Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 407 [Procesinleiding]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2023
- Bronpublicatie:
25-01-2023, Stb. 2023, 41 (uitgifte: 10-02-2023, kamerstukken: 36212)
- Inwerkingtreding
01-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 97 (uitgifte: 27-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
1.
Het beroep in cassatie wordt ingesteld door een procesinleiding, die wordt getekend door een advocaat bij de Hoge Raad en wordt ingediend op de wijze bedoeld in artikel 397.
2.
Op de procesinleiding is artikel 111, tweede lid, onderdelen a, c, en e, van overeenkomstige toepassing. Daarnaast vermeldt de procesinleiding:
- a.
de naam en in geval van een natuurlijke persoon tevens de voornamen van de eiser of de verzoeker, de woonplaats van eiser en de door hem gekozen woonplaats in Nederland, respectievelijk de woonplaats of, bij gebreke daarvan, het werkelijk verblijf van de verzoeker,
- b.
de naam en woonplaats van de verweerder bij de vordering, dan wel de bij de verzoeker bekende namen en woonplaats van belanghebbenden,
- c.
de dag waarop de verweerder ten laatste kan verschijnen, welke dag ten minste vier weken en uiterlijk zes maanden ligt na de dag van indiening van de procesinleiding,
- d.
de omschrijving van de middelen waarop het beroep in cassatie steunt.
3.
De eiser is gehouden in de procesinleiding een advocaat bij de Hoge Raad aan te wijzen, die hem in het geding zal vertegenwoordigen, op straffe van nietigheid.
4.
De eiser wordt geacht woonplaats te hebben gekozen bij die advocaat, tenzij de procesinleiding een andere gekozen woonplaats in Nederland uitdrukt.