid van de aard van de te plegen delicten, de beoogde slachtoffers en de voorgenomen momenten van uitvoering.
Als het hierom gaat biedt de wetsgeschiedenis enig houvast. Bij de initiële invoering van artikel 46 (oud) Sr in 1996 waren enkele aan de praktijk ontleende gevallen waarin personen zich dichtbij de pogingsfase van een delict bevonden de aanleiding om voorbereidingshandelingen strafbaar te stellen. Er diende een mogelijkheid te zijn om strafvorderlijk in te grijpen in situaties die een onaanvaardbaar risico voor de rechtsorde inhielden en om hierop vervolgens een strafrechtelijke reactie te geven. Het zou moeten gaan om gevallen waarin sprake was van een actueel ontoelaatbaar gevaar voor objectieve rechtsgoederen. Over de vereiste mate van concretisering doet de wetgever geen duidelijke uitspraken maar in de situaties die tot het wetsvoorstel hadden geleid was in elk geval de dreiging, ook in de zin van doelwit en uit de omstandigheden af te leiden werkwijze, tamelijk concreet. Dat kan op zichzelf beschouwd evenwel nog niet tot de slotsom leiden dat de wetgever gevallen waarin sprake is van meer generieke gevaarzetting buiten het bereik van artikel 46 (oud) Sr heeft willen houden.
De wet is enkele malen aangepast. Zo is in 2002 de delictsomschrijving aangepast in die zin dat het bij het gronddelict niet langer hoefde te gaan om een feit dat in vereniging zal worden gepleegd. In 2007 is vervolgens het zogeheten kennelijkheidsvereiste vervallen. De minister heeft in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot deze wijziging heeft geleid betoogd dat met het schrappen van het woord “kennelijk” werd beoogd grotere duidelijkheid te verschaffen over de uitleg van artikel 46 Sr. Daarbij is benadrukt dat de kern van de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is gelegen in de subjectieve bestemming van voorwerpen en gedragingen (MvT bij het wetsvoorstel 30 164, pagina 49). In een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 17 maart 2005 heeft de minister hieraan toegevoegd dat hiermee werd aangesloten bij de jurisprudentie van de Hoge Raad:
De voorgestelde aanpassing houdt in dat het woord «kennelijk» in de strafbepaling wordt geschrapt. Daarmee beoog ik de reikwijdte van de strafbare voorbereiding te verduidelijken. Dat de voorwerpen waarmee ernstige misdrijven worden voorbereid «kennelijk» bestemd moeten zijn voor het plegen van het misdrijf kan tot verwarring leiden. De wettelijke omschrijving suggereert dat het karakter van het voorwerp doorslaggevend is. ( ..) Uit de rechtspraak van de Hoge Raad valt ( ..) af te leiden dat veeleer de bedoeling van de dader bepalend is voor de bestemming van de voorwerpen. De voorgestelde wijziging wil de wet daarmee in overeenstemming brengen (..)
De aanpassing vindt zijn grond in de wenselijkheid van verduidelijking. Ook nu behoeven, zo reageer ik op een volgende vraag van de heer Wolfsen, geen exacte gegevens vast te staan over het misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zijn gericht. Juist omdat het voorbereidingshandelingen betreft, is het doorgaans niet mogelijk om precies aan te duiden op welke wijze en wanneer het voorbereide misdrijf zou worden gepleegd (indien niet tijdig ingegrepen zou zijn). Wel moet duidelijk zijn om welk beoogd misdrijf het gaat. Overigens wijzigt het wetsvoorstel op dit punt niets aan artikel 46 Sr.
Het hof overweegt dat de keuze van de wetgever om, in aansluiting op de rechtspraak, het misdadige doel centraal te stellen in de bewijsvraag impliceert dat de verhouding tussen de intentie en het te plegen delict geen lineaire of directe hoeft te zijn. Er is een ondergrens die zich als volgt laat omschrijven. De intentionaliteit, opgevat als de criminele gerichtheid, moet vaststaan. Dat geldt ook voor het beoogde gebruik van de voorbereidingsmiddelen en voor de bedoelingen bij de verrichte voorbereidingshandelingen. Tot slot moet buiten redelijke twijfel zijn wat het karakter is van het gronddelict. Reeds vanwege het te hanteren strafmaximum dient duidelijk te zijn op welk misdrijf met een strafbedreiging van acht jaren gevangenisstraf of meer de voorbereiding betrekking heeft gehad.
Noch uit de wet en de totstandkomingsgeschiedenis ervan noch uit de rechtspraak kan echter worden afgeleid dat een welomlijnd beeld van het te plegen gronddelict is vereist. Ook de rechtspraak van de Hoge Raad, die onder meer inhoudt dat de oppervlakkigheid of onvolkomenheid van de voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen niet in de weg staat aan bewezenverklaring ervan, wijst in die richting. Het spreekt voor zich dat ook hieraan een zekere ondergrens is verbonden. Deze wordt geformuleerd door de minister in de nota naar aanleiding van het verslag: “gedragingen die in de voorstelling van de dader bedoeld zijn als voorbereiding van een ernstig misdrijf, maar die niet daadwerkelijk als voorbereiding van zo’n misdrijf beschouwd kunnen worden, vallen thans niet onder artikel 46 Sr en zullen daar ook na de voorgestelde aanpassing niet onder vallen” (pagina 56).
De enkele intentie van de dader is niet voldoende voor strafbaarheid.
Van een acuut, direct risico, dat onmiddellijk strafvorderlijk ingrijpen urgent heeft gemaakt, hoeft echter geen sprake te zijn. Van een gedetailleerd inzicht in het beoogde gebruik van de middelen evenmin.
Voorts biedt de delictsomschrijving van artikel 46 Sr ruimte voor strafbare betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen gericht op een delict dat door anderen dan degene die het voorbereidt, zal worden gepleegd. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging kunnen worden gepleegd terwijl de intentie is dat het beoogde gronddelict door één dader zal worden gepleegd. Daarmee wordt de vereiste intensiteit van het door de rechter vast te stellen verband tussen voorbereiding en gronddelict verder gerelativeerd. Het gaat om beantwoording van de vraag of de verdachte een actueel en reëel risico op voltooiing van het beoogde delict in het leven heeft geroepen, waarbij hij de realisatie van dat gevolg op zijn minst op de koop toe heeft genomen.
Daar komt in het onderhavige geval bij dat aan de verdachte het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten laste is gelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een bewuste en nauwe samenwerking, alsmede opzet van de verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking. Dat opzet hoeft evenwel niet bij elke deelnemer op gelijke wijze te zijn georiënteerd noch op dezelfde wijze te zijn gevormd. Dat houdt in dat, afhankelijk van de wijze waarop de bijdrage van de medepleger aan de voorbereidingshandelingen gestalte krijgt, de oriëntatie op het gronddelict kan variëren.
Tot slot komt in de sleutel van de waardering van het gepresenteerde bewijs betekenis toe aan de volgende omstandigheid. De verdachte heeft gedurende het opsporingsonderzoek en in beide fasen van de berechting grotendeels gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Op tal van vragen die betrekking hebben op uit de processtukken blijkende feiten en omstandigheden die belastend kunnen worden uitgelegd heeft hij geen antwoord gegeven. Daarmee verschuift het accent in de bewijswaardering in aanzienlijke mate van wat is gebleken over de subjectieve wil van de verdachte naar de context van de uiterlijke verschijningsvorm van het samenstel van voorbereidingsmiddelen ten aanzien waarvan gedragingen van de verdachte zijn gebleken. Deze gedragingen staan bovendien in een duidelijk verband met handelingen en gedragingen van andere verdachten in de zaak Koper. Het hof verwijst in dit verband naar de hierna volgende bewijsoverwegingen en de gebezigde bewijsmiddelen.
Hoewel daaruit blijkt dat er nog wel eens werd gewisseld van oriëntatie kan een zekere doelgerichtheid bij de observaties (in persoon alsmede met gebruikmaking van een peilbaken) zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.
Het hof stelt vast dat de verdediging heeft betoogd dat de in de tenlastelegging vermelde voorbereidingsmiddelen, op zichzelf noch in hun samenhang, wijzen in de richting van een concreet aan te duiden misdrijf. Dat betekent echter niet dat de rechter, in het licht van het stilzwijgen van de verdachte, niet tot de slotsom zou kunnen komen dat een voldoende concreet omlijnd misdrijf is voorbereid. In die zin lopen in het betoog van de verdediging de waardering van de inhoudelijke kwaliteit van het gepresenteerde bewijs en de daaraan uiteindelijk voor de bewijsbeslissing te verbinden conclusies door elkaar. Anders gezegd, de bepaaldheid van elk van de voorbereidingsmiddelen op zichzelf bezien kan wellicht voor meer uitleg vatbaar zijn. Dat houdt echter nog steeds in dat die bepaaldheid, in het licht van wat overigens is gebleken over intenties en handelingen van de verdachte en van andere relevante betrokkenen, en gelet op alle middelen in onderling verband en samenhang beschouwd, daaraan toch in toereikende mate kan worden toegekend. Daarop zal hierna nader worden ingegaan.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Tegen de achtergrond van de hiervoor uiteengezette maatstaf stelt het hof vast dat de bewijsmiddelen het volgende inhouden.
De bewijsmiddelen hebben blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking op vijf personen, opererend in een criminele setting. Het gaat om [verdachte] , [J.W.] , [Z.S.] , [L.B.] en [A.Y.] . [J.W.] , [Z.S.] , [L.B.] en [A.Y.] stonden op diverse wijzen met elkaar in contact. Dit blijkt uit de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken, gevoerd in de door [J.W.] , [Z.S.] , [L.B.] en [A.Y.] gebruikte auto’s en in de garagebox aan de [adres] in Maurik. Daarnaast onderhield een aantal van hen contact met gebruikmaking van telefoontoestellen van het merk BlackBerry voorzien van de applicatie PGP (hierna: PGP-toestellen) met het oog op, zo neemt het hof aan, het voorkomen van afluisteren door de justitiële autoriteiten. [verdachte] was opgenomen in de contactenlijst van de BlackBerry-toestellen van [L.B.] en [J.W.] . In de contactenlijst van een onder [J.W.] in beslag genomen BlackBerry stonden onder meer vermeld: Junior, Black, Schoonz. Deze personen stonden met dezelfde aanduiding in de administratie van [verdachte] . Verder blijkt uit de hierna te bespreken administratie van [verdachte] dat daarin aantekeningen zijn opgenomen over [J.W.] , die daarin is aangeduid als “Boek”.
[L.B.] stond in contact met [J.W.] . Daarbij zijn in de maand juli 2015 via de versleutelde BlackBerry’s berichten gewisseld over tegen hen lopende politieonderzoeken waarvan [L.B.] kennelijk op de hoogte was en over de aanschaf van een zogeheten “sweepapparaat” en over een vuurwapen.
[J.W.] , [verdachte] , [Z.S.] , [L.B.] en [A.Y.] hebben samen een voorraad vuurwapens voorhanden gehad. Ten laste van [verdachte] zal het hof, zoals hierna nader zal worden gemotiveerd, het medeplegen van het bezit van ongeveer honderd vuurwapens bewezen verklaren. De wapenvoorraad bevond zich in twee opslagboxen bij de Opslagman in Nieuwegein. Een deel van deze vuurwapens betrof automatische aanvalsgeweren. Bij deze voorraad zijn tevens patronen aangetroffen, waarvan een deel zogeheten pantserdoorborende munitie betrof. Ook geluiddempers en laserrichtmiddelen maakten deel uit van de wapenvoorraad. Dit samenstel van voorwerpen kan, in het bijzonder gelet op de gangbare en meest voor de hand liggende toepassing van de accessoires, naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten.
De gemeenschappelijke betrokkenheid van [J.W.] , [Z.S.] , [L.B.] en [A.Y.] bij deze wapens blijkt uit onder meer de inhoud van de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de gebeurtenissen in de avond van 13 juni 2015. [A.Y.] en [L.B.] verplaatsen dan meerdere vuurwapens van Wijk bij Duurstede naar één van de opslagboxen bij de Opslagman in Nieuwegein. [Z.S.] en [J.W.] zijn daarover op dat moment in gesprek. De feitelijk huurder van de boxen was [verdachte] . Dit blijkt uit de in zijn woning aanwezige sleutels van beide boxen en van een van de sleutels van een kluis in één van die boxen en uit de verklaring van zijn [zus] van 12 augustus 2015.
Daarnaast hebben [L.B.] en [A.Y.] eenmaal met een vuurwapen geschoten in de late uren in een afgelegen gebied. [Z.S.] heeft dit drie maal gedaan. Dat het er hierbij om ging de bruikbaarheid van de wapens uit te proberen kan worden afgeleid uit heimelijk opgenomen en afgeluisterde gesprekken. Op 23 mei 2015 hebben [Z.S.] en [L.B.] in de Fiat Punto van eerstgenoemde tegen elkaar het volgende gezegd rondom het moment van schieten met een vuurwapen op een afgelegen locatie: ‘We moeten het ding testen’ en ‘we moeten de ijzers (het hof begrijpt vuurwapens) meenemen’. Op 28 mei 2015 wordt in de loop van de dag in dezelfde Punto nagepraat door [L.B.] en [Z.S.] over proefschieten door [A.Y.] en [Z.S.] in de voorafgegane nacht. Om 14:00 uur zegt [Z.S.] : ‘Er zat weer zo’n kanker misvormde bullit tussen’. [L.B.] antwoordt: ‘Die zijn faya (het hof begrijpt: “erg”) he?’
Voorts hebben [J.W.] , [Z.S.] , [L.B.] en [A.Y.] twee Audi’s, een RS6 en een S5, voorhanden gehad. Zij zijn in wisselende samenstelling aanwezig geweest bij de garageboxen waar deze auto’s waren gestald. Daarbij zijn werkzaamheden verricht die kennelijk waren gericht op het rijklaar maken, respectievelijk houden, van deze auto’s. Accu’s en jerrycans werden gebracht (kennelijk om de tanks van de auto’s met benzine te vullen) en meegenomen en de auto’s werden gestart. Eén van de auto’s is eenmaal tijdens de nachtelijke uren gebracht naar een garage waar enkele reparaties zijn uitgevoerd. Deze reparatie is, naar het hof aanneemt, geregistreerd in de administratie van [verdachte] . Aan de hand van door de betrokkenen gevoerde gesprekken, die heimelijk zijn opgenomen en afgeluisterd, alsmede op basis van het gebruik van handschoenen, kan worden geconcludeerd dat de auto’s vrij dienden te zijn en te blijven van tot de genoemde personen te herleiden sporen. Het betreft in beide gevallen een zeer snelle auto. Het kan als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat dit type auto’s nog wel eens wordt gebruikt bij het plegen van ernstige delicten. De aanwezigheid van twee flessen benzine in de Audi RS6 draagt bij aan de slotsom dat deze auto bestemd was voor gebruik bij de uitvoering van een misdrijf van serieuze betekenis. Anders dan het geval is bij de vuurwapens met toebehoren kan ten aanzien van deze auto’s in het algemeen niet de exclusieve, althans, in redelijkheid aan te nemen, overwegende, bestemming van moord worden aangenomen. In het licht van de hierna nog te bespreken inhoud van de overige bewijsmiddelen dient evenwel de slotsom te zijn dat de auto’s ook met deze intentie beschikbaar werden gehouden.
Op uiteenlopende wijzen zijn de gangen van personen gevolgd en in beeld gebracht. [L.B.] en [Z.S.] hebben, naar het hof aanneemt, op 12 juni 2015 het baken #0580 geactiveerd, dat op 13 juni 2015 om 00:01 uur actief wordt. Zij wilden, zo blijkt uit door hen gevoerde vertrouwelijke gesprekken, iemand “spotten”. Uit OVC-gesprekken, gevoerd op 13 juni 2015 tussen [Z.S.] en een onbekende blijkt eveneens dat één of meer personen, aangeduid aan de hand van merk en type auto waarin deze personen zouden rijden, in de gaten dienden te worden gehouden.
In de woning van [L.B.] zijn enkele peilbakens aangetroffen die eerder zijn geactiveerd en gebruikt. Ook zijn verpakkingen van gebruikte peilbakens bij hem gevonden. In de woning van [A.Y.] is een BlackBerry aangetroffen waarop foto’s stonden van een peilbaken. [A.Y.] heeft op 25 mei 2015 gesproken met [L.B.] over een bezoek aan de Spyshop in Nieuwegein. [L.B.] en [Z.S.] hebben, zo kan worden vastgesteld mede bezien in het licht van de daarop betrekking hebbende administratie van [verdachte] , samen op 26 mei 2015 twee peilbakens in de Spyshop gekocht. Ook [J.W.] kan, zoals later zal worden besproken, in verband worden gebracht met het gebruik van peilbakens.
In de woningen van de reeds onherroepelijk veroordeelde medeverdachte [S.] en van [L.B.] zijn gegevensdragers gevonden met daarop beelden van personen in een horecagelegenheid. Op deze opnames zijn tevens de stemmen te horen van respectievelijk [L.B.] , [Z.S.] en [A.Y.] . Zij hebben kennelijk de opnames gemaakt. De intentie om de betrokken personen op een adequate wijze in beeld te brengen blijkt uit hetgeen door hen wordt gezegd. De opnames hebben onder meer betrekking op de personen [1] , [2] en [3.] en [4.] . Van de opnames van [1] zijn vijf foto’s aangetroffen op de BlackBerry van [J.W.] die in beslag is genomen op 15 juli 2015 bij een doorzoeking van diens verblijfplaats in Beneden-Leeuwen.
In de woning van [verdachte] is een notitieboekje in beslag genomen. Dit kan worden aangemerkt als een financiële administratie over de periode 8 januari 2014 tot en met 14 juli 2015. Deze administratie is door [verdachte] bijgehouden. De administratie heeft onder meer betrekking op de aanschaf van wapens, aangeduid als “ijzers”. Daarbij is enkele malen de bijnaam van [J.W.] vermeld. Op diverse significante onderdelen blijkt deze administratie in direct verband te staan met door [Z.S.] , [L.B.] , [J.W.] en [A.Y.] verrichte handelingen. Zij worden in de administratie met hun bijnamen aangeduid. Zo blijkt onder meer dat de aanschaf van peilbakens (aangeduid als trackers) is vastgelegd. Daarnaast zijn uitgaven opgenomen voor spotters, de aanschaf van enkele telefoontoestellen met PGP-applicatie, camera’s en de huur van auto’s. Zij maakten, met uitzondering van [verdachte] , allen gebruik van huurauto’s. Ook de huur van de garageboxen in Maurik, waar de twee Audi’s stonden geparkeerd, is, zo maakt het hof op uit de inhoud van de administratie via en/of door [verdachte] betaald.
In verband met de beoordeling van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen acht het hof de volgende, heimelijk opgenomen en afgeluisterde, vertrouwelijke gesprekken in het bijzonder van belang.
Op 17 juni 2015 hebben [J.W.] en [Z.S.] gesprekken gevoerd in de Renault Megane waarin zij die dag reden. [Z.S.] zegt onder meer tegen [J.W.] om 18:35 uur: ‘Hij komt om uh 6 uur 7 uur (…) je weet toch dat hij buiten komt bij osso, je weet toch is perfect. Helemaal als je zo een stille hebt is het klaar je weet toch’. [J.W.] reageert onder meer als volgt: “hij moet er wel aan”. [Z.S.] zegt even later: “laat gewoon verrotten hij is binnen no time is die split. Dat is echt geen probleem echt niet.” Het gesprek gaat voorts over personen die kennelijk gevolgd worden. [J.W.] : “eigenlijk moeten we gewoon weer op die kale. Die kale en die joego”. [Z.S.] : “hij gaat ons daarheen brengen, 100%; waarom in die hotels? Altijd bij elkaar”. [J.W.] : “het zijn van die hangmensen”. En [J.W.] even later: “die keer op de Kanaalstraat, dat was hem gewoon, en daar in België ook”. [Z.S.] : “dat moet hem zijn; gewoon heel undercover, je zit op iemand heel vaak, en dan zie je opeens die hoofd verschijnen”. En [J.W.] nogmaals: “moeten eerst uitvinden wat voor auto die vriend rijdt dan. Die kale of die andere twee. Hij rijdt zelf die Golf”.
Op 24 mei 2015 omstreeks 22:00 uur zegt [Z.S.] tegen [L.B.] “hun komen en doen dang dang kom pang … pfff split. Hup deze in de fik, hup ijzer doe je de volgende, pang split, laat je die shit daar. Wij moeten nog naar die waggie … even eerlijk, ik ben er niet vies van … is een keus die je maakt.” En: “het is vies, maar ja andere kant is het ook wel een kans”. Kort daarna zegt [Z.S.] tegen [L.B.] : “alles wat we gedaan hebben is om die fietsen gewoon ( ..) in orde te zetten. Klaar nu is eindelijk alles gefixt ( ..) die 2 vest die regelt [bijnaam 3]”. En om 22:36 uur zegt [Z.S.] nog : “het gaat om ijzers, als ie tegen ons zegt ga die kant snel dingen klaar leggen, bam binnen tien minuten hebben we die dinges klaar.” [L.B.] : “Ja”.
Voorts slaat het hof acht op enkele feiten en omstandigheden, die kunnen worden ontleend aan de bewijsmiddelen, zoals blijkend uit de resultaten van opsporing met betrekking tot de moord op [5] . De verdediging heeft erop gewezen dat deze resultaten niet mogen worden gebruikt voor het bewijs omdat het hier gaat om een opsporingsonderzoek dat niet heeft geleid tot enige strafvervolging en omdat de bevindingen mogelijk slechts in gefragmenteerde vorm bij de processtukken zijn gevoegd. Het hof overweegt dat de bewijswaarde en bewijskracht van deze resultaten met terughoudendheid dienen te worden beoordeeld, maar enkele bevindingen, zoals hierna weergegeven, zijn niet zodanig dat de feitelijke juistheid ervan in twijfel dient te worden getrokken. Evenmin is hiervoor, anders dan betoogd door de raadsman, meer context nodig voordat het hof hiervan de mogelijke bijdrage aan de bewijsvoering kan wegen. Het hof acht het volgende van betekenis voor het bewijs.
Op 17 november 2014 zijn de, in de woning van [S.] aangetroffen, heimelijk opgenomen filmbeelden van [2] en [3.] , gemaakt. De stemmen van [L.B.] en [A.Y.] zijn hierop herkend. Uit de printgegevens van het baken met IMEI-nummer #3480 blijkt dat dit op 17 november 2014 tussen 21.10 uur en 22.59 uur actief was in de directe omgeving van het Carlton President hotel in Utrecht, waar [2] en [3.] zich dan bevinden. Dit zijn de tijdstippen waarop is gefilmd. Op 7 augustus 2014 is in de Delhistraat 3 te IJsselstein (woning van [naam] , ex-vrouw van [J.W.] , tevens de verblijfplaats van [J.W.] in de voorafgaande periode) een lege houder gevonden van de simkaart met telefoonnummer *8181; deze is geplaatst geweest in dit baken #3480 in mei 2014.
Het baken was ook actief op 18 januari 2014 rond 18:26 uur bij een tankstation van Total in Amersfoort; op dat moment tankte [J.W.] daar, zoals blijkt uit camerabeelden. Het baken stond op die dag in verbinding met een Samsung Galaxy S3 met imei-nummer #2710, met daarin telefoonnummer *9545. Het andere baken waarmee de Samsung verbinding had was de #4410. Van die Samsung #2710 had [J.W.] op 19 januari 2014 bij een controle de verpakking in de door hem bestuurde Peugeot liggen. Op het moment van die controle was het baken #4410 in de directe omgeving van de locatie van die controle. Over dat baken #4410 is voorts vastgesteld dat dit in de periode 11-19 februari 2014 dezelfde routes heeft gevolgd als de telefoon met het telefoonnummer (*1713) van [5] . De #4410 communiceerde in die periode ook met het Samsung toestel met IMEI #2710. [5] is op 14 april 2014 doodgeschoten. Op 11 januari 2014 is gepoogd hem van het leven te beroven.
In dit perspectief bezien krijgen ook enkele aantekeningen in de administratie van [verdachte] reliëf. Dit zijn: “12-1 50d. uit Black” en “14-4 100d. uit aan Black” en “15-4 25d. uit aan Black.” Het hof begrijpt, in navolging van de politie, dat het hier steeds om duizendtallen gaat. Gelet op de plaatsen in het notitieboekje gaat het hier om data in het jaar 2014. Deze resultaten van het opsporingsonderzoek grijpen, mede tegen de achtergrond van het gebleken contact tussen [J.W.] en [verdachte] , zodanig in elkaar dat het hof ervan uitgaat dat de geregistreerde uitgaven aan Black, wie hij ook moge zijn, in een betekenisvol verband staan met de moord op [5] . In het midden kan blijven welke rol elk van de betrokkenen heeft gespeeld. Van betekenis voor het bewijs is dat sprake is geweest van een gedeelde betrokkenheid in de zin van activiteiten gericht op de dood van [5] . Daarbij is sprake geweest van een werkwijze, bestaand onder meer in de inzet van een peilbaken, die overeenkomt met de gang van zaken bij de handelingen van de betrokken verdachten in het onderzoek 26Koper. Opmerkelijk is voorts een uitgave op 1 december 2014 aan een “junior spotter” van 40d en aan een “hitter” van “100d” (naar het hof begrijpt honderdduizend, mede gelet op het bedrag, voor een schutter).
Van belang is bovendien dat [2] op 22 juni 2016 eveneens van het leven is beroofd. De verdachte en zijn medeverdachten waren toen al gedetineerd, maar dat doet niet af aan de duiding zoals die hiervoor aan de uit de bewijsmiddelen blijkende activiteiten van de verdachte en zijn medeverdachten is gegeven. Op dezelfde wijze komt betekenis toe aan het gegeven dat de eveneens geobserveerde [1] op 9 mei 2016 is vermoord. Bezien in het licht van het voorgaande kan niet worden volgehouden dat het hier om neutrale feiten gaat die geen aanvullende waarde hebben bij de beoordeling van de tenlastelegging.
De hiervoor besproken inhoud van de bewijsmiddelen kan worden gekenschetst als een onderling sterk verweven geheel van redengevende feiten en omstandigheden. Verschillende betrokkenen hebben op uiteenlopende momenten alleen of in wisselende samenstelling activiteiten uitgevoerd en voorwerpen voorhanden gehad die overeenkomen en gelijksoortig zijn. Door de verdediging is gewezen op risico’s en schaduwkanten van een benadering waarin veel gewicht wordt toegekend aan het onderlinge verband tussen en de samenhang binnen die bewijsmiddelen. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat verband en samenhang niet worden toegekend of toegeschreven maar in de inhoud van die bewijsmiddelen zelf kan worden gevonden. Voor een geïsoleerde of gefragmenteerde beschouwing en waardering bestaat dan geen enkele aanleiding.
Het hof overweegt dat de onderlinge verwevenheid van de bewijsmiddelen zodanig is dat uitingen van één of meer verdachten waaruit blijkt van hun betrokkenheid bij de uit de bewijsmiddelen blijkende activiteiten ook inzicht kunnen bieden in de intenties van de overige betrokken verdachten. Het hof heeft daarbij met name het oog op de inhoud van de communicatie tussen [J.W.] , [A.Y.] , [Z.S.] en [L.B.] , tot uiting komend in de OVC-gesprekken, de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de ontsleutelde PGP-berichten.
De verdachte heeft er gedurende het opsporingsonderzoek (vrijwel volledig) het zwijgen toe gedaan. Vragen van rechtbank en hof heeft hij, waar het gaat om de voor hem belastende kern van de onderzoeksresultaten, evenmin beantwoord. De belastende inhoud hiervan is zodanig dat het hof het zwijgen van de verdachte betrekt bij de waardering van bewijswaarde en bewijskracht van de bewijsmiddelen. Het staat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel dat de verdachte samen met anderen vuurwapens voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord. Dit oordeel is het resultaat van een beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm van deze voorwerpen in de context waarin zij werden bewaard en beheerd. Wat de criminele intentie van de verdachte betreft komt het hof tot die slotsom op basis van de uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkende betrokkenheid van [verdachte] , [J.W.] , [A.Y.] , [Z.S.] en [L.B.] bij de uitgevoerde observaties en de in dat verband gevoerde communicatie en de aantekeningen in de administratie.
Elk van de verdachten kan aldus als medepleger van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor moord worden aangemerkt. Met uitzondering van [verdachte] waren zij in een actieve rol betrokken bij het beheer en onderhoud van de twee gestolen Audi’s. [verdachte] had een sleutelrol bij het beheer van de wapenvoorraad en de huur van de boxen in Nieuwegein. De gedeelde gerichtheid op de samenwerking en op het gronddelict moord komt tevens tot uiting in andere werkzaamheden zoals de in wisselende samenstellingen verrichte observaties en gemaakte beeldopnames, de overbrenging van vuurwapens en het testen ervan. Een samenbindend element van gewicht is de administratie van [verdachte] waarin blijkens de inhoud ervan vele lijnen samen komen. Eén of meer activiteiten van elk van de betrokken verdachten kunnen hierop worden teruggebracht.
Het hof acht in het geval van [verdachte] niet bewezen dat hij de auto’s van het merk Audi voorhanden heeft gehad. Hij heeft een rol gespeeld bij het beheer van deze auto’s zoals hiervoor is besproken. Dit draagt bij aan de bewijsvoering van de ten laste van hem bewezen te verklaren voorbereidingshandelingen. In het geheel van gedragingen van de betrokkenen, waaronder begrepen de betrokkenheid bij het beheer van de Audi’s, komt de oriëntatie op het gronddelict tot uiting. Dit leidt er evenwel niet toe dat er in het geval van [verdachte] sprake is geweest van het medeplegen van voorhanden hebben van de twee genoemde auto’s. Evenmin komt het hof in zaak A onder 1 tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde slagpijpje(s), kogelwerende vesten, bakensets, (geëncrypte) telefoons, handschoenen en de SD kaartjes met filmbeelden. Zoals bepleit door de verdediging is het hof van oordeel dat ten aanzien van die voorwerpen niet vastgesteld kan worden dat deze gebruikt zouden gaan worden bij de uitvoering van een levensdelict. Deze voorwerpen zouden mogelijk worden gebruikt om de voorbereiding op zich zelf beschouwd te vergemakkelijken of te bevorderen, maar dat valt niet binnen de reikwijdte van artikel 46 Sr.
Namens de verdachte is onder meer aangevoerd dat een alternatieve bestemming van de wapens niet kan worden uitgesloten. De suggestie is gedaan dat wapenhandel niet kan worden uitgesloten. Geïsoleerde beschouwing van een enkel bericht of gesprek kan naar het oordeel van het hof daartoe aanleiding geven, maar dat daarmee de overwegende gerichtheid van de verdachte tot uitdrukking is gebracht kan niet uit zijn eigen (min of meer ontbrekende) verklaring noch uit die van andere verdachten worden afgeleid.
Daar komt bij dat uit de administratie van [verdachte] niet meer kan worden opgemaakt dan dat wapens werden ingekocht, met uitzondering van wellicht een eenmalige verkoop van een wapen die in de boekhouding zou kunnen worden gelezen (zie rubriek B pagina 1613, rubriek G pagina 128). Tot slot wordt overwogen dat bij deze stand van zaken niet ter beoordeling staat of het hof elke, min of meer speculatieve, alternatieve aanwending van de tenlastegelegde voorwerpen volledig kan uitsluiten.
Bij deze stand van zaken en gezien het geheel aan bewijsmiddelen, zoals hiervoor uiteengezet, staat buiten redelijke twijfel dat het beoogde gebruik van de wapens en de auto’s bestond in de inzet bij levensdelicten. [verdachte] heeft de in de tenlastelegging vermelde wapens met dat doel tezamen en in vereniging met anderen voorhanden gehad.
Gelet op al het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen voor moord heeft gepleegd. Het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde zal op de wijze als hiervoor besproken bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 3
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen een voorraad vuurwapens, explosieven en munitie voorhanden heeft gehad. Deze wapens bevonden zich in twee opslagruimten, gehuurd bij het bedrijf “De Opslagman” aan [adres] in Nieuwegein. De opslagboxen, waarin de wapens tijdens doorzoekingen op 15 juli 2015 zijn gevonden, waren genummerd 40 en 161. De totale voorraad betrof 52 handvuurwapens en 37 automatische vuurwapens. Daarnaast ging het onder meer om een hoeveelheid van duizenden kogelpatronen en 9 handgranaten. Verder zijn 16 geluiddempers en 36 losse patroonmagazijnen aangetroffen. De wapens in box 40 waren opgeborgen in een kluis, in box 161 in een stalen archiefkast. Box 40 werd sinds 31 december 2012 gehuurd voor onbepaalde tijd door [verdachte] . Box 161 werd vanaf 26 juni 2015 gehuurd door de zus van [verdachte] . Zij deed dat op verzoek van haar broer. Deze betaalde ook de huur. Van beide boxen zijn de sleutels in de woning van [verdachte] aangetroffen op 15 juli 2015. Ook is één van de sleutels waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat deze hoort bij de kluis in box 40 in de woning van [verdachte] gevonden. Voorts heeft de kluis met nummer 388 een rol gespeeld. Deze is met ingang van 20 februari 2015 gehuurd door [B.A.] voor 450 euro per kwartaal. Hij huurde met ingang van 17 januari 2014 ook de twee garageboxen in Maurik die in het voorgaande in verband zijn gebracht met [J.W.] , [L.B.] , [A.Y.] en [Z.S.] . De bewijsmiddelen houden in dat de archiefkast die tijdens de doorzoeking in box 161 stond daar naar alle waarschijnlijkheid vanuit box 388 is geplaatst op 5 juli 2015.
Bij [verdachte] , die op grond van het voorgaande kan worden aangemerkt als degene die feitelijk de boxen 40 en 161 huurde, is het eerder besproken notitieboekje aangetroffen. Daarin zijn de volgende aantekeningen aangetroffen: “27-02 Uit 500 aan kastkluis”. Dit leidt, bezien tegen de achtergrond van de rol van [B.A.] bij de boxen in Maurik en de gebleken verbindingen tussen [verdachte] en de andere verdachten, tot de conclusie dat [verdachte] ook de beschikking had over kluis 388.
De administratie van [verdachte] bevat onderdelen die in verband met het tenlastegelegde wapenbezit van belang zijn. Er wordt enkele malen melding gemaakt van “ijzers”. Dit is straattaal voor vuurwapens. Op 21 februari 2015, nog vóór de tenlastegelegde pleegperiode maar niet irrelevant, is de aantekening gemaakt “26.000 uit aan Boek/ijzer”. Boek is de bijnaam van [J.W.] . Op een los blaadje was onder meer vermeld: “ontvangen van schoonzoon ouwe 2 x korte AK met 2 maga (4 totaal) 1 x scorpio”.
[verdachte] was, opgenomen in de contactenlijst van de BlackBerry-toestellen van [L.B.] en [J.W.] . In de contactenlijst van een onder [J.W.] in beslag genomen BlackBerry stonden onder meer vermeld: Junior, Black, Schoonz. In de administratie van [verdachte] zijn deze aanduidingen van personen, met wie kennelijk financiële of andere transacties plaatsvonden, ook aangetroffen. [L.B.] stond in contact met [J.W.] , onder meer over wapens. Op 7 juli 2015 heeft hij hem om een “ijzer” gevraagd in PGP-berichten.
De locatie van de Opslagman is door enkele van de verdachten een of meermalen bezocht.
Op 20 mei 2015 omstreeks 22:05 uur is waargenomen dat de Fiat Punto met [kenteken] (in gebruik bij [Z.S.] ) stopte bij [adres] in Nieuwegein. [Z.S.] en [A.Y.] zijn bij de Opslagman naar binnen gegaan. Zij gebruikten daarbij de persoonlijke toegangscode, die was afgegeven aan [verdachte] , behorend bij box 40. Ze zijn vermoedelijk naar een andere box gegaan omdat ze bij deze box niet zijn gezien.
Op 25 mei 2015 is er om 16:21 uur opnieuw ingelogd bij de Opslagman met de toegangscode van de huurder van box 40. Dit zijn opnieuw [Z.S.] en [A.Y.] geweest. Dit kan worden afgeleid uit de OVC-opnames van de Fiat Punto. [Z.S.] en [A.Y.] bevinden zich in de middag van 25 mei 2015 in de Punto. Te horen is dat zij rond 16:20 uur uitstappen en om 16.32 uur weer instappen. Uit de GPS-gegevens van het baken blijkt dat de Fiat in die periode stilstaat bij de Opslagman aan de Veldwade te Nieuwegein.
Op 13 juni 2015 om 20:46 uur zijn [A.Y.] en [L.B.] bij de kelderbox van de woning van [A.Y.] aan de [adres] in Wijk bij Duurstede. [A.Y.] doet in aanwezigheid van [L.B.] wapens in een tas en beiden gaan dan samen naar de Opslagman. Er wordt zes keer zonder resultaat geprobeerd om een toegangscode in te voeren die telkens lijkt op die van [verdachte] voor box 40. Dan laat iemand anders hen binnen. Ze lopen richting de boxen met de nummers 351-526. [A.Y.] draagt een zwarte sporttas en een big shopper. In de kelderbox van [A.Y.] is een sticker aangetroffen met daarop een tekst, met viltstift geschreven, luidend “AK 1 MAGA”. Deze was geplakt op plastic folie. Soortgelijke stickers zijn ook aangetroffen op vuilniszakken en plastic folies in beide boxen in de Opslagman.
[verdachte] is met zijn zus [naam] bij de Opslagman op 24 juni 2015 14:33 uur. Ze lopen naar het deel waar onder andere box 388 is. Daarna naar de eerste verdieping waar box 161 ligt die twee dagen later door [zus] wordt gehuurd.
Het hof betrekt in de overwegingen de volgende opnames van heimelijk opgenomen vertrouwelijke communicatie.
Op 24 mei 2015 om 22:09 uur zegt [Z.S.] in de Fiat Punto, sprekend over zijn activiteiten met [A.Y.] , tegen [L.B.] : “alles wat we gedaan hebben is om die fietsen gewoon ( .. ) in orde te zetten. Klaar nu is eindelijk alles gefixt ( ..) die 2 vest die regelt [bijnaam 3]”. En om 22:36 uur vervolgt [Z.S.] : “Het gaat om ijzers, als ie tegen ons zegt ga die kant snel dingen klaar leggen, bam binnen tien minuten hebben we die dinges klaar.” [L.B.] zegt: “Ja”.
Op 25 mei 2015 om 15:53 uur zitten [A.Y.] en [Z.S.] in de Fiat Punto. [Z.S.] zegt: “we moeten die twee die je daar hebt schoonmaken die kleintjes moeten we goed schoonmaken, die tas waar je dat zult doen, moeten we heel goed schoonmaken”. [A.Y.] antwoordt dan: “ik heb een nieuwe tas ( .. ) in schuur”. [Z.S.] : Ja ik zag hem, klopt.
[A.Y.] : in plastic/plastic tas.we maken het beter schoon in de schuur,daar heb je niets wat van mij is.
[Z.S.] : Ja klopt.
[A.Y.] : In die osso/huis een hoop DNA, ik kom daar nooit, al die stof, (NTV) daar. Je weet toch?
[Z.S.] : Maar op een tas he?
[A.Y.] : Ja.
[Z.S.] : Kan daar vingerafdruk op komen?
[A.Y.] : Ik dacht van niet.
[Z.S.] : Nee toch?
[A.Y.] : Ik dacht van niet. Gewoon die tas weggehaald, joh gek.
[Z.S.] : “we moeten de tas bij iemand anders gaan halen en die bij jou in de schuur hadden we nog in onze handen gehad, die dag nog.” [A.Y.] reageert: “nee de tas met plastic eromheen”.
Op diezelfde dag om 16:14 uur zegt [Z.S.] in de auto met daarin ook [A.Y.] : “dat is die shit, chromen loop, zwarte handvat. Die zijn meestal ietsje duurder als die andere.” Opmerkelijk is in dit verband dat in de Opslagman een Colt Python .357, zwaar kaliber, is gevonden met een chromen loop en kast en een zwart handvat. Het gesprek gaat verder, gezien de context kennelijk over een ander wapen. [A.Y.] zegt “ja” en [Z.S.] vervolgt: Ja ... (ntv) zat deze er ook tussen, snap je wat ik bedoel of niet. (ntv) Kanker ding is gewoon wreed, zilver gewoon wreed alles is wreed. He hoella gewoon wreed.”
Kort daarvoor zegt [Z.S.] tegen [A.Y.] : “Ja hoella. Als je weet hoeveel ermee heb gespeeld. Die kanker kale, hij wist dat ik ... ik vond hem heel goed alleen om hoe die eruitzag, snap je, hij liet me niet pakken, Ik heb 17 van hem gepakt, Hoella, ik pak gewoon die nee, joh pak gewoon een andere joh. Snap je, zuiver of niet zuiver, snap je wat ik bedoel of niet. Hun hebben gewoon 17 besteld, ze kregen toevallig die denk ik, snap je wat ik bedoel of niet, euh klaar.” [A.Y.] : “Ja, ja”. En [Z.S.] : “Snap je wat ik bedoel. Daarom ...Ik zei tegen hem die, hij zei em gewoon laat hem, gewoon laat hem. Hij moet gebruikt worden, niet gebruikt worden. Snap je als iemand hem speciaal, het andere, belde me thuis, ze hebben gevraagd naar 21 daarna 19... P. ..21 dan had je 19, je weet toch. Snap je.”
Gelet op de getallen die worden genoemd en gezien aard en inhoud van hetgeen in dit gesprek aan de orde is, en het feit dat in kluis 161 onder meer 9 pistolen merk Glock 17, 3 pistolen merk Glock 19 en 13 pistolen merk Glock 21 zijn aangetroffen gaat het hof ervan uit dat deze passage over versies van vuurwapens van het merk Glock gaat.
Op 8 juni 2015 om 13:13 uur heeft [Z.S.] een telefoongesprek met een onbekend persoon. [Z.S.] : “als het kon wou ik ze allebei overnemen als het kan.” NN: “die grote en die kleine?” [Z.S.] : “Ja die grote gaan geen 80 in toch?” NN: “nee 50”. [Z.S.] : “ja en die kleine, 30 of zo?” Om 13:17 uur zegt NN dat hij alles compleet heeft en van die dingen van elf heeft hij ook een lader. [Z.S.] geeft dit daarna ook telefonisch door aan Bahlaouane.
Op 9 juni 2015 om 18:07 uur bevindt [Z.S.] zich met een onbekend persoon in de Renault Megane: “Gaat hij jou laten zien, ik heb met dit ding, is goed ( .. ) Lekker schieten vriend.”
Op 16 juni 2015 17:22 uur heeft [L.B.] een telefoongesprek met een onbekend gebleven persoon. De NN-man vraagt of [L.B.] tijd heeft. [L.B.] vraagt wat ze dan gaan doen. NN-persoon zegt in antwoord: “dan moet je straks komen, praten we wel”. [L.B.] : “is goed, niet wat je laat zei”. NN: nee nee iets beters” . Het is “iets nieuws”, “die geen lawaai maakt ( ..) ja echt snel snel”.
In de Renault Megane zitten op 13 juni 2015 20:16 uur [Z.S.] , [J.W.] en een onbekend persoon. [J.W.] vraagt: “waar had je die bananen liggen?” [Z.S.] : “die liggen bij dinges toch? ( .. ) Ik weet niet. Ik heb aan [bijnaam 2] gevraagd.”
[J.W.] zegt om 21:05 uur in de Renault Megane tegen [Z.S.] : “die anderen zijn al die ijzers aan het leggen als het goed is.” Rond dit tijdstip zijn [L.B.] en [A.Y.] bezig met het overbrengen van de tas met wapens van Wijk bij Duurstede naar de Opslagman in Nieuwegein.
In de OVC-gesprekken van 13 juni 2015 valt bij de opname van 21:05 uur nog het volgende op. [J.W.] zegt dan tegen [Z.S.] : “die sleutels van die hok, die moeten jullie effe kopiëren? Die moet inderdaad drie keer gekopieerd worden. En die sleutels van die fietsen moeten gewoon op de voorband liggen.”. [Z.S.] zegt dan: “Maar ook van die box” waarop [J.W.] weer zegt: “Ja! Die moet gekopieerd worden. Jij moet een setje nemen, [bijnaam 2] (het hof begrijpt: [L.B.] ) een setje en hij een setje en ik een setje, dan heb je 4 setjes”. Als [Z.S.] vraagt: “ook van die hok vier”, zegt [J.W.] : “ja, van die hok… Nee over die hok die dingen zitten in de kloesoe (fon), dus er kan maar 1 sleutel zijn ( .. ) Die moet alleen effe, ik heb daar eentje van. En dan moet die andere die moet effe.... beter neem jij hem. Dat jij hem... ( ..) Ja van die andere hok moet eh... kan jij beter effe wegleggen. Want volgens mij ben jij de meeste - minst risicovolle Volgens mij moeten we effe bedenken waar we die kunnen leggen waar iedereen d'r bij kan. Dat is belangrijk.”
In dit gesprek wordt ook gezegd dat “[bijnaam 3]” (het hof begrijpt [A.Y.] ) aan het breken is en gepakt kan worden. Kennelijk wordt de te volgen werkwijze dan nader besproken want [Z.S.] zegt nog dat dan bij zijn vriendin kan worden aangebeld en gevraagd moet worden naar de sleutel. Hij zal haar dan moeten laten zien waar deze ligt.
Op 17 juni 2015 omstreeks 18:03 uur wordt hierop kennelijk teruggekomen. [Z.S.] en [J.W.] zitten dan opnieuw samen in de Renault Megane. [J.W.] vraagt naar [bijnaam 3] en zegt: “probeer zo snel mogelijk die sleutels bij hem te pakken en bij jou te leggen.”
Deze gesprekken kunnen niet anders begrepen worden dan dat wordt gesproken over een sleutel voor een wapenkluis. De sleutels van de garageboxen kunnen worden gekopieerd en dat geldt niet voor de kluissleutels. [J.W.] beschikt over de ene sleutel en [Z.S.] dient de andere over te nemen van [A.Y.] bij wie de sleutel onvoldoende veilig is, dit ten einde te bereiken dat alle betrokkenen bij de kluis kunnen.
Over het gebruik van wapens door enkele verdachten houden de bewijsmiddelen het volgende in.
Uit de waarnemingen van het observatieteam op 21 mei 2015 in de avonduren leidt het hof af dat [Z.S.] in de Fiat Punto [kenteken] naar de Lekdijk is gereden. Er zijn toen knallen gehoord. Een getuige heeft op 22 mei 2015 ‘s-ochtends 2 scherpe patronen (kaliber 7.62 x 39 mm) gevonden.
Op 24 mei 2015 zijn om 00:20 uur schoten gehoord die worden gelost met een automatisch vuurwapen in het landelijk gebied. [L.B.] en [Z.S.] zijn daar dan ter plaatse. In een OVC-gesprek wordt onder meer gezegd: “dit is singel en eentje naar beneden moet vol zijn (..) doe snel dan”. Vervolgens wordt het geluid van het doorladen van een vuurwapen en van schoten gehoord. [Z.S.] zegt dan: “ga door” waarna weer het geluid van schoten hoorbaar is. Vervolgens zegt [Z.S.] : “Hij was goed toch?” waarna wederom het geluid van doorladen hoorbaar is. Op 25 mei 2015 om 17:08 uur praten [Z.S.] en [A.Y.] hierover na. Eerstgenoemde vertelt: “Is 3 minuten rijden, je weet toch. Gewoon hup, snel snap je. Hij deed hem eerst zo vol, tatatatatata daarna op singel toeftoeftoeftoeftoef, ik zocht naar die legers (fon.), ik heb ze niet gevonden.”
Op 28 mei 2015 rond 00:30 uur verlaten [Z.S.] en [A.Y.] de [adres] . [A.Y.] draagt een plastic tas. Ze rijden naar het natuurgebied Gravenbol aan de Lek. Daar worden schoten gehoord door leden van het observatieteam en via de OVC-opname. Via de telefoon van [Z.S.] , die wordt afgeluisterd, wordt een zogeheten broekzakgesprek opgevangen. Iemand zegt om 00:50 uur: “je had hem al geladen en je wilde nog een laden?” Daarop wordt geantwoord: Ja.
Op 28 mei 2015 rond 14:00 uur zegt [Z.S.] in de Punto tegen [L.B.] : “er zat weer zo een kanker misvormde bullit tussen”. [L.B.] reageert: “die zijn faya he? “ Op 29 mei 2015 17:39 uur zegt [L.B.] nog tegen [Z.S.] dat hij terug is gegaan met [bijnaam 3] “naar die plek”. Er lag niets meer, ook niet in de bosjes.
In de opslagboxen bij De Opslagman zijn op relevante voorwerpen lichaamssporen gevonden van [J.W.] , [Z.S.] en [A.Y.] . De bewijsmiddelen houden daaromtrent het volgende in. Op wapens in de boxen 40 en 161 zijn DNA-sporen van [J.W.] aangetroffen. In box 161 voorts sporen op één of meer tassen of rolkoffers, te herleiden tot [Z.S.] , [A.Y.] en [J.W.] .
Tot slot komt betekenis toe aan een feit dat weliswaar heeft plaatsgevonden buiten de tenlastegelegde pleegperiode maar toch één van de betrokkenen in verband brengt met de gevonden wapenvoorraad. [Z.S.] heeft een Glock 19 aan [M.T.] overgedragen op 1 november 2014. Deze had het serienummer VRF439. In de Opslagman lag onder meer een Glock 19 met serienummer VRF438, hetgeen slechts één cijfer verschilt.
Het voorgaande levert het volgende beeld op. Er is een verzameling wapens, explosieven en munitie. [verdachte] hield hierover een administratie bij en had het overzicht van transacties. Hij had ook direct toegang tot de wapens. Bij de locatie waar de wapens waren opgeslagen is [A.Y.] drie keer naar binnen gegaan, [Z.S.] twee keer en [L.B.] één keer. Deze drie personen kunnen ook in verband worden gebracht met het gebruik van wapens, in het geval van [Z.S.] en [L.B.] betreft het vuurwapens geschikt om automatisch te vuren. [A.Y.] en [L.B.] hebben aanvalsgeweren overgebracht naar de Opslagman. [L.B.] en [Z.S.] onderhielden contacten die direct in verband staan met de aanschaf van vuurwapens. [A.Y.] en [Z.S.] spreken over wapens die beschikbaar moeten zijn en over typen vuurwapens die zijn aangetroffen in de Opslagman zoals een specifieke Colt en de versies 17, 19 en 21 van de Glock. De toegang tot de wapenvoorraad moest voor elk van de betrokkenen worden geregeld, een belang dat [J.W.] zich in het bijzonder aantrekt. Relevante, aan vuurwapens te relateren, contacten komen, in betekenisvolle parallellen, voor in de contacten van [J.W.] en in de aantekeningen van [verdachte] . Aan de hand van lichaamssporen kunnen [Z.S.] , [A.Y.] en [J.W.] met de wapenvoorraad in verband worden gebracht. De bewijsmiddelen wijzen, mede gezien de vele verbanden tussen de verdachte en de andere verdachten, op diens betrokkenheid bij de aangetroffen wapenvoorraad in de in de tenlastelegging vermelde pleegperiode. Hierbij is onmiskenbaar samengewerkt.
De verdachte heeft tegenover dit geheel van belastende feiten en omstandigheden niets gesteld. Hij heeft gezwegen in antwoord op bijna elke vraag die hem gedurende het opsporingsonderzoek en de berechting in beide instanties is gesteld. Het belastende karakter van de resultaten van opsporing is zodanig dat de proceshouding van de verdachte gewicht in de schaal legt bij de waardering van het gepresenteerde bewijs. Een nadere vaststelling van rollen en bijdragen van elk van de betrokkenen is niet mogelijk nu zij zich allen in grote lijnen op hun zwijgrecht hebben beroepen. Dat staat echter niet in de weg aan de slotsom dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de wapens, explosieven en munitie in de boxen van De Opslagman in Nieuwegein voorhanden heeft gehad. Daarbij betrekt het hof dat hiervoor, in de sleutel van het bewijs voor voorbereidingshandelingen voor moord, is overwogen dat de verdachte met criminele intenties met dezelfde personen heeft samengewerkt. Het hof zal dit feit daarom bewezen verklaren.
Ten aanzien van feit 7
Door de verdachte gepleegde misdrijven
In het voorgaande heeft het hof de bewijslevering besproken ten aanzien van de in zaak A onder 1 en 3 genoemde feiten. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen acht het hof bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan onder andere voorbereiding van moord en grootschalig wapenbezit. Zijn medeverdachten waren, voor zover van toepassing, [J.W.] , [Z.S.] , [A.Y.] en [L.B.] .
Contacten
De medeverdachten van één of meer van de bewezen verklaarde feiten stonden in contact met [verdachte] . De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte en één of meer van de medeverdachten persoonlijk dan wel met behulp van middelen van telecommunicatie in contact stonden. Ook de medeverdachten onderling onderhielden dergelijke vormen van contact.
Opslagboxen en garageboxen
[verdachte] trad op als feitelijk huurder van de opslagboxen in Nieuwegein. Op uiteenlopende wijzen zijn [verdachte] en zijn medeverdachten met deze locatie in verband gebracht. Bij de garageboxen in Maurik verrichten [J.W.] , [A.Y.] , [Z.S.] en [L.B.] met regelmaat schoonmaakwerkzaamheden en/of onderhoud aan de twee gestolen Audi’s.
In beslag genomen voorwerpen
Bij alle vijf hiervoor genoemde personen zijn op 15 juli 2015 tijdens doorzoekingen van de woningen waarin zij verbleven voorwerpen aangetroffen die in verband zijn gebracht met gezamenlijke criminele activiteiten. Het gaat om wapens, verpakkingsmateriaal voor wapens, jerrycans, peilbakens dan wel de verpakkingen daarvan, jammers, beeldopnames van personen die dienden te worden gevolgd.
Deelneming aan een criminele organisatie?
Bij deze stand van zaken staat ter beantwoording de vraag of het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, ook het bewijs oplevert dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Naar het oordeel van het hof dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. De organisatie heeft bestaan uit de personen: [J.W.] , [verdachte] , [Z.S.] , [A.Y.] en [L.B.] .
Structuur en duurzaamheid
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat een zekere structuur en duurzaamheid hebben bestaan. Die structuur komt tot uitdrukking in de relaties die diverse personen met [verdachte] en onderling hebben gehad, waarbij uiteenlopende activiteiten met een criminele oriëntatie de telkens terugkerende onderwerpen van gesprek waren. Het versluierende karakter van de communicatie en het gebruik van de applicatie PGP vormen hiervan mede de uitdrukkingsvorm. Er mag niet zonder meer van worden uitgegaan dat alle deelnemers in de organisatie elkaar kenden, in het bijzonder waar het om [verdachte] gaat, maar dat is een eis die in de rechtspraak niet wordt gesteld aan het bewijs.
Betekenis komt in dit verband ook toe aan een gezamenlijk gebezigd jargon. De betrokkenen hanteerden enigszins gecodeerde aanduidingen voor bijvoorbeeld auto’s, peilbakens, wapens en het volgen van personen en er werd een administratie van met name de uitgaven bijgehouden. Voor zover het om telefoongesprekken gaat, vermoedelijk met als doel om het onderwerp van gesprek te verhullen. De garageboxen in Maurik en de opslagboxen in Nieuwegein spelen een zeer belangrijke rol bij de activiteiten die door de leden van de organisatie werden ontplooid.
De duurzaamheid en de structuur zijn met het voorgaande gegeven. Gedurende een periode van aanzienlijke duur hebben de genoemde vijf personen in een bestendige vorm van samenwerking geopereerd. Op onderdelen kunnen accenten in de rolverdeling worden onderscheiden. [verdachte] had administratieve taken en was feitelijk huurder van de boxen bij de Opslagman. Observaties werden vooral verricht door [Z.S.] , [A.Y.] en [L.B.] . [Z.S.] en [L.B.] hielden zich ook bezig met contacten en verrichtten werkzaamheden die relevant waren in het kader van bezit en beheer van vuurwapens. Dat geldt ook voor het onderhoud van de auto’s. Heel vaak was [A.Y.] daar in een meer of minder uitgesproken vorm ook in betrokken. [J.W.] had bemoeienis op diverse momenten met het onderhoud van de auto’s en de beschikbaarheid van de wapens.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie is onmiskenbaar de voorbereiding van moord geweest. Gelet op hetgeen is overwogen over het bewijs voor voorbereidingshandelingen is dit het doel van de organisatie geweest. In zoverre komt het hof tot een andere conclusie dan de rechtbank. Niet valt in te zien dat voorbereiding van één of meer levensdelicten geen oogmerk van een organisatie kan zijn. De deelnemers hadden juist op dit punt een gemeenschappelijke oriëntatie. Bedoeld oogmerk blijkt uit de inhoud van de voor het bewijs van het medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor moord en van wapenbezit gebezigde inhoud van de bewijsmiddelen.
De verdachte als deelnemer
Tot slot de deelneming door de verdachte aan de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als aan twee vereisten is voldaan:
1) de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband met een duurzaam of gestructureerd karakter; en
2) de verdachte heeft een aandeel in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.
Het hof is van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] substantieel is geweest en derhalve kan worden aangemerkt als deelneming in de zin van artikel 140 Sr. Gespreid over een aanzienlijk deel van de tenlastegelegde pleegperiode blijkt van activiteiten van [verdachte] die kunnen worden aangemerkt als een substantiële bijdrage aan de samenwerking en aan de realisering van het oogmerk, de voorbereiding van moord.
Het hof acht bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 7 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe zijn, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, redengevend de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de in zaak A onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van feit 4
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 15 juli 2015 in zijn woning aanwezig heeft gehad, kort gezegd, een pistoolmitrailleur type Skorpion, en een pistool, merk Steyr met munitie.
Het overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] heeft bij de politie op 15 juli 2015 verklaard dat het pistool van hem was en dat hij het zelf had aangewezen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat zijn vriendin [L.F.] alleen van het pistool wist, en dat verder niemand in de woning kwam. Verdere vragen omtrent de aangetroffen wapens en munitie heeft [verdachte] niet willen beantwoorden. Hieruit maakt het hof op dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] wist van en de beschikkingsmacht had over de tevens in zijn woning aangetroffen pistoolmitrailleur en de aangetroffen munitie.
Ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het bezit van de inbeslaggenomen cocaïne. In het dossier bevindt zich slechts een indicatieve test, uitgevoerd door een opsporingsambtenaar. Dit levert geen bewijs voor de aanwezigheid van cocaïne op. Daartoe is een rapport van een deskundige van het NFI of een vergelijkbaar laboratorium noodzakelijk.
De advocaat-generaal vordert bewezenverklaring van het aanwezig hebben van 2360 gram cocaïne.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het gebruik van een indicatieve test er op zichzelf niet aan in de weg staat om buiten redelijke twijfel te achten dat in beslag genomen voorwerpen waarvan wordt vermoed dat het drugs betreft, de stoffen bevatten die uit deze test blijken. Er dient echter voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs te zijn voordat de conclusie kan worden getrokken dat wettig en overtuigend is bewezen dat het de drugs betreft die in de tenlastelegging zijn vermeld.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat op 15 juli 2015 in de woning van [verdachte] in Nieuwegein twee blokken met op cocaïne gelijkend samengeperst wit poeder zijn aangetroffen en in beslag genomen. Het betreft hier ongeveer 2360 gram. Een indicatieve test gaf aan dat het bij beide blokken om cocaïne zou gaan. In de woning van [verdachte] is een boekje aangetroffen met een administratie, die meer dan vermoedelijk over verdovende middelen gaat. In deze administratie wordt onder meer gesproken over kilo’s en grammen en (kennelijk) geldbedragen die daarvoor worden betaald. Het hof gaat ervan uit dat gelet op de toevoeging “assis” die vaak genoemd wordt het in die gevallen om hasj gaat. Bij de verdachte is ook een hoeveelheid hasj aangetroffen. Daar waar in de administratie over vrouwen of foto’s wordt gesproken gaat de politie er beredeneerd van uit dat het hier steeds kilo’s respectievelijk hoeveelheden van 100 gram betreft. Tegenover deze foto’s of vrouwen die “uit gaan” staat vaak een aanzienlijk bedrag aan (kennelijk) inkomsten geboekt. Het hof heeft [verdachte] meermalen in de gelegenheid gesteld zijn visie op de in deze administratie gebruikte termen te geven. [verdachte] heeft telkens geweigerd vragen hieromtrent te beantwoorden. Bij deze stand van zaken volgt het hof de uitleg van de politie ten aanzien van deze begrippen, nu niet aannemelijk is geworden dat de door politie gekozen uitleg onjuist is. Uit de hoogte van bedragen die tegenover de “uitgegeven” foto’s of vrouwen (als inkomsten) staan geboekt, maakt het hof op dat het hier niet om hasj gaat maar om goederen van een aanzienlijk hogere waarde. Zo worden op 23 januari 2014 4 vrouwen (lees: 4 kg) geleverd aan “Schone ouwe”, die op dezelfde dag “80d” (het hof begrijpt: 80.000) betaalt.
Onder [verdachte] is een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Het hof gaat er vanuit dat [verdachte] de gebruiker van deze telefoon was, nu niet blijkt dat de telefoon (ook) door iemand anders is gebruikt. De in deze telefoon opgeslagen (uitgaande) berichten, verzonden in de maand december 2011 houden onder meer in (zakelijk weergegeven):
-als je nu even komt heb ik een gram voor je voor 40 euro,
- ik ben voorzien van nieuw spul, topkwaliteit. Wordt een witte kerst dus.
- voor 50 krijg je een halve van me extra.
Gezien de prijs die voor de kennelijk te verkopen substantie per gram gerekend wordt, de aanduiding “witte kerst”, en het feit dat [verdachte] op geen enkele vraag ten aanzien van dit feit antwoord heeft willen geven, dus ook niet over de inhoud van deze berichten, gaat het hof er vanuit dat het hier steeds om cocaïne is gegaan. Deze berichten zijn weliswaar aanzienlijk gedateerd, maar kunnen niettemin als steunbewijs dienen. Verder komt in de bij [verdachte] inbeslaggenomen administratie de naam [T.S.] voor, waarmee de getuige [T.S.] wordt bedoeld. [T.S.] heeft bij de politie verklaard dat hij af en toe, in het jaar voorafgaand aan het verhoor op 14 januari 2016, cocaïne bij [verdachte] heeft gekocht.
Gelet op de zojuist genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof ervan uit dat de 2360 gram op cocaïne gelijkend samengeperst wit poeder ook daadwerkelijk cocaïne bevatte. Dat een analyse rapport van het NFI of een soortgelijke instantie ontbreekt waarin dit wordt vastgesteld doet daaraan niet af.
Ten aanzien van feit 6
Voor zover de raadsman heeft beoogd te betogen dat –anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd– niet bewezen kan worden dat [verdachte] de tenlastegelegde hoeveelheid hasj voorhanden heeft gehad, nu ook ten aanzien van de inbeslaggenomen hasj slechts uit een indicatieve test zou blijken dat het hier daadwerkelijk om hasj gaat, verwerpt het hof dit verweer onder overneming van de overwegingen van de rechtbank, zoals weergegeven in onderdeel 4.4.6 op pagina 12 van het vonnis in eerste aanleg en van de daartoe gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft als volgt overwogen.
Het dossier bevat een indicatieve test waaruit is gebleken dat de aangetroffen blokken hasjiesj betroffen. Hoewel deze test niet wordt ondersteund door een deskundigenrapportage, wordt wel door andere bewijsmiddelen bevestigd dat sprake is van hasjiesj. Zo heeft de verbalisant, die de blokken heeft onderzocht, aangegeven dat hij de blokken bruine samengeperste substantie heeft herkend als hasjiesj. Daarnaast bevonden zich op de aangetroffen blokken diverse stempels – TOP03, Paris, Tidghine, NY en Perry – die ook voorkwamen in dat gedeelte van de bijgehouden administratie dat vermoedelijk over verdovende middelen gaat. Zo wordt in de administratie de term TOP03 ook wel in één zin genoemd met ‘assi’ dat straattaal is voor hasjiesj. Het voorgaande in samenhang bezien is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor een bewezenverklaring van dit feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (parketnummer 13-997058-15):1 primair: hij in de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen van het leven beroven, als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, te weten
- -
automatische vuurwapens en
- -
handvuurwapens en
- -
patroonhouders
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
onder 3: hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein in gehuurde opslagruimten aan de Veldwade 20, tezamen en in vereniging met anderen,
wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten
- 12 geluidsdempers, en
- 4 geluidsdempers
en
wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 6 automatische geweren, merk/type Cz Vz58, kaliber 7.62x39mm, en
- 9 automatische geweren, merk/type Zastava M70AB2, kaliber 7.62x39mm, en
- 2 automatische geweren, merk/type Zastava M70B1, kaliber 7.62x39, en
- 1 automatisch geweer, merk/type MPi/AK-74N, kaliber 5.45x39mm, en
- 1 automatisch geweer, merk/type AIM/PM63, kaliber 7.62x39mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en
- 2 machinepistolen, merk/type IMI Uzi, kaliber 9x19mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Ag Strojnica Ero, kaliber 9x19mm, en
- 3 machinepistolen, merk/type Cz VZ61, kaliber 7.65 browning, en
- 4 machinepistolen, merk/type R9-Arms, kaliber 9x19mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65 browning, en
- 2 machinepistolen, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65, en
- 1 machinepistool, merk/type Imi Micro Uzi, kaliber 9mm para, en
- 1 elektrisch slagpijpje, en
- 1 automatisch geweer, merk/type Orbis, MGV 176, kaliber .22lr, en
- 1 machinepistool, merk/type Cobray Ingram M11, kaliber 9x17mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M50 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en
- 5 ( intacte) scherfhandgranaten, type M75 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M91 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en
- 2 scherfhandgranaten, type M52 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting),
en
wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 9 pistolen, merk/type Glock 17, kaliber 9x19mm, en
- 3 pistolen, merk/type Glock 19, kaliber 9x19mm, en
- 13 pistolen, merk/type Glock 21, kaliber .45 acp, en
- 1 pistool, merk/type Glock 26, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Cz 75d, kaliber 9x19mm, en
- 2 pistolen, merk/type CZ 75, kaliber 9x19, en
- 1 pistool, merk/type CZ 75P-01, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Heckler & Koch Usp, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Fn Browning, kaliber 9mm para, en
- 1 pistool merk/type FN Browning Baby, kaliber 6,35, en
- 4 pistolen, merk/type Dynamic Grand Powerk100, kaliber 9mm luger, en
- 2 pistolen, merk/type Star Firestar, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Astra A80 Para, kaliber 9mm, en
- 1 pistool, merk/type Feg p9r, kaliber 9mm, en
- 1 pistool, merk/type Norinco 1911 A1.45 Aut , kaliber .45, en
- 1 revolver, merk/type Smith & Wesson Model 36, kaliber .38 special, en
- 5 revolvers, merk/type Nagant M1895, kaliber 7.62mm Nagant, en
- 1 revolver, merk/type Colt Python .357, kaliber .357, en
- 1 revolver, merk/type Velodog 5.5 Mm, kaliber 5.5mm, en
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.62x39mm, en
- 7 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.65 Browning, en
- 7 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45acp, en
- 4 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber 9x19mm, en
- 1 patroonmagazijn, merk Agram, kaliber 9x19mm, en
- 1 patroonmagazijn, merk Cz, kaliber 7.62x39mm, en
- 1 patroonmagazijn, merk onbekend, kaliber 5.54x39mm, en
- 5 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45, en
- 1 pistool, merk/type Kral Mini 6,35mm, kaliber 8mm knal, en
- 1 pistool, merk/type Imi Jericho 941f, kaliber .41AE, en
- 3 patroonmagazijnen, merk Beretta, kaliber 9x19mm, en
- 1 patroonmagazijnen, merk Sfinx, kaliber 9x19mm, en
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 9x19mm,
en
munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 750 kogelpatronen, kaliber 7.62x39 mm
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 318 kogelpatronen, kaliber .45 Auto, en
- 754 kogelpatronen, kaliber 9mm luger, en
- 50 kogelpatronen, kaliber .32 S&W L, en
- 830 kogelpatronen, kaliber 7.65 br., en
- 239 kogelpatronen, kaliber 9x19mm, en
- 50 kogelpatronen, kaliber .40 S&W, en
- 89 kogelpatronen, kaliber 5.56x45mm, en
- 26 kogelpatronen, kaliber .38 Special, en
- 348 kogelpatronen, kaliber .45 acp, en
- 3 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en
- 43 kogelpatronen, kaliber 7.62 Nagant, en
- 60 kogelpatronen, kaliber .45 acp/.45 Auto, en
- 12 kogelpatronen, kaliber 5.5mm, en
- 274 kogelpatronen, kaliber .22Lr, en
- 19 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en
- 48 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm, en
- 19 kogelpatronen, kaliber 9mm Luger, en
- 25 kogelpatronen, kaliber 9x17mm, en
- 2 kogelpatronen, kaliber 8mm,
voorhanden heeft gehad;
onder 4: hij op 15 juli 2015 te Nieuwegein, een wapen van categorie II en een wapen van categorie III, te weten:
- een pistoolmitrailleur, merk CZ, type VZ61 Skorpion
- een pistool, merk Steyr, type S9 en
- munitie van categorie III, te weten 50 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm, en 25 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft gehad;
onder 5: hij op 15 juli 2015 te Nieuwegein, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2360 gram cocaïne;
onder 6: hij op 15 juli 2015 te Nieuwegein, opzettelijk aanwezig heeft gehad 690 gram hasjiesj;
onder 7: hij in de periode van 01 december 2014 tot en met 15 juli 2015 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en [L.B.] en [Z.S.] en [J.W.] en [A.Y.] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- ter voorbereiding van moord,
opzettelijk voorwerpen en vervoermiddelen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben;
Zaak B (met parketnummer 13-997068-16):
hij op 15 juli 2015 te Nieuwegein, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het opzettelijk vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie en/of het veroorzaken van stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk en/of het verijdelen van een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel, te weten:
- een multiband / LTE / UMTS / GSM / GPS / DECT jammer,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in zaak A onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in zaak B bewezenverklaarde is niet strafbaar, aangezien één van de bestanddelen van het delict, te weten dat de verdachte het oogmerk heeft gehad dat daarmee opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie wordt vernield, beschadigd of onbruikbaar wordt gemaakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt wordt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdeld wordt, in de tenlastelegging ontbreekt. De verdachte dient derhalve voor dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde uitsluit, zodat deze feiten strafbaar zijn.
Het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van het plegen van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak A onder 7 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-997058-15 onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte in eerste aanleg voor het in zaak A onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en heeft hem voor het in zaak A onder 3, 4, 6 en 7 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het bewezenverklaarde in zaak B is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast zijn beslissingen genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 2 primair en subsidiair wordt vrijgesproken, voor het in zaak B zal worden ontslagen van rechtsvervolging en dat hij voor het in A onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft hij gevorderd dat het hof de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het beslag zal bevestigen en ten aanzien van het overige beslag in aanvulling daarop zal beslissen conform hetgeen is opgenomen in de vordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is samen met anderen intensief betrokken geweest bij voorbereidingshandelingen voor moord. Deze handelingen hebben bestaan in het voorhanden hebben van een grote voorraad vuurwapens. Het gronddelict, moord, behoort tot de meest ernstige feiten die in onze strafwetgeving strafbaar zijn gesteld. Uit de bewijsmiddelen blijkt bovendien dat de betrokkenheid van de verdachte zich heeft uitgestrekt over een periode van enige duur en dat zijn betrokkenheid in die periode op verschillende momenten gestalte heeft gekregen, in het bijzonder bij het opstellen en bijhouden van de administratie. Gedurende de periode dat de verdachte en zijn medeverdachten zich bezig hielden met de voorbereidende activiteiten was hun gezamenlijke sterke oriëntatie, gericht op het gemeenschappelijk doel, voortdurend aanwezig. Die gedeelde oriëntatie en de beschikbaarheid van de wapens blijken in het bijzonder uit de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken, als ook uit voornoemde administratie. In het kader van de bewijslevering heeft het hof de gezamenlijke activiteiten en de collectieve gerichtheid van de verdachte en zijn medeverdachten reeds uitgebreid besproken. Er werden personen gemonitord door hen te filmen en te volgen, er werden wapens verplaatst, wapens werden getest en bakens werden aangekocht en geplaatst. Daarnaast werden gestolen auto’s voorzien van gestolen of valse kentekenplaten en werden deze auto’s door medeverdachten rijklaar en sporenvrij gemaakt. Met behulp van onder meer PGP-toestellen werd het contact onderhouden. De verdachte en zijn medeverdachten hadden de beschikking over een groot arsenaal aan wapens, waaronder automatische aanvalswapens. Het hof leidt hieruit af dat sprake was van doelbewuste en goed afgestemde voorbereidingshandelingen. De onontkoombare conclusie is dat de verdachte en zijn medeverdachten gedurende een langere tijd met grote regelmaat in het kader van hun criminele plannen actief waren, tot in de nachtelijke uren aan toe. Het hof laat bij de waardering van de strafwaardigheid van de voorbereiding in het midden hoe de keten van deze gedragingen zich precies verhoudt tot de beoogde moord of moorden. Ook kan in het midden blijven of de verdachte en zijn medeverdachten ook zelf feitelijk liquidaties wilden uitvoeren. Feit is dat zij de gevolgen van hun gestructureerde en doelgerichte activiteiten – zo blijkt uit de gesprekken – voor lief namen.
Naast de feitelijke voorbereidingshandelingen tot moord, heeft de verdachte deelgenomen aan een organisatie die het plegen van voorbereidingshandelingen tot moord tot oogmerk had. Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. Deze organisatie was duurzaam en goed georganiseerd zoals blijkt uit de aangetroffen administratie. Uit deze administratie blijken zeer uiteenlopende activiteiten en transacties van de organisatie die alle nauwkeurig werden bijgehouden. De ernst van het oogmerk (voorbereiding tot moord), het bedrijfsmatige en professionele karakter van de werkzaamheden en de hoge mate van activiteit van de organisatie, brengen met zich dat deze organisatie tot een grote mate van ontwrichting voor de samenleving en de maatschappelijke veiligheid leidt.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen in Nieuwegein een enorme hoeveelheid wapens voorhanden gehad, waaronder tientallen automatische aanvalswapens, pistolen, revolvers en duizenden patronen, waaronder pantser doorborende. Ook zijn er geluiddempers, laserrichtmiddelen en scherfgranaten aangetroffen. Een dergelijke wapenvoorraad kan in het bijzonder gelet op de aanwezigheid van geluiddempers en laserrichtmiddelen naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten.
Tegenover al het voorgaande, dat noopt tot oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur, heeft de verdachte niets gesteld dat van enige betekenis kan zijn in zijn voordeel. De verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de omstandigheden waaronder hij tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten is gekomen. Leedtoevoeging als strafrechtelijke reactie op de door de verdachte gepleegde feiten is gezien al het voorgaande een belangrijk doel van de straf die het hof zal opleggen. Het hof kan en wil de ogen niet sluiten voor het vuurwapengeweld waarmee de samenleving wordt geconfronteerd. Op de bewezenverklaarde feiten dient een stevige reactie van de strafrechter te volgen. Het hof beoogt hiermee duidelijk te maken dat bij feiten als deze als uitgangspunt heeft te gelden dat de strafrechtspleging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en in dat verband een afschrikkende werking dient te hebben.
Bij de bepaling van het toepasselijk strafmaximum gaat het hof ervan uit dat het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in een verhouding van eendaadse samenloop staat tot het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde medeplegen van voorbereidingshandelingen tot moord. Het beschermde rechtsbelang bij de overige bewezen verklaarde feiten, verschilt hiervan zodanig dat het hof hier meerdaadse samenloop aanneemt.
Het hof acht voor dit samenstel aan feiten als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren passend en geboden.
In aanvulling daarop wordt het volgende overwogen.
Bij de verdachte zijn op 15 juli 2015 in zijn woning een pistoolmitrailleur, een pistool en 75 kogelpatronen aangetroffen. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt in zijn algemeenheid al een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen. Tegen de achtergrond van de door hem medegepleegde voorbereidingshandelingen tot moord en het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapenarsenaal in Nieuwegein, stelt de vondst van deze wapens, waaronder een aanvalswapen, in zijn woning al helemaal bepaald niet gerust. Verder is in de woning van de verdachte een hoeveelheid van ruim 2300 gram cocaïne aangetroffen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid gaat het hof er van uit dat sprake was van een voor de verspreiding beschikbare hoeveelheid cocaïne. Door de handel in cocaïne en het gebruik daarvan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, waarbij geweld ook niet geschuwd wordt. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben in zijn woning van bijna 700 gram hasj, ook hiervoor geldt dat deze middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Het gebruik daarvan heeft ook schadelijke gevolgen voor de samenleving, omdat dit zowel direct als indirect in verband gebracht kan worden met vele vormen van criminaliteit.
Ook deze feiten leggen gewicht in de schaal.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie van 31 december 2018 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Dit zijn contacten van langer geleden. Het hof zal deze veroordelingen niet in het nadeel van de verdachte wegen.
Dit resulteert erin dat het hof overweegt een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijftien jaren.
Overschrijding redelijke termijn
Vanaf het moment dat de verdachte is aangehouden op 15 juli 2015 verblijft hij in voorlopige hechtenis. Dat betekent dat de maatstaf voor de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn zestien maanden per feitelijke instantie bedraagt. Het vonnis in eerste aanleg is op 28 november 2016 gewezen. In eerste aanleg was er derhalve sprake van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep stelt het hof vast dat de redelijke termijn is overschreden met bijna twaalf maanden. Het hof ziet hierin aanleiding een strafvermindering toe te passen voor de duur van zes maanden.
Beslag
Onder de verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst zijn vermeld. Deze beslaglijst is als bijlage I aan het arrest gehecht en de inhoud ervan geldt als hier ingevoegd.
De hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen, genoemd onder de nummers 227, 230, 231, 234, 242 t/m 249, 257, 263, 264, 309, 346, 387, 541, 543 betreffen voorwerpen met behulp waarvan de in zaak A onder 1, 3 en 7 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Deze voorwerpen worden derhalve verbeurdverklaard.
De hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen, genoemd onder de nummers 1 t/m 208, 215, 250 t/m 254, 255, 256, 258, 260 t/m 262, 265 t/m 268, 270 t/m 273, 274, 288, 289 t/m 291, 292 t/m 308, 310 t/m 345, 347 t/m 363, 365 t/m 386, 388 t/m 390, 393 t/m 417, 419 t/m 423, 426 t/m 477, 479 t/m 497, 499 t/m 523, 530 t/m 532, 536, 537, 544, 547 en 548, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de in zaak A onder 1, 3, 4 en 7 begane misdrijven aangetroffen en behoren de verdachte toe. Het betreft voorwerpen met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid dan wel die kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 46, 47, 55, 57, 140 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-997058-15) onder
2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer
13-997058-15) onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 en zaak B (met parketnummer 13-997068-16) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (met parketnummer 13-997058-15) onder 1 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het in zaak B (met parketnummer 13-997068-16) bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen genoemd onder de nummers 222 (voor zover het betreft de sleutelbos met vier sleutels van de boxen en kluis in de Opslagman), 227, 230, 231, 234, 242 t/m 249, 257, 263, 264, 309, 346, 387, 541, 543 op de beslaglijst die als bijlage I aan dit arrest is gehecht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de voorwerpen genoemd onder de nummers 1 t/m 208, 215, 250 t/m 254, 255, 256, 258, 260 t/m 262, 265 t/m 268, 270 t/m 273, 274, 288, 289 t/m 291, 292 t/m 308, 310 t/m 345, 347 t/m 363, 365 t/m 386, 388 t/m 390, 393 t/m 417, 419 t/m 423, 426 t/m 477, 479 t/m 497, 499 t/m 523, 530 t/m 532, 536, 537, 544, 547 en 548.
Gelast de teruggave aan verdachte van na te noemen nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- geld € 780,00 (210)
- geld € 1.244,00 (211)
- geld € 360,00 (212)
- geld € 905,00 (213)
- geld € 6.910,00 (214)
- een sleutelbos, kleur blauw (sleutelbos met negen sleutels, blauwe bovn) (219)
- een mand met sleutels (met uitzondering van de sleutelbos met vier sleutels van de boxen en kluis in de Opslagman) (222)
- twee papiertjes (met aantekeningen geld) (223)
- een sleutelbos (224)
- een Reebok rugzak (269)
- Samsonite sporttas (275
- verpakkingsmateriaal (391)
- rugzak Slazenger (392)
- draagtas rood (418)
- rugzak (425)
- Lidl tas met inhoud (478)
- rolkoffer Active sport (498)
- diverse tape (525 t/m 528)
- een leeg flesje AA-drink (533)
- handschoen (534)
- plastic tas (535)
- tassen (538 t/m 540)
- rolkoffer (542).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- twee sleutels van opslagbox 161 (545)
- een stuk touw, koord van de opslagbox (546).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. E. Mijnsberge en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2019.