Einde inhoudsopgave
Wet belastingen op milieugrondslag
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
25-11-2015, Stb. 2015, 455 (uitgifte: 02-12-2015, kamerstukken: 34220)
- Inwerkingtreding
01-01-2016, terugwerkend tot: 01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, Stb. 2015, 455 (uitgifte: 02-12-2015, kamerstukken: 34220)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieubelastingen / Algemeen
Milieubelastingen / Leidingwaterbelasting
1.
De belasting wordt geheven ter zake van de levering van leidingwater via een aansluiting aan de verbruiker, met dien verstande dat de belasting wordt geheven over een hoeveelheid van maximaal 300 kubieke meter per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting. Bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan twaalf maanden wordt de hoeveelheidsgrens, genoemd in de eerste volzin, naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.
2.
Als een levering als bedoeld in het eerste lid wordt niet aangemerkt de levering van leidingwater via een aansluiting op het distributienet van een afzonderlijke watervoorziening, tenzij degene die de levering verricht leidingwater levert via in totaal ten minste 1000 aansluitingen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor vaststelling van het aantal aansluitingen dat bij toepassing van de eerste volzin in aanmerking wordt genomen, in het geval dat het water wordt geleverd aan een particuliere installatie voor centrale watervoorziening.
3.
Bij de levering van leidingwater aan een particuliere installatie voor centrale watervoorziening wordt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, de belasting geheven over de totale hoeveelheid geleverd water, met dien verstande dat, indien de exploitant van de installatie aan degene die het leidingwater heeft geleverd een verklaring heeft overgelegd waarin opgaaf wordt gedaan van het aantal onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken dat door de installatie van water wordt voorzien, ten hoogste wordt geheven over een hoeveelheid van 300 kubieke meter vermenigvuldigd met dat aantal.
4.
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.