Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 203 [Verzoekschrift. Bevoegdheid. Inhoud. Behandeling]
Geldend
Geldend van 01-09-2017 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
13-07-2016, Stb. 2016, 290 (uitgifte: 21-07-2016, kamerstukken: 34212)
- Inwerkingtreding
01-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2017, Stb. 2017, 174 (uitgifte: 04-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
1.
Het verzoek wordt gedaan aan de rechter waar het geding aanhangig is of, indien het niet aanhangig is, aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn daarvan kennis te nemen. Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.
2.
Het verzoekschrift houdt in:
- a.
de aard en het beloop van de vordering;
- b.
de punten waarover het oordeel van de deskundigen wordt gevraagd of de plaats of de zaak die in ogenschouw moet worden genomen;
- c.
de naam en de woonplaats van de wederpartij of de redenen waarom de wederpartij onbekend is.
3.
Tenzij de wederpartij onbekend is en behoudens gevallen van onverwijlde spoed, wordt op het verzoek niet eerder beschikt dan nadat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, waartoe de verzoeker en de wederpartij worden opgeroepen.