NJ 1960/73
„Faillissementsbeslag" is niet een „krachtens de wet gelegd beslag" in de zin van art. 198 lid 1 Sr.
HR 27-10-1959, ECLI:NL:HR:1959:199, m.nt. Prof. Mr. B.V.A. Röling (Faillissementsbeslag)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 oktober 1959
- Magistraten
Mrs. van der Meulen, Feber, van Berckel, Westerouen van Meeteren [Rapp.], Kazemier
- Zaaknummer
[271959/NJ_1960-73]
- Conclusie
Mr. van Oosten
- Noot
Prof. Mr. B.V.A. Röling
- Roepnaam
Faillissementsbeslag
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS138021:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1959:199, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑10‑1959
- Wetingang
(Sr art. 198.)
Essentie
„Faillissementsbeslag" is niet een „krachtens de wet gelegd beslag" in de zin van art. 198 lid 1 Sr.
Samenvatting
In het rechtskundig spraakgebruik en in sommige later tot stand gekomen wetten heeft nu wel het begrip „faillissementsbeslag" ingang gevonden, doch daarin kan geen grond zijn gelegen om de werking van het vonnis houdende faillietverklaring aan te merken als een „krachtens de wet gelegd beslag" in den zin van het eerste lid van art. 198 Sr., waarmede door den wetgever kennelijk wordt gedoeld op beslagen en inbeslagnemingen, welke tot stand komen door de handeling van een ambtenaar, die bepaalde goederen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.