HR, 05-04-2011, nr. 09/04601 J
ECLI:NL:HR:2011:BQ0132
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-04-2011
- Zaaknummer
09/04601 J
- LJN
BQ0132
- Roepnaam
Soort uitlokkingshandelingen
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ0132, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ0132
- Vindplaatsen
FJR 2011/81 met annotatie van R. de Jong
Uitspraak 05‑04‑2011
Inhoudsindicatie
‘In vereniging’ ex art. 141 Sr. Van ‘in vereniging’ plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet gewelddadig hoeft te zijn (HR LJN BH9029). ’s Hofs oordeel dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
5 april 2011
Strafkamer
nr. 09/04601 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juli 2009, nummer 22/004386-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. zij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 9 januari 2008 te Rijswijk, met anderen, op of aan de openbare weg, de Johan Brouwerstraat (Petrusschool) en de Prinsesbeatrixlaan (winkelcentrum "De Boogaard") meermalen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het schoppen tegen de rug en de buik en de benen van die [slachtoffer 1] en
- het duwen van die [slachtoffer 1].
2. zij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 23 januari 2008 te Rijswijk, met anderen, op of aan de openbare weg, de Johan Brouwerstraat (Petrusschool) en/of de Prinsesbeatrixlaan (winkelcentrum "De Boogaard") meermalen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
- het schoppen tegen de rug en de benen van die [slachtoffer 2] en
- het slaan met een bamboestok op het been van die [slachtoffer 2]."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"[Slachtoffer 1] had ruzie met [betrokkene 1] en de jongens, zoals [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. [Slachtoffer 1] is door die groep in elkaar geslagen waar ik bij was en ik ben niet weggegaan. Ik heb niets gedaan om de mishandelingen van [slachtoffer 1] te stoppen.
Ik was er bij toen [slachtoffer 2] met een stok werd geslagen. Dat gebeurde bij de Petrusschool. Ik had weg kunnen lopen, maar ik heb dat niet gedaan.
Met mijn telefoon werden sms'jes verstuurd om de groep op de hoogte te stellen waar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op dat moment waren. Als [betrokkene 1] mijn telefoon leende wist ik van tevoren dat zij daarmee die sms'jes zou gaan sturen. Ik stond er dan bij. De anderen wisten door mij en [betrokkene 1] vaak waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren. Ik wist ook wat er dan zou gaan gebeuren en wat de gevolgen zouden zijn. Ik wist dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dan in elkaar geslagen zouden worden."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"[Betrokkene 2], [betrokkene 5], en [betrokkene 6] zijn vrienden van mij van buiten. De jongens zijn aangehouden voor mishandeling van [slachtoffer 1]. Ze hebben de mishandelingen gefilmd. De jongens wisten waar [slachtoffer 1] was omdat [betrokkene 1] dat sms'te. [Betrokkene 1] en ik lieten de jongens komen om [slachtoffer 1] in elkaar te laten slaan. Het idee kwam meestal van [betrokkene 1] af maar ik was het er wel mee eens.
Ik denk dat ik er bijna alle keren bij ben geweest dat [slachtoffer 1] of haar broertje [slachtoffer 2] in elkaar werden geslagen. Dit heeft echt heel vaak plaatsgevonden. Zij werd mishandeld door [betrokkene 6], [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. De mishandelingen duren al maanden en ik heb er niets tegen gedaan."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
"In de zomer van 2007 leerde ik [betrokkene 2] kennen bij winkelcentrum De Boogaard in Rijswijk. Ik ben sinds die tijd een aantal keren mishandeld door de groep die bij [betrokkene 2] hoort. Ik ben voor het eerst door die groep mishandeld bij mijn school, de Petrusschool. Naast [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 6] (het hof begrijpt: [betrokkene 6]) waren er nog vier of vijf kinderen bij. [betrokkene 2] en de anderen hebben mij toen geslagen en in mijn buik en op mijn rug en benen geschopt.
De tweede keer dat ik door [betrokkene 2] en die groep ben mishandeld, stond [betrokkene 2] me weer op te wachten bij school met ongeveer tien kinderen. [Betrokkene 6] en [betrokkene 3] waren er ook weer bij. [Betrokkene 2] zei dat ze me in elkaar moesten slaan. Alle kinderen uit de groep hebben mij toen geslagen en geschopt. [Betrokkene 6] heeft mij een aantal keren in mijn buik geschopt.
De derde keer dat ik werd mishandeld door de groep van [betrokkene 2], [betrokkene 6] en [betrokkene 3] was na Sinterklaas en weer bij school. Ze hebben toen mij en mijn broertje geslagen en geschopt. De laatste keer gebeurde het op 9 januari 2008, in de Bogaard bij de uitgang van de passage aan de Prinses Beatrixlaan. Toen waren het alleen [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 6]. [betrokkene 6] heeft me een aantal keren geschopt en [betrokkene 3] heeft me ook geschopt.
Iedere keer dat ik werd geslagen en geschopt hebben ze het gefilmd. Dat deden ze met hun mobieltjes.
Ik heb gezien dat mijn broertje werd geslagen door de groep van [betrokkene 2]."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
"Vanaf de zomervakantie 2007 hebben mijn zus [slachtoffer 1] en ik problemen met [betrokkene 2]. [Betrokkene 2] heeft heel vaak mijn zus opgewacht, samen met vrienden van hem en [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte). [Betrokkene 2] en de andere kinderen sloegen en schopten dan mijn zus. Als mijn zus niet in de buurt was pakten ze mij en in totaal ben ik acht à negen keer geslagen of geschopt door [betrokkene 2] en zijn vrienden. [verdachte] is degene die de andere kinderen opstookt, opjut, om ons te slaan.
Mijn zusje en ik liepen rond 5 december 2007 een keer buiten, terug van winkelcentrum 'De Boogaard', en kwamen [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 6] tegen. [Betrokkene 2] en één van die andere jongens begonnen ons te schoppen. Ik voelde dat ik tegen de achterkant van mijn benen en tegen mijn rug werd geschopt. Ik heb gezien dat ze [slachtoffer 1] ook hebben geschopt.
Vandaag, woensdag 23 januari 2008, was ik op het schoolplein van de Petrusschool aan de Johan Brouwersstraat (het hof leest: Brouwerstraat) te Rijswijk. [Betrokkene 2], [betrokkene 3] of [betrokkene 6], [betrokkene 1] en [verdachte] kwamen naar mij toe lopen. Ik voelde dat [betrokkene 2] mij heel hard met zijn vuist bovenop mijn hoofd sloeg. Vervolgens sloeg [betrokkene 3] of [betrokkene 6] mij met een bamboestok tegen mijn been."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Vandaag, 23 januari 2008, heb ik [slachtoffer 2] op het schoolplein met mijn vuist op zijn hoofd geslagen. Ik zag dat de bamboestok die [betrokkene 3] in zijn handen had, brak nadat hij [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]) had geslagen. Ik geloof dat hij hem op zijn knieën heeft geraakt.
[Betrokkene 6], [betrokkene 3] en ik hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tussen de tien en vijftien keer geschopt en geslagen. We sloegen [slachtoffer 1] wanneer we haar zagen; dat was vaak. Ze was vaak ook met haar broertje. We zijn drie of vier keer naar de Petrusschool gegaan om haar op te zoeken.
Ongeveer twee weken geleden was ik samen met [betrokkene 1], [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte), [betrokkene 6] en [betrokkene 3] op het schoolplein van de Petrusschool. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren daar ook. [Slachtoffer 2] is toen geslagen en geschopt. [slachtoffer 1] is toen ook geschopt door een jongen."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Het zou kunnen dat we [slachtoffer 1] voor het eerst in de zomer van 2007 hebben mishandeld. De eerste keer heb ik haar tegen haar benen geschopt en op haar armen geslagen. [Betrokkene 3] en [betrokkene 6] hebben haar toen ook geslagen en geschopt. Ik heb [slachtoffer 1] heel vaak geslagen en geschopt. [betrokkene 3], [betrokkene 7], [betrokkene 6] en ik zijn bij alle mishandelingen geweest. [betrokkene 1] is er ook vaak bij geweest.
Na de mishandelingen lachten wij en bekeken de filmpjes die we met onze mobiele telefoons hadden gemaakt."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ging om met [betrokkene 2], [betrokkene 6], [betrokkene 3], [betrokkene 7] en [betrokkene 4]. Ik wist dat de jongens [slachtoffer 1] bij de Bogaard hadden mishandeld; ik was er zelf bij. [Verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) en ik brachten meestal samen via de sms of msn de jongens op de hoogte waar [slachtoffer 1] was. Dankzij mij en [verdachte] wisten de jongens altijd waar [slachtoffer 1] was en werd ze dus in elkaar geslagen. Ik wist meestal wel wat er zou gebeuren als de jongens dan naar ons toe zouden komen. Meestal werd [slachtoffer 1] dan geslagen en geschopt door de eerder door mij genoemde jongens en die jongens gingen daar dan filmpjes over maken. Ik ben er heel vaak bij geweest dat [slachtoffer 1] geslagen en geschopt werd. [Verdachte] en ik hebben samen wel eens staan lachen omdat [slachtoffer 1] door de jongens geslagen en geschopt werd."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Ik ga om met [betrokkene 3], [betrokkene 7], [betrokkene 6], [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte), [betrokkene 1] en [betrokkene 5]. Ik noem deze namen omdat zij erbij waren toen [slachtoffer 1] en haar broertje in elkaar werden geslagen. [verdachte] stookt veel op en vertelt vaak waar [slachtoffer 1] heen gaat. Ik heb [slachtoffer 1] weggeduwd op het schoolplein."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige]:
"Ik weet dat [slachtoffer 1] is mishandeld door een groep Marokkanen. [Betrokkene 2] en [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) hebben die groep opgestookt tegen [slachtoffer 1], dat heeft [slachtoffer 1] mij zelf verteld."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman, zakelijk weergegeven, bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar onder 1 en 2 tenlastegelegde, omdat zij geen wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het in vereniging in het openbaar gepleegde geweld tegen de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zoals tenlastegelegd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte meermalen haar mobiele telefoon heeft uitgeleend aan medeverdachte [betrokkene 1], terwijl zij wist dat laatstgenoemde hiermee de andere medeverdachten op de hoogte zou stellen waar de slachtoffers [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden en dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dan zouden worden geslagen of geschopt. Daarnaast is de verdachte meermalen aanwezig geweest bij de bewezen verklaarde mishandelingen van beide slachtoffers - welke mishandelingen (regelmatig) werden gefilmd met behulp van mobiele telefoons - , heeft zij de anderen opgestookt om de slachtoffers te slaan en heeft zij - samen met medeverdachte [betrokkene 1] - staan lachen terwijl [slachtoffer 1] door de jongens werd geslagen en geschopt, een en ander zoals blijkt uit de bewijsmiddelen.
Naar 's hofs oordeel heeft de verdachte aldus het plegen van het geweld tegen de slachtoffers bevorderd en wellicht zelfs uitgelokt en is er, anders dan door de raadsman betoogd, wel degelijk sprake geweest van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van de verdachte aan de gepleegde gewelddadigheden zoals ten laste gelegd, zodat haar handelen kan worden aangemerkt als het openlijk in vereniging plegen van geweld als bewezen verklaard.
Het hof verwerpt het verweer."
2.3. Vooropgesteld moet worden dat van 'in vereniging' plegen van geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn (vgl. HR 7 juli 2009, LJN BH9029, NJ 2009/400).
2.4. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
2.5. Het middel faalt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde jeugddetentie van 26 dagen, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 april 2011.