Rb. Oost-Brabant, 20-02-2014, nr. 2620002/13-13901
ECLI:NL:RBOBR:2014:1282
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
20-02-2014
- Zaaknummer
2620002/13-13901
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2014:1282, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 20‑02‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑02‑2014
Inhoudsindicatie
bewindvoering, oprichting BV
RECHTBANK OOST-BRABANT
Kanton Eindhoven
zaaknummers : 2620002/13-13901
BM-nummer : 10.636
datum : 20 februari 2014
Beschikking op een verzoek tot het oprichten van een B.V.
Op verzoek van:
[bewindvoerders]
beiden wonende te [adres],
hierna te noemen: bewindvoerders.
Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging ter zake van het vermogen van:
[rechthebbende],
hierna te noemen: rechthebbende.
procedure
1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 12 december 2013.
2.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 28 januari 2014, in aanwezigheid van de bewindvoerders, rechthebbende en de heer [adviseur], adviseur van de bewindvoerders.
3.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden.
Verzoek
1.
De bewindvoerders vragen machtiging voor:
het oprichten van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid om een bedrag van € 170.000,00 van de thans op de bankrekeningen van rechthebbende uitstaande gelden als kapitaal in te brengen in deze B.V., waarbij rechthebbende enig aandeelhouder en bestuurder is;
het storten van € 170.000,00 op een op naam van de B.V. gestelde Rabo-spaarrekening (Rabo Doelreserveren) met een rente van 1,4%;
het beleggen van een bedrag gelijk aan het heffingsvrije vermogen in box 3 in ledencertificaten van de Rabobank.
beoordeling
1.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Door het vermogen van rechthebbende over te hevelen naar een Besloten Vennootschap, wordt dit vermogen onttrokken aan het toezicht van de kantonrechter. De bestuurder van de BV, te weten rechthebbende die in en buiten rechte vertegenwoordigd wordt door de bewindvoerders, zou bijvoorbeeld het vermogen door de BV kunnen laten schenken, zou leningen kunnen aangaan of verstrekken of welke actie dan ook kunnen ondernemen. Het enige toezicht op de bestuurder wordt uitgeoefend door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Dit is rechthebbende die, zoals hiervoor al vermeld, in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door de bewindvoerders. Dit betekent dat er geen toezicht is op het vermogen en dat het de bewindvoerders geheel en al vrij staat hierover te beschikken. Dat de bewindvoerders ter zitting hebben aangeboden jaarlijks een jaarverslag over te leggen, doet hieraan niet af. De kantonrechter heeft ten aanzien van de BV geen enkele wettelijke taak of bevoegdheid. De bewindvoerders kunnen geen bevoegdheid aan de kantonrechter toekennen. De kantonrechter is van oordeel dat het onttrekken van vermogen aan het toezicht van de kantonrechter op deze wijze onwenselijk en niet in het belang van rechthebbende is. Dit temeer, nu het oprichten van een BV en het inbrengen in de BV van het vermogen geen enkel reëel doel dient.
2.
In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33204, nr 3) staat dat met de vermogensinkomensbijtelling wordt beoogd om bij het inkomen dat relevant is voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage een klein percentage van het vermogen van betrokkene bij te tellen. De AWBZ borgt het risico van kosten voor zorg die burgers niet zelf kunnen dragen. Om in de dekking van deze kosten te voorzien, is een volksverzekering tot stand gebracht waar iedere burger een inkomensafhankelijke premie voor betaalt en op het moment van gebruik van zorg tevens een bijdrage betaalt in de kosten van die zorg. Voor AWBZ zorg geldt daarom sinds jaar en dag dat de verzekerde van achttien jaar en ouder een bijdrage betaalt in de kosten van de zorg. Deze eigen bijdrage wordt geheven omdat het redelijk wordt geacht dat de gebruiker van zorg bijdraagt in de kosten van zorg. Voor zorg met verblijf geldt bovendien dat de verzekerde aanzienlijk bespaart op uitgaven van wonen, eten en drinken en andere kosten die verband houden met zelfstandig wonen. Eigen bijdragen zijn ook nodig om de AWBZ betaalbaar te houden. Een belangrijke overweging om een vermogensinkomensbijtelling op grond van de AWBZ te introduceren is om verzekerden die, al dan niet naast hun maandelijkse inkomen, uitkering of pensioen, een vermogen hebben een eigen bijdrage te laten betalen die meer in overeenstemming is met hun financiële situatie. Op deze wijze wordt de scheve situatie verminderd tussen personen die via een pensioenfonds hun pensioen hebben geregeld en personen die dat doen via opbouw van vermogen. Bijvoorbeeld de zelfstandige die zijn pensioen heeft opgebouwd door het verkopen van zijn bedrijf wordt nu relatief ontzien, terwijl hij wel een groot vermogen kan hebben. Straks betaalt hij een eigen bijdrage die meer in lijn ligt met de bijdrage van personen die een meer gebruikelijke pensioenopbouw hebben. Het inkomen dat gegenereerd wordt uit vermogen kan te weinig zijn om de extra bijdrage te betalen, zeker in tijden van economische crisis. Het vermogen zelf dat personen bezitten, is echter voldoende om de verhoging van de eigen bijdrage op te vangen. Aldus de memorie van toelichting.
3.
De kantonrechter stelt vast dat het doel, dat wordt beoogd met het oprichten van een B.V., het ontwijken van het betalen van belasting en het ontwijken van het betalen van een hogere eigen bijdrage AWBZ is. De vraag die gesteld moet worden is of met het oprichten van een BV wordt gehandeld in strijd met doel en strekking van de wet. Deze vraag moet naar het oordeel van de kantonrechter bevestigend worden beantwoord. De volgende vraag die moet worden beantwoord is of de volstrekt overwegend beweegreden van de belastingplichtige is belastingverijdeling. Ook deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Dit betekent dat de belastinginspecteur het oprichten van deze BV enkel om belasting te ontwijken (en om de hoge bijdrage AWBZ te ontwijken) zou kunnen beschouwen als fraus legis. Dat wil niet zeggen dat belastingplichtigen niet de fiscaal voordeligste weg mogen bewandelen naar een overwegend niet-fiscaal doel. Dat mogen zij wél, mits de gekozen weg niet een volstrekt kunstmatige is (HR BNB 2009/123 en HR 15-3-2013 LJN BY0548).
4.
Hoewel het leerstuk van de fraus legis een fiscaalrechtelijk leerstuk is, kan ook met betrekking tot de eigen bijdrage AWBZ worden vastgesteld dat het inbrengen van een groot deel van het vermogen van rechthebbende in een BV, die geen enkele andere functie heeft dan het verhuizen van het vermogen van box 3 naar box 2 zodat dit vermogen niet meetelt voor de berekening van de eigen bijdrage, op zijn minst neigt naar wetsontduiking. Het was niet de bedoeling van de wetgever dat rechthebbende via de door de bewindvoerder gewenste kunstgreep de eigen bijdrage AWBZ zou ontlopen. Van de kantonrechter kan niet worden verwacht dat hij aan een dergelijke constructie meewerkt.
5.
Het beleggen van gelden van rechthebbende is slechts toegestaan binnen de grenzen van een defensief of zeer defensief beleggingsprofiel. Naar het oordeel van de kantonrechter valt een belegging in Rabobank Ledencertificaten niet binnen voornoemde grenzen.
6.
De hoofdtaak van een bewindvoerder bestaat uit het beheren en beschermen van het vermogen van rechthebbende. Hij dient er voor te zorgen dat het onder bewind gestelde vermogen in stand blijft en goed wordt beheerd. Het behoort echter niet tot de taak van een bewindvoerder om het hoogst mogelijke rendement uit het vermogen van rechthebbende te behalen. Inwilliging van het verzoek van verzoekers zou voorts tot gevolg hebben dat het vermogen van rechthebbende gedurende lange tijd niet meer liquide is. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2014, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.