Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 105 Behandeling van inlichtingen of stukken die de veiligheid van de Unie of die van één of meer van haar lidstaten of de door hen onderhouden internationale betrekkingen raken
Geldend
Geldend vanaf 12-08-2016
- Bronpublicatie:
13-07-2016, PbEU 2016, L 217 (uitgifte: 12-08-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-08-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2016, PbEU 2016, L 217 (uitgifte: 12-08-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Wanneer een hoofdpartij, in strijd met het beginsel van een procedure op tegenspraak zoals neergelegd in artikel 64 waaruit volgt dat alle inlichtingen en stukken integraal tussen de partijen worden uitgewisseld, haar aanspraken wil baseren op bepaalde inlichtingen of stukken waarvan zij stelt dat de mededeling ervan de veiligheid van de Unie of die van een of meer van haar lidstaten of de door hen onderhouden internationale betrekkingen aantast, legt zij deze inlichtingen of stukken over bij afzonderlijke akte. Deze productie gaat vergezeld van een verzoek om vertrouwelijke behandeling van deze inlichtingen of stukken, waarin de dwingende vereisten zijn uiteengezet die, in de strikte mate als door de situatie vereist, rechtvaardigen dat de vertrouwelijkheid ervan behouden blijft en zich verzetten tegen mededeling aan de andere hoofdpartij. Het verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt eveneens bij afzonderlijke akte ingediend en bevat geen vertrouwelijke elementen. Wanneer de inlichtingen of stukken ten aanzien waarvan om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht aan de hoofdpartij zijn toegezonden door een of meer lidstaten, kunnen de door de hoofdpartij aangevoerde dwingende vereisten ter rechtvaardiging van hun vertrouwelijke behandeling de door de betrokken lidstaat of lidstaten genoemde dwingende vereisten omvatten.
2.
Het Gerecht kan bij wijze van maatregel van instructie verzoeken om overlegging van inlichtingen of stukken die om de redenen bedoeld in lid 1 vertrouwelijk zijn. In geval van weigering, neemt het Gerecht hiervan akte. In afwijking van het bepaalde in artikel 103 is op dergelijke inlichtingen of stukken die na een maatregel van instructie zijn overgelegd, de procedurele regeling in dit artikel van toepassing.
3.
In het stadium van de toetsing van de relevantie van de door een hoofdpartij overeenkomstig lid 1 of lid 2 overgelegde inlichtingen of stukken voor de uitspraak in het geding en de vertrouwelijkheid ervan ten opzichte van de andere hoofdpartij, worden deze inlichtingen of stukken niet aan de andere hoofdpartij meegedeeld.
4.
Wanneer het Gerecht na de in lid 3 bedoelde toetsing beslist dat de aan hem overgelegde inlichtingen of stukken relevant zijn voor de uitspraak in het geding, maar niet vertrouwelijk met het oog op de procedure voor het Gerecht, verzoekt het de betrokken partij om toestemming om die inlichtingen of stukken aan de andere hoofdpartij mee te delen. Indien de partij zich binnen een door de president bepaalde termijn tegen die mededeling verzet of niet binnen deze termijn antwoordt, wordt met die inlichtingen of stukken geen rekening gehouden voor het oordeel in die zaak en worden zij aan de partij teruggegeven.
5.
Wanneer het Gerecht na de in lid 3 bedoelde toetsing beslist dat bepaalde aan hem overgelegde inlichtingen of stukken relevant zijn voor de uitspraak in het geding en vertrouwelijk zijn ten opzichte van de andere hoofdpartij, deelt het deze niet mee aan deze hoofdpartij. Het weegt vervolgens de vereisten van het recht op effectieve rechterlijke bescherming, met name de inachtneming van het beginsel van een procedure op tegenspraak, af tegen die welke voortvloeien uit de veiligheid van de Unie of die van een of meer van haar lidstaten of de door hen onderhouden internationale betrekkingen.
6.
Na de in lid 5 bedoelde belangenafweging stelt het Gerecht een met redenen omklede beschikking vast, waarin het nader omschrijft hoe de vereisten bedoeld in datzelfde lid met elkaar kunnen worden verzoend, onder meer door overlegging door de betrokken partij, met het oog op een latere mededeling aan de andere hoofdpartij, van een niet-vertrouwelijke versie of van een samenvatting van de inlichtingen of stukken, waarin hun wezenlijke inhoud is opgenomen en op basis waarvan de andere hoofdpartij zo veel mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld haar opmerkingen te maken.
7.
De inlichtingen of stukken die vertrouwelijk zijn ten opzichte van de andere hoofdpartij, kunnen binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening van de krachtens lid 5 gegeven beslissing, geheel of gedeeltelijk worden teruggetrokken door de hoofdpartij die deze overeenkomstig lid 1 of lid 2 heeft overgelegd. Met de teruggetrokken inlichtingen of stukken wordt geen rekening gehouden voor het oordeel in de zaak en zij worden aan de betrokken hoofdpartij teruggegeven.
8.
Wanneer het Gerecht van oordeel is dat de inlichtingen of stukken, die wegens de vertrouwelijkheid ervan niet op de wijze bedoeld in lid 6 aan de andere hoofdpartij zijn meegedeeld, onontbeerlijk zijn om in het geding uitspraak te doen, kan het in afwijking van artikel 64 en beperkt tot het strikt noodzakelijke, zijn oordeel op dergelijke inlichtingen of stukken baseren. Bij de beoordeling van die inlichtingen of stukken houdt het Gerecht rekening met het feit dat een hoofdpartij daarover geen opmerkingen heeft kunnen maken.
9.
Het Gerecht ziet erop toe dat de vertrouwelijke inlichtingen of stukken die overeenkomstig lid 1 of lid 2 door een hoofdpartij zijn overgelegd en die niet aan de andere hoofdpartij zijn meegedeeld, niet openbaar worden gemaakt in de krachtens lid 6 gegeven beschikking of in de beslissing waardoor een einde komt aan het geding.
10.
De in lid 5 bedoelde inlichtingen of stukken die niet overeenkomstig lid 7 zijn teruggetrokken door de hoofdpartij die deze heeft overgelegd, worden aan de betrokken partij teruggegeven zodra de termijn bedoeld in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut is verstreken, behalve wanneer binnen die termijn hogere voorziening is ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht. Wanneer een dergelijke hogere voorziening is ingesteld, worden voormelde inlichtingen of stukken aan het Hof van Justitie ter beschikking gesteld onder de voorwaarden in het besluit bedoeld in lid 11.
11.
Het Gerecht stelt bij besluit de veiligheidsregels voor de bescherming van de, naargelang het geval, krachtens lid 1 of lid 2 overgelegde inlichtingen of stukken vast. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.