Einde inhoudsopgave
Comptabiliteitswet 2016
Artikel 7.6 Aanvaarding van het ambt
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 139 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken: 34426)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2017, Stb. 2017, 253 (uitgifte: 19-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
Staatsrecht / Algemeen
1.
De president, de overige leden in gewone dienst, de leden in buitengewone dienst en de secretaris leggen, alvorens hun ambt te aanvaarden, in Onze handen de volgende eed (verklaring en belofte) af:
‘Ik zweer (verklaar) dat ik, tot het verkrijgen van mijn aanstelling, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, aan iemand iets heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik om iets in dit ambt te doen of te laten, van niemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.
Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, dat ik de Grondwet steeds zal helpen onderhouden en mijn ambt met eerlijkheid, nauwgezetheid en onpartijdigheid zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)’.
2.
Daartoe door Ons gemachtigd kan ook de president in een vergadering van het college van de Algemene Rekenkamer deze eed of de verklaring en belofte afnemen van de overige leden in gewone dienst, de leden in buitengewone dienst en de secretaris.