Vgl. HR 22 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1637, rov. 3.3, HR 25 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8421, rov. 4.4 en HR 11 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9074, rov. 3.5. Zie ook: R. Kuiper, 552a-beklag tegen 94(a)beslag, Strafblad 2008, p. 83-111, par. 7.1.1.
HR, 25-11-2014, nr. 14/00084
ECLI:NL:HR:2014:3424
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25-11-2014
- Zaaknummer
14/00084
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3424, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑11‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2173, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:2173, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3424, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0487
Uitspraak 25‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag, artt. 116.1 en 552a Sv. In het systeem van de wet ligt besloten dat, indien het OM bij de behandeling van een beklag a.b.i. art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van de strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter zonder zelf in een beoordeling van dat punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. HR wijst de zaak terug naar de Rb.
Partij(en)
25 november 2014
Strafkamer
nr. 14/00084 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 6 december 2013, nummer RK 13/1912, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de bestreden beschikking voor zover daarbij het klaagschrift gegrond is verklaard - is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover betrekking hebbende op de loader en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de ongegrondverklaring van het klaagschrift en voert daartoe aan dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het belang van de strafvordering in de weg staat aan teruggave van de inbeslaggenomen loader aan de klager.
2.2.
Onder de klager is op de voet van art. 94 Sv beslag gelegd. Het klaagschrift dat strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen vrachtauto en loader, is door de Rechtbank ongegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de loader. De bestreden beschikking houdt het volgende in.
"De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van klager ten aanzien van de loader, nu klager bij gebrek aan bewijs de rechthebbende te zijn geen belang heeft bij het klaagschrift. De rechter is in tegenstelling tot de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in een latere strafprocedure de loader verbeurd zal worden verklaard omdat het strafbare feit onder meer met de loader is gepleegd. Daarmee is het strafvorderlijk belang van het in beslag houden gegeven en zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren voor wat betreft de loader."
2.3.
Ingevolge art. 116, eerste lid, Sv doet het openbaar ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het openbaar ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van de strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter zonder zelf in een beoordeling van dat punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.
2.4.
Uit de hiervoor in 2.2 weergegeven overwegingen van de Rechtbank blijkt dat de Officier van Justitie te kennen heeft gegeven dat het belang van de strafvordering zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet op het in 2.3 overwogene had de Rechtbank het beklag derhalve gegrond moeten verklaren en op de voet van art. 552a, zevende lid, Sv de daarmee overeenkomende last behoren te geven.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2014.
Conclusie 23‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag, artt. 116.1 en 552a Sv. In het systeem van de wet ligt besloten dat, indien het OM bij de behandeling van een beklag a.b.i. art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van de strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter zonder zelf in een beoordeling van dat punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. HR wijst de zaak terug naar de Rb.
Nr. 14/00084 B
Mr. Harteveld
Zitting 23 september 2014
Conclusie inzake:
[klager]
1. De Rechtbank Oost-Brabant heeft bij beschikking van 6 december 2013 het namens klager ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave aan klager gelast voor zover dit ziet op een vrachtauto merk Volvo F16-110, met kenteken [AA-00-BB], en het klaagschrift ongegrond verklaard voor zover dit ziet op de inbeslagname van een loader.
2. Namens klager is beroep in cassatie ingesteld. Mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, heeft in deze zaak bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het middel komt in de kern erop neer dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het belang van de strafvordering in de weg staat aan teruggave van de inbeslaggenomen loader aan klager.
3.2. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt onder meer het volgende in:
“De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
Cliënt heeft de vrachtauto en de loader nodig voor het werk. Hij is ervan afhankelijk. In elk geval is cliënt rechthebbende op beide goederen.
Klager verklaart, zakelijk weergegeven:
De loader heb ik al 10 jaar. Deze staat niet op mijn naam. Ik kan wel aantonen waar ik hem gekocht heb. Het betreft een loader met cabine en schepbak. Hij is gekoppeld aan een vrachtwagen. De loader hoeft niet apart verzekerd te zijn.
De officier van justitie voert het woord en deelt zijn conclusie mede, zakelijk weergegeven:
Ik ben er niet van overtuigd dat in een latere strafprocedure een verbeurdverklaring zal worden geëist. Wat het openbaar ministerie betreft kan de vrachtwagen terug naar klager, wat betreft de loader concludeer ik tot niet-ontvankelijkheid van klager, aangezien hij wat mij betreft onvoldoende heeft aangetoond eigenaar van of rechthebbende op de loader te zijn.
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
Wat betreft de vrachtwagen stel ik mij op het standpunt dat deze terug moet naar cliënt. Wat betreft de loader geldt de hoofdregel van artikel 116 Wetboek van Strafvordering, namelijk dat deze terug moet naar de beslagene. Ik merk daarbij op dat indien er geen (eis tot) verbeurdverklaring van de vrachtauto te verwachten is, de loader eveneens moet worden geretourneerd aan klager.”
3.3. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“De beoordeling
(…)
Vrachtauto
Ten aanzien van de vrachtauto heeft de officier van justitie ter zitting geconcludeerd dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard nu bij het in beslag houden geen strafvorderlijk belang meer is gediend en de vrachtwagen terug moet worden gegeven aan klager. Reeds om die reden moet het klaagschrift voor wat betreft de vrachtwagen gegrond worden verklaard.
Loader
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van klager ten aanzien van de loader, nu klager bij gebrek aan bewijs de rechthebbende te zijn geen belang heeft bij het klaagschrift. De rechter is in tegenstelling tot de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in een latere strafprocedure de loader verbeurd zal worden verklaard omdat het strafbare feit onder meer met de loader is gepleegd. Daarmee is het strafvorderlijk belang van het in beslag houden gegeven en zal rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren voor wat betreft de loader.
DE BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beklag ongegrond voor zover het betreft de loader;
- verklaart het beklag gegrond voor zover het betreft de vrachtauto merk Volvo F16-110 kenteken [AA-00-BB] en gelast daarvan de teruggave aan [klager].”
3.4.
Hoewel de Rechtbank niet expliciet heeft vastgesteld op welke grond het beslag is gelegd, kan in cassatie echter ervan worden uitgegaan dat het hier een op de voet van art. 94 Sv onder klager in beslag genomen loader betreft. Een en ander blijkt duidelijk uit de stukken van het geding (zie o.m. het politiedossier en het klaagschrift), alsmede uit de door de Rechtbank aangelegde maatstaf.
3.5.
Ingevolge art. 116, eerste lid, Sv doet het openbaar ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene zodra het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het openbaar ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van de strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.1.
3.6.
De officier van justitie heeft in raadkamer te kennen gegeven dat hij er niet van overtuigd is dat in een latere strafprocedure een verbeurdverklaring zal worden geëist. Gelet op de voorts door de officier van justitie gehanteerde maatstaf hebben die bewoordingen betrekking op beide inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de vrachtauto en de loader. De Rechtbank heeft blijkens haar hiervoor onder 3.3 weergegeven overwegingen met betrekking tot de vrachtwagen - mijns inziens niet onbegrijpelijk - uit het door de officier van justitie aangevoerde afgeleid dat daarin besloten ligt dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen verzet. Haar beslissing aangaande vrachtauto is ook op hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd, gebaseerd. Het stond de Rechtbank echter niet meer vrij, eenmaal vastgesteld hebbend dat er geen onderzoeksbelang meer is waardoor handhaving van het op de voet van art. 94 Sv gelegde beslag wordt gerechtvaardigd, wat betreft de loader zelfstandig te beoordelen of er nog een belang van strafvordering was. Door vervolgens ten aanzien van de loader te oordelen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in een latere strafprocedure de loader verbeurd zal worden verklaard omdat het strafbare feit onder meer met de loader is gepleegd en dat daarmee het strafvorderlijk belang van het in beslag houden is gegeven, heeft de Rechtbank hetgeen hiervoor onder 3.5 is vooropgesteld miskend. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
4. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover betrekking hebbende op de loader en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑09‑2014