NJB 2018/505:Strafrechtelijke immuniteit gemeente (een openbaar lichaam in de zien van hoofdstuk 7 Gw): daarvan kan slechts sprake zijn als de desbetreffende gedragingen naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak, zodat uitgesloten is dat derden in zoverre op gelijke voet als het openbaar lichaam aan het maatschappelijk verkeer deelnemen. In andere gevallen is er wegens de hier te betrachten gelijkheid geen aanleiding immuniteit aan het openbaar lichaam te verlenen (vgl. HR 6 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA9342 (Pikmeer II) NJ 1998/367). Bij toepassing van deze maatstaf kan niet reeds doorslaggevend worden geacht dat in het voorliggende geval niet sprake is ‘van wat algemeen wordt aangeduid als een exclusieve bestuurstaak’. In casu gaat het om een door een slecht wegdek ontstaan verkeersongeval waarbij een motorrijdster en haar passagier om het leven kwamen. In geval van het verwijt aan de gemeente dat een strafbaar feit het gevolg is van gebreken in de toestand van onder haar beheer vallende wegen, komt het voor de beantwoording van de vraag of de gemeente immuniteit toekomt, aan op de beoordeling van de aard van de tenlastegelegde gedraging(en) in het licht van het desbetreffende wettelijk systeem. De rechtbank heeft dit miskend met haar kennelijke oordeel dat de tenlastegelegde gedragingen – die in de kern neerkomen op het het nalaten van het nemen van verkeersmaatregelen in de vorm van lokale snelheidsbeperking, wegafzetting of plaatsing van waarschuwingsborden – naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem ook door anderen dan bestuursfunctionarissen in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak kunnen worden verricht. Wel kon de rechtbank oordelen dat voor zover de tenlastegelegde gedragingen zien op het nalaten van het plegen van onderhoud aan de weg, dat deze gedragingen niet kunnen worden beschouwd als gedragingen die rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht.