Rb. Leeuwarden, 08-03-2006, nr. 69807 / HA ZA 05-388
ECLI:NL:RBLEE:2006:AY8680
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
08-03-2006
- Zaaknummer
69807 / HA ZA 05-388
- LJN
AY8680
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2006:AY8680, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 08‑03‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 08‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Er heeft een ongeval plaats gevonden waarbij de bestuurder van een auto in een slip terecht is gekomen omdat hij een andere auto, waarvan de bestuurder van rijstrook wisselde, trachtte te ontwijken. Omdat de bestuurder van de auto die in een slip terecht kwam, te hard heeft gereden is sprake van medeschuld.
Partij(en)
Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 8 maart 2006
Zaak-/Rolnummer: 69807 / HA ZA 05-388
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Cornjum,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
procederende met toevoeging,
procureur: mr. R.A. Schütz,
tegen
[gedaagde],
wonende te Franeker,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procureur: mr. R.A. Sleeuw.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 18 april 2005 aanhangig gemaakt. In de procedure zijn vervolgens de volgende processtukken gewisseld:
- *
conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde];
- *
conclusie van repliek van de zijde van [eiser];
- *
conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde];
- *
akte van de zijde van [eiser].
Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
- 1.
De vordering
De vordering van [eiser] strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, en [gedaagde] veroordeelt tot het betalen van de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van Dijkstra in de kosten van het geding.
- 2.
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
- 2.1.
Op 28 maart 2003, 's avonds omstreeks 21.15 uur, heeft op de openbare weg de Overijsselseweg / N32 (Leeuwarden-Heerenveen) nabij Goutum een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij [eiser] was betrokken als bestuurder van een motorvoertuig van het merk Volkswagen, type Golf VR 6, met het kenteken HG-DD-90. Ten tijde van het ongeval was het buiten duister. Voorts was er sprake van droog weer en een droog wegdek.
- 2.2.
De N 32 is een vierbaans autoweg. De ter plaatse van het ongeval geldende maximumsnelheid is 100 km/uur. [eiser] reed ten tijde van het ongeval vanuit Leeuwarden in de richting van Heerenveen op de linkerrijstrook van de uit twee rijbanen bestaande weg, vlakbij de T-splitsing bij Werpsterhoek. Vlak voor deze T-splitsing gaan de twee rijstroken over in drie, waarbij de meest linkse rijstrook bedoeld is om af te slaan richting Drachten.
- 2.3.
Ter hoogte van het begin van een flauwe bocht in de weg heeft [eiser] de op de rechterrijbaan rijdende auto van de heer [derde] ingehaald. De volgende auto die zich op de rechterrijbaan bevond, was de auto van [gedaagde], een Ford Fiësta. [gedaagde] was voornemens om haar weg te vervolgen in de richting van Drachten, waartoe zij op de T-splitsing bij Werpsterhoek linksaf diende te slaan. [gedaagde] wisselde om die reden van rijstrook door haar auto naar links te sturen. Tijdens de zijwaartse verplaatsing van haar voertuig naar de linker rijstrook merkte [gedaagde] dat op die rijstrook een auto naderde -de auto van [eiser]- en heeft zij haar auto weer teruggestuurd naar de rechter rijstrook. [eiser], die naar aanleiding van de voorsorteermanoeuvre van [gedaagde] aanvankelijk naar de rechter rijbaan was uitgeweken, heeft vervolgens zijn auto weer richting de linker rijbaan gestuurd, is in een slip terechtgekomen, heeft de controle over zijn voertuig verloren en is -na over de kop te zijn geslagen- in de berm tegen een boom tot stilstand gekomen.
- 2.4.
Ten gevolge van het verkeersongeval is de auto van [eiser] dusdanig beschadigd geraakt dat deze total-loss is verklaard. [eiser] had de auto op de dag van het ongeval gekocht bij Garage Ketellapper te Cornjum voor een bedrag van € 8.000,-.
- 2.5.
R.T. Beijaard, hoofdagent van politie, heeft na het ongeval een proces-verbaal van aanrijding opgemaakt en in dat kader diverse getuigen gehoord.
[eiser] heeft onder meer verklaard:
'Ik reed met een snelheid van ongeveer 110 km/u. Ik reed op dat moment over de linkerrijstrook. Toen ik een aantal auto's naderde welke op de rechterrijstrook reden en ik deze wilde passeren zag ik dat een personenauto plotseling naar links stuurde. Om een aanrijding te voorkomen moest ik remmen. Ik trachtte deze auto te ontwijken door naar rechts te sturen echter deze auto stuurde terug naar de rechterrijstrook. Ik stuurde vervolgens naar links waarbij ik de controle verloor over mijn auto. Ik kwam in de rechter berm terecht waarna ik tegen een boom tot stilstand kwam.'
[betrokkene], mede-inzittende van de auto van [eiser], heeft onder meer verklaard:
'Vanavond reden wij over de linkerrijstrook van de Overijsselseweg in de richting van de Werpsterhoek. Toen wij een aantal personenauto's passeerden die over de rechterrijstrook reden week een Ford Fiesta plotseling uit naar links. Volgens mij stuurde [eiser], om een aanrijding te voorkomen, eerst naar rechts en later naar links. Volgens mij zijn we voor de Ford Fiësta de voor ons rechter berm in geraakt. Daar zijn we over de kop tegen een boom beland. Ik heb geen snelheids indicatie waarmee wij reden want dat is erg subjectief, Ik denk zo tussen de 130 a 140 km/u. '
[derde], de bestuurder van de achter [gedaagde] rijdende auto, heeft onder meer verklaard:
'Ik reed ongeveer 80 a 90 kilometer per uur en was eigenlijk nog aan het optrekken. Plotseling werd ik door een zwarte auto met een bloedgang ingehaald. Ik kon de kentekenplaten van de auto niet eens zien zo hard was dat. Nadat de auto mij ingehaald had zag ik op een afstand van ongeveer 300 a 400 meter voor mij geslinger. Ik zag remlichten oplichten en een auto door de lucht vliegen. Ik kwam aanrijden en zag mensen buiten naast een zwarte auto staan.'
[betrokkene 2], mede-inzittende van de auto van [gedaagde], heeft onder meer verklaard:
'Ik hoorde [gedaagde] iets zeggen en zag over m'n linker schouder de voorkant van een auto en de lichten. Vervolgens zag ik allemaal licht in onze auto weerkaatsen. Toen ik achter me keek zag ik dat de auto door de lucht vloog en minimaal 1 meter los van de grond was. Hierna heb ik niets meer gezien.'
[gedaagde] heeft onder meer verklaard:
'Ik kwam vanuit de richting van Leeuwarden en wilde richting Drachten. Daar ik naar Drachten wilde, keek ik in mijn binnenspiegel en zag in de verte een auto. Ik heb vervolgens richting naar links aangegeven en sorteerde naar links voor. Ik reed toen ongeveer 80 km/u. Toen ik voor de helft op de linker rijstrook reed en ik vervolgens weer in mijn binnenspiegel keek, was de auto al vlakbij. Ik heb toen snel naar rechts gestuurd om een aanrijding te voorkomen. Ik zag dat de auto ons rechts via de berm inhaalde.'
- 2.6.
[gedaagde] is bij ABN AMRO verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid voor haar auto. [gedaagde] heeft op 9 juli 2003 in een brief aan ABN AMRO de toedracht van het ongeval nog eens uiteengezet. In deze brief meldt zij onder meer:
'Bij het naderen van de verkeerslichten moest ik voorsorteren om linksaf te slaan richting Drachten. Bij controle in mijn spiegels was er geen sprake van verkeer direct achter mij. Omdat het achterop komende verkeer naar mijn mening genoeg afstand had gaf ik richting aan en startte vervolgens mijn voorsorteer manoeuvre. Bezig met het voorsorteren zag ik plotseling felle lichten in mijn spiegels. Om gevaar voor een botsing te vermijden brak ik de manoeuvre terstond af. De achteropkomende bestuurder veranderde echter van rijstrook en probeerde zonder vaart te minderen mij rechts in te halen. Bij deze inhaalpoging verliet de achteropkomende auto de rijbaan en reed tegen een boom. Mijn snelheid op het moment van voorsorteren was in de buurt van de maximaal toegestane snelheid op dat traject namelijk 100 km p/u. De achteropkomende auto heeft mijns inziens deze maximale snelheid op dat traject ver overschreden.'
- 2.7.
[betrokkene] heeft op 12 mei 2004 een nieuwe verklaring afgelegd over de toedracht van het ongeval. Deze verklaring luidt onder meer als volgt:
'Vlak voordat wij de laatste bocht in zullen gaan halen wij over de linkerbaan een auto in (type etc. niet bekend bij mij) en vervolgens zouden wij een volgende wagen in halen (een Ford Fiësta) we bevinden ons nog steeds op de linkerrijstrook. Op het moment dat we de Ford Fiësta bijna voorbij zouden gaan, gaat de Fiësta plots, zonder ook maar enige kennis te geven ook naar de linkerrijstrook. Wij hadden meer snelheid dan de Fiësta en [eiser] moest dan ook vol in de remmen en wijkt uit naar de rechterbaan waar hij net/naast achter de Fiësta terecht komt. Waarschijnlijk uit schrikreactie gaat de bestuurder van de Fiësta ook weer terug naar de rechterbaan waarop [eiser] weer moet uitwijken (dit gebeurde in enkele seconden). De tweede keer dat we uitweken verloor [eiser] de macht over het stuur.
- 2.8.
[gedaagde] is aanvankelijk door de politie verdacht van overtreding van artikel 54 RVV 1990, in dier voege dat zij van rijstrook zou zijn gewisseld zonder overig verkeer voor te laten gaan. Deze aanklacht is echter geseponeerd.
3.
Het standpunt van [eiser]
3.1.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, nu de oorzaak van het hem overkomen verkeersongeval gelegen is in de onverwachte verkeersmanoeuvre van [gedaagde]. Volgens [eiser] rust op de bestuurder van een auto die van rijbaan wisselt een grote zorgvuldigheidsplicht. Het wisselen van rijbaan moet gebeuren zonder dat zulks gevaar oplevert voor andere weggebruikers. Er dient dan ook richting te worden aangegeven, terwijl er alleen van rijbaan mag worden gewisseld indien de verkeerssituatie zulks toelaat. Aangezien in het onderhavige geval de auto van [eiser] de auto van [gedaagde] al dicht genaderd was -hetgeen [gedaagde] had dienen op te merken- had [gedaagde] de auto van [eiser] voor moeten laten alvorens van rijstrook te wisselen. Dat geldt evenzeer in het geval dat [eiser] te hard zou hebben gereden. Vlak voordat hij langs de auto van [gedaagde] zou rijden, wisselde [gedaagde] echter -zonder richting aan te geven- van rijstrook en diende [eiser] een uitwijkmanoeuvre uit te halen. Van rechts inhalen is daarbij geen sprake geweest. Om een aanrijding te voorkomen, moest [eiser] de auto wel naar de rechter rijbaan sturen.
3.2.
[eiser] betwist overigens dat hij te hard heeft gereden. Hij is naar eigen zeggen een slome jongen die het altijd rustig aan doet. Voorts heeft de politie de snelheid waarmee gereden werd niet kunnen vaststellen. De verklaringen van de getuigen omtrent de snelheid van de auto van [eiser] zijn bovendien weinig concreet, terwijl de getuigen ook niet deskundig genoeg zijn om snelheden van auto's goed te kunnen inschatten. Getuige [betrokkene] is door de politie onder druk gezet om te verklaren dat [eiser] te hard heeft gereden. [betrokkene] is evenwel van mening dat er geen sprake was van te hard rijden.
3.3.
Indien de rechtbank aanneemt dat er ten gevolge van te snel rijden van [eiser] sprake is van medeschuld aan het ontstaan van het ongeval, dan dient er volgens [eiser] een schuldverdeling plaats te vinden. In dat verband is [eiser] van mening dat de door [gedaagde] gemaakte fout in hoofdzaak het ongeval heeft veroorzaakt, zodat zij bij verdeling van de schuld 75% van de schade zou dienen te dragen.
3.4.
Uit door [eiser] overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat de auto total-loss is verklaard en dat de waarde van de auto voor de aanrijding door de expert op € 7.500,- is geschat. Nu [eiser] zijn auto voor € 8.000,- heeft gekocht, is laatstgenoemd bedrag zijn schade.
4.
Het standpunt van [gedaagde]
4.1.
[gedaagde] betwist dat haar enig verwijt treft met betrekking tot het aan [eiser] overkomen verkeersongeval en acht zich om die reden niet aansprakelijk jegens [eiser]. De gevorderde schadevergoeding dient dan ook te worden afgewezen. Hiertoe voert [gedaagde] het navolgende aan.
4.2.
[gedaagde] diende op de linkerbaan te gaan rijden om bij de T-splitsing linksaf te kunnen slaan richting Drachten. Hiertoe heeft [gedaagde] -die aanvankelijk met een snelheid van 100 km/uur reed- zich ervan vergewist dat zij van rijstrook kon wisselen zonder achter haar naderende bestuurders te hinderen, door in haar spiegels en over haar schouder te kijken. Omdat geen weggebruiker haar zo dicht genaderd was dat zij daarin reden had moeten vinden om de voorgenomen manoeuvre uit te stellen, gaf [gedaagde] richting aan naar links en wisselde zij van rijstrook door naar links te sturen. Zij reed op dat moment met een snelheid van 80 km/uur. Dit alles kan worden gekwalificeerd als normaal weggedrag. Op het moment dat zij met het wisselen van rijstrook was aangevangen, bemerkte [gedaagde] tot haar ontsteltenis dat achter haar een andere auto -die van [eiser]- met zeer hoge snelheid over de linker rijstrook naderde. Omdat de snelheid van deze auto zo hoog was dat een aanrijding op de linker rijstrook waarschijnlijk niet te voorkomen zou zijn, heeft [gedaagde] haar auto weer naar de rechter rijstrook gestuurd, om de doorgang voor de achteropkomende auto vrij te maken. [eiser] heeft vervolgens een manoeuvre gemaakt om [gedaagde] rechts in te halen en is uiteindelijk in de rechterberm beland. Met deze manoeuvre behoefde [gedaagde] in redelijkheid geen rekening te houden. Er is sprake van een eenzijdig ongeval.
4.3.
[gedaagde] betwist dat [eiser] met de door hem bestuurde auto al begonnen was haar auto in te halen toen zij naar links stuurde om voor te sorteren. Als [eiser] al met inhalen bezig zou zijn geweest, dan zou [gedaagde] het wel uit haar hoofd hebben gelaten om van rijstrook te wisselen.
4.4.
Gezien het vorenstaande is het ongeval volgens [gedaagde] louter te wijten aan gevaarzettend, roekeloos en onrechtmatig weggedrag van [eiser], die verzuimd heeft zijn snelheid aan te passen aan de omstandigheden en de ter plaatse geldende maximumsnelheid. [eiser] dient dan ook zijn eigen schade te dragen.
4.5.
[gedaagde] betwist voorts de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Aannemend dat de auto voor een bedrag van € 8.000,- is aangeschaft door [eiser], brengt deze omstandigheid nog niet met zich mee dat de auto -objectief gezien- dat bedrag ook waard was. Daar komt bij dat van de waarde die het voertuig voor het ongeval had ook de restwaarde dient te worden afgetrokken.
5.
De beoordeling van het geschil
5.1.
Ingevolge artikel 54 RVV 1990 dienen bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren zoals het wisselen van rijstrook het overige verkeer voor te laten gaan. Daartoe dienen zij zich er, voordat zij van rijstrook wisselen, van te vergewissen of het mogelijk is deze manoeuvre uit te voeren zonder het overige verkeer te hinderen of in gevaar te brengen. Het zich ervan vergewissen of een wisseling van rijstrook mogelijk is en het vervolgens daadwerkelijk wisselen van rijstrook is een proces dat zich in beginsel binnen een aantal seconden afspeelt. De bestuurder van de van rijstrook wisselende auto kijkt in zijn spiegels of het mogelijk is om van rijstrook te wisselen en zo ja, dan zal hij deze manoeuvre terstond uitvoeren. Op grond van de eigen verklaring van [gedaagde] staat vast dat zij de auto van [eiser] heeft zien aankomen. Zij stelt immers dat zij in de binnenspiegel keek en de verte een auto -die van [eiser]- zag aankomen, dat zij vervolgens van rijstrook is gewisseld en dat toen de auto van [eiser] opeens heel dichtbij was. Deze verklaring duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat [gedaagde] de mate van nabijheid van de auto van [eiser] verkeerd heeft ingeschat. Anders valt niet te verklaren waarom in de enkele seconden tussen het kijken in de spiegels en het wisselen van rijstrook de auto van [eiser] van in de verte zich opeens dichtbij de auto van [gedaagde] bevond. Uitgaande van de verkeerde inschatting door [gedaagde] van de nabijheid van de auto van [eiser] alsmede van de verklaringen van [eiser] en [betrokkene] op het punt van de afstand tussen de beide auto's is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de auto van [eiser] zodanig dichtbij was, dat [gedaagde] de achteropkomende auto van [eiser] voor had moeten laten gaan.
5.2.
[gedaagde] heeft gezien het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank schuld aan het ongeval.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is er evenwel aan de zijde van [eiser] sprake van medeschuld aan het ontstaan van het verkeersongeval. Op grond van de na het ongeval afgelegde getuigenverklaringen -met name die van [gedaagde], [derde] en aanvankelijk [betrokkene]- acht de rechtbank genoegzaam aannemelijk geworden dat [eiser] de ter plaatse geldende maximumsnelheid fors heeft overschreden, en wel in een zodanige mate dat hij de kansen op een verkeersongeval aanzienlijk heeft vergroot c.q. de gevolgen van het verkeersongeval aanzienlijk heeft verergerd. De stelling van [eiser] dat [betrokkene] zijn na het ongeval afgelegde verklaring omtrent de snelheid waarmee [eiser] reed onder druk van een politieagent heeft gegeven, acht de rechtbank overigens onvoldoende onderbouwd en zal dan ook worden gepasseerd.
5.4.
Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat beider gedragingen hebben bijgedragen aan het ongeval en derhalve tot de schade, en wel [gedaagde] voor 60% en [eiser] voor 40%. Daarom dient [gedaagde] 60% van de schade van [eiser] te dragen.
5.5.
Met betrekking tot de hoogte van de schade overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens de door [eiser] overgelegde calculatie van Kalsbeek Autoschade is de auto na het ongeval total-loss verklaard en had deze derhalve een restwaarde van nihil. Bij de bepaling van de hoogte van de schade kan derhalve geen restwaarde van de auto in mindering worden gebracht. Op de dag van het ongeval had [eiser] de bij het ongeval beschadigde auto voor een bedrag van € 8.000,- aangeschaft. In voornoemde calculatie stelt Kalsbeek Autoschade echter dat de reële waarde van de auto per schadedatum € 7.500,- bedraagt. Naar het oordeel van de rechtbank dient bij de bepaling van de hoogte van de schade te worden uitgegaan van de reële waarde van de auto op de schadedatum, en niet van de aanschafprijs van de auto. Derhalve zal worden uitgegaan van een schadebedrag van € 7.500,-.
5.6.
Nu de rechtbank van oordeel is dat [gedaagde] 60% van de schade van [eiser] dient te dragen, en er wordt uitgegaan van een schadebedrag van € 7.500,-, is de vordering van [eiser] toewijsbaar tot een bedrag van € 4.500,-.
5.7.
De wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom is als onweersproken toewijsbaar.
5.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
BESLISSING
De rechtbank:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 maart 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 362,93 aan verschotten en € 960,00 aan salaris procureur
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay, en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 1 maart 2006.