Vgl. HR 30 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5149, NJ 2002/128 en HR 11 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB4849, NJ 2008/438, m.nt. Mevis.
HR, 22-12-2015, nr. 13/05011
ECLI:NL:HR:2015:3706
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-12-2015
- Zaaknummer
13/05011
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3706, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2013:4150, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2380, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2380, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3706, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO
Partij(en)
22 december 2015
Strafkamer
nr. S 13/05011
IC/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2013, nummer 22/006237-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015.
Conclusie 22‑09‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO
Nr. 13/05011 Zitting: 22 september 2015 | Mr. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof te Den Haag heeft bij arrest van 14 oktober 2013 de verdachte ter zake van 1. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, 2. “medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd”, 3. “opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd” en 4. “medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof de vorderingen van een aantal van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toegewezen en aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander als vermeld in het bestreden arrest.
2. Deze zaak hangt samen met de zaken met zaaknummers 13/05151 en 13/05512. In alle zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt dat de artikelen 416 Sr, 359 en 415 Sv zijn geschonden, nu de onder 4 bewezenverklaarde opzetheling betrekking heeft op auto’s die de verdachte zelf door misdrijf, te weten het deelnemen aan een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr, heeft verkregen.
5. Aan de verdachte is, voor zover van belang, tenlastegelegd dat:
“1.
hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2009 tot en met 11 oktober 2010 in Rotterdam en/of Staphorst en/of Wassenaar en/of Zwolle en/of Horst aan de Maas en/of Breda en/of Oudenbosch en/of Achterberg, gemeente Rhenen, en/of Vaassen en/of Joure, gemeente Skarsterlan, en/of Staphorst en/of 's Heer Arendskerke, gemeente Goes, en/of Breda en/of Oudenbosch en/of Oosterhout en/of Achterberg en/of Vaassen, gemeente Epe, en/of Schiedam en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van diefstallen als bedoeld in artikel 310 in combinatie met 311 wetboek van strafrecht en/of
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van opzetheling als bedoeld in artikel 416/1/A wetboek van strafrecht en/of
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 wetboek van strafrecht en/of bedrog als bedoeld in artikel 329 wetboek van strafrecht
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen aanbrengen van valse kentekenplaten, als bedoeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht, en/of
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen witwassen van geld en/of auto's en/of andere goederen en/althans voorwerpen als bedoeld in artikel 420bis lid 1 wetboek van strafrecht, althans het plegen van misdrijven;
(…)
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2009 tot en met 11 oktober 2010 te Rotterdam en/of Staphorst en/of Wassenaar en/of Zwolle en/of Horst aan de Maas en/of Breda en/of Oudenbosch en/of Achterberg, gemeente Rhenen, en/of Vaassen en/of en/of Joure, gemeente, Skarsterlan, en/of 's Heer Arendskerke, gemeente Goes, en/of Breda en/of Oudenbosch en/of Oosterhout en/of Achterberg en/of Vaassen, gemeente Epe, en/of Schiedam en/of Krimpen aan den IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal,
A. (telkens) een of meer auto ('s), te weten een
- Volkswagen Caddy, origineel kenteken [011] , vals kenteken [012] en/of
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [013] , vals kenteken [014] en/of
- Volkswagen Caddy, origineel kenteken [015] , vals kenteken [016] en/of
- Peugeot 207, origineel kenteken [017] , vals kenteken [018]
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [019] , vals kenteken [020] en/of
- BMW 318i, origineel kenteken [005] , vals kenteken [006] en/of
- Volkswagen Transporter, origineel kenteken [001] , vals kenteken [002] , en/of
- Seat Leon, origineel kenteken [021] , vals kenteken [022] en/of
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [003] , vals kenteken [004] en/of
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [023] , vals kenteken [024]
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde auto('s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, te weten diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof
en/of
B. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer auto('s), te weten een
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [019] , vals kenteken [020] en/of
- Seat Leon, origineel kenteken [021] , vals kenteken [022] en/of:
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [003] , vals kenteken [004] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.”
6. Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 21 juli 2009 tot en met 11 oktober 2010 in Rotterdam en Schiedam en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van opzetheling als: bedoeld in artikel 416/1/A Wetboek van strafrecht en
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van strafrecht
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen aanbrengen van valse kentekenplaten, als bedoeld in artikel 219 van het Wetboek van Strafrecht, en
- het tezamen en in vereniging met een of meer anderen witwassen van auto's als bedoeld in artikel 420bis lid 1 Wetboek van strafrecht
(…)
4.
hij in de periode van 21 juli 2009 tot en met 11 oktober 2010 te Rotterdam en Schiedam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, op verschillende tijdstippen,
telkens een auto, te weten een
- Volkswagen Caddy, origineel kenteken [011] , vals kenteken [012] en
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [013] , vals kenteken [014] en
- Volkswagen Caddy, origineel kenteken [015] , vals kenteken [016] en
- Peugeot 207, origineel kenteken [017] , vals kenteken [018] en
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [019] , vals kenteken [020] en
- BMW 318i, origineel kenteken [005] , vals kenteken [006] en
- Volkswagen Transporter, origineel kenteken [001] , vals kenteken [002] , en
- Seat Leon, origineel kenteken [021] , vals kenteken [022] en
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [003] , vals kenteken [004] en
- Volkswagen Golf, origineel kenteken [023] , vals kenteken [024]
voorhanden heeft gehad
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde auto's telkens wisten, dat het een door misdrijf, te weten diefstal, verkregen goed betrof”
7. Het middel beroept zich op de rechtsregel dat indien uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk wordt dat de helingshandeling is begaan ten aanzien van een voorwerp dat diegene zelf door enig misdrijf heeft verkregen, een veroordeling ter zake van heling uitgesloten is.1.
8. Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd – voor zover hier van belang en kort gezegd - deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van diefstallen. Dit oogmerk heeft het hof niet bewezenverklaard. Wel bewezenverklaard zijn de eveneens tenlastegelegde oogmerken tot het plegen van opzetheling, het plegen van oplichting, het plegen van valsheid in geschrifte, het aanbrengen van valse kentekenplaten en het witwassen van auto’s. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard – kort gezegd – het medeplegen van opzetheling van een aantal in de bewezenverklaring nader aangeduide auto’s. Specifieker houdt deze bewezenverklaring in dat de verdachte deze auto’s voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van deze auto’s wisten dat het door diefstal (cursivering DA) verkregen goederen betrof.
9. De voorwerpen ten aanzien waarvan verdachte is veroordeeld voor opzetheling zijn zoals gezegd door diefstal verkregen. Uit het onder 1 bewezenverklaarde feit volgt niet dat verdachte de auto’s zelf door diefstal heeft verkregen. Integendeel; het hof heeft de verdachte vrijgesproken voor het deelnemen aan een criminele organisatie voor zover die het oogmerk had om tezamen en in vereniging met een of meer anderen diefstal te plegen. Ten overvloede merk ik op dat ook de inhoud van het bestreden arrest en de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen “niet tot de gevolgtrekking dwingt dat het de verdachte zelf is geweest die de auto’s door diefstal (door twee of meer verenigde personen) heeft verkregen.”2.
10. Anders dan de steller van het middel (kennelijk) meent, volgt uit de bewijsvoering van het hof derhalve niet dat de onder 3 bewezenverklaarde opzetheling betrekking heeft op auto’s die de verdachte zelf door misdrijf, te weten het deelnemen aan een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr, heeft verkregen.
11. Het middel lijkt voorts een andere klacht te bevatten. De steller van het middel meent namelijk dat de veroordeling wegens deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in art. 140 Sr, welke organisatie onder meer het oogmerk heeft het plegen van opzetheling, in casu in de weg staat aan een veroordeling wegens opzetheling, nu verdachte aan het criminele oogmerk van de organisatie een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Onder deze omstandigheden zou van een “dusdanige vereenzelviging van deelneming aan de betrokken criminele organisatie en de opzetheling sprake zijn, dat een gecombineerde bewezenverklaring als een vorm van “ne bis in idem” moet worden afgewezen.”
12. De steller van het middel miskent hiermee dat het verbod op ‘bis in idem’, zoals neergelegd in art. 68 Sr, niet van toepassing is op gevallen van gelijktijdige berechting. Het zijn de samenloopbepalingen van art. 55 Sr e.v. die voorzien in de normering van de door de steller van het middel geschetste kwestie. Dat heeft het hof ook onder ogen gezien. Hij heeft de samenval van een vervolging van - kort gezegd - heling en deelneming aan een criminele organisatie in casu aangemerkt als een geval van meerdaadse samenloop. Het hof heeft immers blijkens de in het bestreden arrest opgenomen “toepasselijke wettelijke voorschriften” art. 57 Sr toegepast. Het middel faalt ook in zoverre.
13. Het beroep leent zich voor toepassing van art. 80a RO.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑09‑2015
Vgl. HR 11 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB4849, NJ 2008/438, m.nt. Mevis.