Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2020/262 houdende een algemene regeling inzake accijns
Artikel 51 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Geldend
Geldend vanaf 18-03-2020
- Bronpublicatie:
19-12-2019, PbEU 2020, L 58 (uitgifte: 27-02-2020, regelingnummer: 2020/262)
- Inwerkingtreding
18-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2019, PbEU 2020, L 58 (uitgifte: 27-02-2020, regelingnummer: 2020/262)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Accijns en verbruiksbelastingen / Accijns
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
3.
De Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 6, lid 10, artikel 29, lid 1, en artikel 43, lid 1, te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.
Een overeenkomstig artikel 6, lid 10, artikel 29, lid 1, en artikel 43, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van de Raad met twee maanden verlengd.