HR, 03-09-2013, nr. 13/03131 H
ECLI:NL:HR:2013:581
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-09-2013
- Zaaknummer
13/03131 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:581, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑09‑2013; (Herziening)
- Wetingang
art. 457 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0335
NbSr 2013/307
Uitspraak 03‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Herziening. Afwijzing verzoek tot het instellen van een onderzoek + afwijzing aanvraag.
Partij(en)
3 september 2013
Strafkamer
nr. 13/03131 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 november 2010, nummer 20/003979-09, ingediend door mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Breda van 16 november 2009 - de aanvrager ter zake van "poging tot doodslag" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, welke straf de Hoge Raad bij arrest van 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4853, heeft verminderd tot drie jaren en zeven maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij de tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.1.
Het Hof heeft ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:
"hij op 06 augustus 2008 te Loon op Zand ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen met een priem in zijn nek en rug heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Het ambtsedige proces-verbaal van aangifte van politie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Waalwijk - Loon op Zand, mutatienummer PL203G/08-214725, d.d. 7 augustus 2008, doorgenummerde pagina's 39 tot en met 41 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de op 6 augustus 2008 tegenover [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Vandaag, woensdag 6 augustus 2008, ben ik op mijn fiets weggegaan van het adres [a-straat 1] te Loon op Zand, bij het adres van [betrokkene 1]. Ik had daar nog een karretje uit de container gehaald en aan mijn fiets gezet, daarna ben ik weggereden.
Op een gegeven moment reed ik de [a-straat] uit in de richting van Udenhout. Ik reed op het fietspad aan de verkeerde kant van de weg. Ik zag toen een vrachtauto, deze kwam uit de richting van Loon op Zand. Ik zag dat deze vrachtauto draaide bij de tv-mast. Ik was daar toen ongeveer 200 meter vandaan. Ik herkende eerst alleen [aanvrager]. Toen ik de vrachtwagen zag keren, zag ik dat [betrokkene 1] achter het stuur zat. Ik ben toen van mijn fiets gesprongen. Ik zag dat [betrokkene 1] het fietspad op kwam rijden en dat hij probeerde om mij van de weg te rijden. Ik was toen al van mijn fiets af, waardoor ik nog net op tijd in de bosjes kon springen. Ik zag dat [aanvrager] uit de nog rijdende vrachtauto sprong en mij achterna kwam. Ik voelde dat [aanvrager] mij te pakken kreeg. Ik voelde dat ik in mijn nek werd gestoken. Ik zag dat [aanvrager] een priem in zijn hand had. Ik zag dat deze priem de grootte had van een doorsnee schroevendraaier. Ik zag dat deze priem een houten handvat had en de rest was een soort oud ijzer. Ik voelde direct pijn. Ik ben omgedraaid en ik probeerde in de richting van Loon op Zand weg te rennen. Ik zag dat [aanvrager] mij achterna kwam en dat [betrokkene 1] met de vrachtwagen mij achterna kwam. Ik voelde dat ik opnieuw werd gestoken. Ik zag dat [aanvrager] dit ook deed. Ik was inmiddels overgestoken en liep ongeveer 100 meter voor het kapelletje. Ik voelde dat ik daar door beiden, [betrokkene 1] en [aanvrager], werd geschopt en geslagen. Ik werd toen ook meerdere malen door [aanvrager] gestoken. Ik ben toen in mijn rug gestoken. Het deed allemaal erg pijn.
In het ziekenhuis heeft men bij mij twee klaplongen geconstateerd en ongeveer 15 steekwonden in mijn rug en 1 steekwond in mijn nek.
Opmerking verbalisant: Deze aangifte is met toestemming van het slachtoffer en van de behandelende arts opgenomen in het Twee Steden Ziekenhuis te Tilburg.
2. Het als bijlage bij het voornoemde proces-verbaal gevoegde verslag van de chirurg Gerritsen, mutatienummer PL203G/08-214725, d.d. 3 september 2008, doorgenummerde pagina's 42 en 43 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981
Uitwendig letsel: Vele (!) steekwonden rug-borst met 'klaplong' - pneumothorax!
Er is gering uitwendig bloedverlies.
Er is vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel.
Er is vermoeden van inwendig bloedverlies.
Verwachte duur arbeidsongeschiktheid: 4 weken.
Bijzondere mededelingen: Dit is een potentieel levensgevaarlijk letsel!
3. Het ambtsedige proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Waalwijk – Loon op Zand, mutatienummer PL203G/08-214725, d.d. 12 augustus 2008,doorgenummerde pagina's 44 tot en met 46 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de tegenover [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van politie, afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik wil nog een aanvullende verklaring afleggen op mijn eerder gedane aangifte. Ik ben op woensdag 6 augustus 2008 omstreeks 07.00 uur vanuit Tilburg met de fiets naar Loon op Zand gereden. Ik ben naar de [a-straat 1] gereden. Ik heb tot vorig weekend samen met mijn vriendin op dit adres gewoond.
Ik heb [betrokkene 2] nog gezien. Ik ben op enig moment weggefietst. Achter mijn fiets had ik een aanhangwagentje hangen.
Ik reed vanaf de [a-straat] richting Tilburg. Dit betreft een provinciale weg. Die weg heet Finantien. Ik fietste aan de verkeerde kant van de weg over het fietspad.
Op enig moment hoorde ik van achteren een vrachtauto naderen. Dit was in de nabijheid van de tv-toren. Deze vrachtauto reed vanuit Loon op Zand richting Tilburg. Ik zag dat de vrachtauto rood van kleur was. Ik dacht meteen dat dit een vrachtauto van [aanvrager] was. Het betrof alleen de trekker dus zonder oplegger of aanhangwagen. Ik herkende als eerste de passagier. Dit was [aanvrager]. Ik zag dat [aanvrager] aan het telefoneren was met een mobiele telefoon. De vrachtauto passeerde mij en draaide ongeveer 300 meter verderop om. De bestuurder van de vrachtauto draaide een aldaar gelegen pad in en stak achteruit om mij vervolgens tegemoet te rijden. Ik zag toen dat de mij bekende [betrokkene 1] achter het stuur zat. Naast hem zat dus zijn zoon [aanvrager]. Ik zag dat [aanvrager] mijn richting op kwam gereden en plotseling de vrachtauto dwars over het fietspad reed zodat ik niet verder kon rijden. Het gehele fietspad was geblokkeerd. Ik sprong direct van mijn fiets omdat ik bang was dat hij mij aan zou rijden. Ik zag dat [aanvrager] aan de bijrijderszijde uit de vrachtauto sprong en [betrokkene 1] aan de bestuurderszijde. Ik zag dat [aanvrager] op mij toeliep. Ik zag dat hij een priem in zijn handen had.
Ik weet niet meer in welke hand. Het was een oude afgesleten priem met een houten handvat. Zowel [betrokkene 1] als [aanvrager] was helemaal opgefokt. Ik had direct in de gaten dat er geen gesprek mogelijk was.
[aanvrager] stak zonder enige aanleiding met die priem in mijn hals. Achteraf bleek dat op die plaats een schampverwonding zit. Ik dacht: 'Dit ga ik niet redden'. Ik ben hard weggerend over het fietspad in de richting Loon op Zand. [aanvrager] rende al gillend met die priem achter mij aan. Iedereen die ik tegen kwam sprak ik aan, onder andere fietsers en de bestuurder van een Volvo personenauto. Ik heb tegen die fietsers geroepen: 'Help, help, ze maken mij dood'. Ik heb aan de bestuurder van die Volvo gevraagd of hij mij mee wilde nemen. Niemand gaf enige medewerking.
[betrokkene 1] was ondertussen weer in de vrachtauto gestapt en mij achterna gereden. [betrokkene 1] heeft volgens mij [aanvrager] weer in laten stappen want zij haalden mij weer in en [betrokkene 1] en [aanvrager] kregen mij toen weer te pakken. [aanvrager] stak mij wederom op straat met die priem in mijn rug. [betrokkene 1] stond op dat moment voor mij. [betrokkene 1] pakte mij vast en trok mij richting een greppel welke langs het fietspad ligt. Ik kreeg op dat moment ook klappen van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] sloeg mij met beide vuisten op mijn hoofd. Terwijl ik in de greppel werd getrokken stak [aanvrager] mij nog diverse keren met die priem in mijn rug. Ik voelde door die steken een hevige pijn in mijn rug. Ik voelde dat er inwendig iets geraakt werd. De energie stroomde uit mijn lichaam. Vanwege de adrenaline en de wil om te overleven lukte het mij om mijzelf nog een beetje te verweren. Ik had nog net de kracht om uit die greppel te vluchten. Ik dacht dat ik dood ging. Het lukte mij om de aandacht te trekken van een buschauffeur die vanuit Loon op Zand richting Tilburg reed. De vrouwelijke buschauffeur liet mij instappen.
4. Het ambtsedige proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Waalwijk – Loon op Zand, mutatienummer PL203G/08-214725, d.d. 7 augustus 2008, doorgenummerde pagina's 68 tot en met 70 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de tegenover [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden hoofdagent van politie, afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Gisteren, woensdag 6 augustus 2008, ben ik omstreeks 09.00 uur naar buiten gelopen en toen zag ik bij de poort [slachtoffer] rondlopen. Ik zag dat [slachtoffer] zijn viskar uit de container haalde. Nadat [slachtoffer] weg was, heb ik mijn broer [aanvrager] een sms-bericht gestuurd. Ik heb daarin gezet dat [slachtoffer] er was.
[aanvrager] heeft mij toen gebeld.
5. Het ambtsedige proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Noodhulp, mutatienummer PL203K/08-214243, d.d. 6 augustus 2008, doorgenummerde pagina's 47 tot en met 49 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van [verbalisant 7], brigadier van politie, en [verbalisant 8], hoofdagent van politie:
Op woensdag 6 augustus 2008, omstreeks 08.55 uur, waren wij, verbalisanten, belast met de noodhulpsurveillance in het district Oosterhout.
Op voornoemde datum en omstreeks voornoemd tijdstip kregen wij, verbalisanten, de opdracht van de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) te Tilburg om te gaan naar de [a-straat 1] te Loon op Zand. Aldaar zou een manspersoon, welke afgelopen zaterdag 2 augustus 2008 ter zake bedreiging was aangehouden, wederom op het terrein van aangevers rondlopen.
Op woensdag 6 augustus 2008, omstreeks 09.03, waren wij, verbalisanten ter plaatse.
Wij, verbalisanten, zagen een mans- en een vrouwspersoon uit een van de betreffende woningen komen lopen. De man bleek te zijn: [betrokkene 2].
Ik verbalisant [verbalisant 8], hoorde dat [betrokkene 2] mij vertelde dat "[slachtoffer]" dit maal op het bedrijfsterrein was geweest maar dat van enige bedreiging dit keer geen sprake was.
[betrokkene 2] had zelf niet naar de politie gebeld teneinde hiervan melding te doen, echter had voornoemde informatie middels een sms'je aan zijn broer, [aanvrager], kenbaar gemaakt.
Op het moment dat ik, [verbalisant 8], bemoeienissen had met genoemde [betrokkene 2], hoorde ik, verbalisant [verbalisant 7], via de GMK, dat er op de Kasteellaan te Loon op Zand een fietser was aangereden door een roodgekleurde vrachtwagen. De trekker zonder oplegger zou een opschrift voeren van firma [A].
Vrijwel direct daarna, op woensdag 6 augustus 2008 om 09.10 uur, zagen wij, verbalisanten, een vrachtwagen het terrein aan de [a-straat] oprijden. Wij zagen dat de trekker rood van kleur was en dat op de voorzijde en op de portieren de tekst […] stond in witte letters.
Wij zagen dat er twee inzittende in deze trekker zaten.
Aan de bijrijderszijde stapte een man uit, die bleek te zijn: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985. Deze man droeg een oranjegekleurd veiligheidsvestje, daaronder een t-shirt en een blauwe spijkerbroek.
Ook de bestuurder van de trekker stapte uit. Deze bleek te zijn: [betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957. Deze man was gekleed in een blauwe overall met daaronder een blauwe blouse met zwarte print.
Naar later bleek, waren deze personen vader en zoon [aanvrager en betrokkene 1].
Wij, verbalisanten, hoorden dat [aanvrager] zei dat hij van zijn broer [betrokkene 2] een sms'je had ontvangen. Ik, verbalisant [verbalisant 7], zag dat [aanvrager] zijn mobiele telefoon pakte en mij een berichtje liet zien. Hierin stond de tekst: "Waar ben jij, want [slachtoffer] loop hier".
Ik, [verbalisant 8], zag dat er bloedvlekken aan de onderzijde van de rechteronderarm van [betrokkene 1] zaten. Deze vlekken liepen van de handpalm ofwel de muis van zijn rechterhand tot halverwege de onderzijde van zijn rechteronderarm.
6. Het ambtsedige proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Waalwijk – Loon op Zand, mutatienummer PL203G/08-214725, d.d. 7 augustus 2008, doorgenummerde pagina's 54 tot en met 58 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de [verbalisant 1], hoofdagent van politie, afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Gisteren, woensdag 6 augustus 2008 omstreeks 09.00 uur, reed ik in mijn personenauto over de weg van Tilburg richting Loon op Zand. Ik reed op de binnendoor weg. Ik weet niet hoe die weg heet. Het is de weg waar een hele grote televisietoren naast staat. Ik reed in de richting van Loon op Zand. Ik reed in mijn personenauto, een zilvergrijze Volvo V50 stationwagen. Ik zag dat er ter hoogte van de televisietoren een vrachtwagen stilstond. Hij stond netjes aan de kant en ook op het fietspad. Deze vrachtwagen was donkerrood van kleur. Ik zag dat deze vrachtwagen het gehele fietspad blokkeerde. Ik ben toen de vrachtwagen gepasseerd. Direct toen ik de vrachtwagen passeerde zag ik een persoon hard wegrennen in de richting van Loon op Zand. Ongeveer 50 meter voor de vrachtwagen zag ik al twee personen. Eén van hen had een oranje hesje aan. Hij droeg ook een lichtblauwe oude spijkerbroek en een blauwe blouse. Ik schat zijn leeftijd op 25-35 jaar. Ik zag de persoon met het oranje hesje op een afstand van ongeveer 50 meter achter een persoon aanrennen. Daar achter rende een oudere man, die een stofjas droeg, welke blauw/grijs van kleur was. Ik schat de leeftijd van die man op ongeveer 45-50 jaar. Ik reed op dat moment tussen de wegrennende persoon en de achtervolgende jongen in. Ik kwam toen op ongeveer 100 meter van de televisietoren ter hoogte van de wegrennende persoon. Ik remde af en opende mijn raam aan de bestuurderszijde. Ik zag dat die persoon in paniek was. Ik hoorde dat hij riep: "Meneer, meneer, neem me mee ze willen me pakken, ze willen me doodsteken". Ik hoorde dat hij dit enkele malen herhaalde. Ik vertrouwde het niet en besloot die man niet zomaar in mijn auto te laten plaatsnemen. Ik zag dat de man bleef rennen en ik hield de achterzijde via mijn achteruitkijkspiegel in de gaten. Ik zag dat de jongen met het oranje hesje zijn best deed om bij te blijven en dat de vrachtwagen inmiddels ook weer reed. Ik zag dat de man met die stofjas was ingestapt en met de vrachtwagen dichterbij kwam. Ik zag dat de jongen met het oranje hesje ook in de vrachtwagen stapte. Ik ben toen doorgereden naar de kruising waar je rechtsaf kunt slaan richting Udenhout. Ik ben daar gekeerd en ik ben weer terug in de richting van Tilburg gereden. Op een gegeven moment zag ik de vluchtende persoon op zijn rug in een sloot liggen. Ik zag dat hij zij armen en voeten naar voren had. Ik zag dat de twee eerder genoemde personen voorover gebogen boven hem stonden.
Ik reed het fietspad op. Op het moment dat ik op het fietspad stond, waren de drie vechtende personen hooguit 3 meter van mij verwijderd. Ik zag dat beide personen slaande bewegingen maakten in de richting van de eerder vluchtende persoon. Ik zag dat ze hem probeerden vast te pakken en te slaan.
Ik had het idee dat de twee personen ervan schrokken hoe dichtbij ik stond. Ze lieten de andere persoon toen direct los. Ik zag dat de persoon die in eerste instantie was weggevlucht, weer naar mij toe kwam. Ik hoorde dat hij zei: "Ze willen me doodsteken, meneer". Hij draaide zich om en liet mij zijn rug zien. Ik zag dat er iets boven het midden van zijn rug een grote plek bloed zat van ongeveer 4 centimeter doorsnee.
Op een gegeven moment zag ik een bus aan komen rijden.
7. Het ambtsedige proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Waalwijk – Loon op Zand, mutatienummer PL203G/08-214725, d.d. 7 augustus 2008, doorgenummerde pagina's 65 tot en met 67 van het dossier met nummer PL203G/08-010961, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als de [verbalisant 4], brigadier van politie, afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik ben buschauffeur. Op woensdag 6 augustus 2008, omstreeks 09.05 uur, reed ik over de Finantien te Loon op Zand. Ik was op dat moment in functie. Ik kwam vanuit de richting Loon op Zand en reed in de richting van Tilburg. Ik zag aan de rechterzijde van de weg een zilvergrijze Volvo stil staan. Ik zag dat deze auto op het fietspad stond.
Ik zag een vrachtwagen zonder oplegger. Ik zag dat deze vrachtwagen bordeaux rood of paars gekleurd was.
Op dat moment zag ik een man achter de Volvo opduiken. Ik zag dat deze man de weg op liep. Ik zag dat deze man midden op de weg stil stond, met zijn gezicht in mijn richting gekeerd. Ik zag dat de man een hand op stak en mij gebaarde te stoppen. Ik zag dat de man in paniek was. Ik zag dat de man zijn hand op zijn buik hield terwijl hij rende. De man rende naar de deur van mijn bus. Ik heb de deur geopend. Ik zag dat de man in de bus stapte. Ik hoorde dat hij zei: "Mevrouw, mag ik een kaartje? Ze hebben me gestoken. Kunt u alsjeblieft snel gaan rijden?". De man wilde mij zijn rug laten zien. Ik schonk de man echter weinig aandacht omdat ik niet wist wat er gebeurd was.
De man zat schuin naast mij. Ik zag dat de man inmiddels zijn shirt had uitgetrokken. Ik zag toen de man naar achteren liep dat zijn rug onder de schrammen zat. Ik zag bloed en oppervlakkige snijwonden.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 16 november 2010, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
(pagina's 2 en 3:)
[betrokkene 2] stelde ons (het hof begrijpt: de verdachte en zijn vader, zijnde medeverdachte [betrokkene 1]) op 6 augustus 2008 tussen 08.45 uur en 09.00 uur per sms op de hoogte dat hij [slachtoffer] (het hof: aangever) op ons terrein aan de [a-straat 1] te Loon op Zand zag rondlopen. Wij waren in Tilburg bij een groot bedrijf om een container te lossen. Toen we de sms kregen hebben we de oplegger afgekoppeld en zijn we met de vrachtwagen naar huis gereden om daar snel te kunnen zijn. Wij reden richting Loon op Zand. Aan beide zijden van de weg lag een fietspad en [slachtoffer] fietste ons tegemoet. Hij fietste op het verkeerde fietspad. We wilden hem in ieder geval laten stoppen. Wij naderden hem en hebben de vrachtwagen afgeremd. Ik ben ook uit de vrachtwagen gestapt. [slachtoffer] ging er vandoor en ik ben hem achterna gegaan.
(pagina 4:)
[slachtoffer] viel vervolgens in een sloot en toen kwam mijn vader erbij."
3.3.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als hiervoor onder 3.1 bedoeld. Daartoe wordt aangevoerd dat uit de bij de aanvraag gevoegde verklaringen blijkt dat [slachtoffer] de in de bewezenverklaring vermelde verwondingen vóór de confrontatie met de aanvrager heeft opgelopen.
3.4.
Bij de behandeling van de zaak door het Hof heeft de aanvrager zich op hetzelfde standpunt gesteld. Het Hof heeft het desbetreffende verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] met een priem heeft gestoken, zodat hij van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Daartoe is aangevoerd dat in de nabije omgeving van de plaats delict geen priem is aangetroffen en dat de getuigen evenmin een priem hebben waargenomen. Voorts is niet uit te sluiten dat aangever het letsel eerder of later die dag heeft opgelopen. Aangever zelf heeft verklaard dat hij in de nacht van 5 op 6 augustus 2008 op de fiets naar Tilburg is gereden. Die nacht zou hij het letsel kunnen hebben opgelopen nu blijkens de brief van de chirurg Gerritsen de mogelijkheid wordt opengelaten dat aangever enige tijd met dergelijk letsel kon functioneren. Het feit dat de aangever [slachtoffer] pas ongeveer drie uur na het voorval in het ziekenhuis is aangekomen, sluit eveneens niet uit dat [slachtoffer] het letsel later heeft opgelopen.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij door verdachte meerdere keren en op achtereenvolgende momenten met een priem in zijn rug is gestoken. Tussen die momenten door heeft [slachtoffer] onder meer een bestuurder van een passerende Volvo aan (naar later is gebleken getuige [betrokkene 3]) aangeroepen met de woorden: "Help, help, ze maken me dood." Op een gegeven moment heeft [slachtoffer] zich van zijn belagers kunnen bevrijden, heeft hij de aandacht getrokken van een buschauffeur, is vervolgens in de bus ingestapt, waarna de bus is weggereden.
Getuige [betrokkene 3], de bestuurder van voornoemde Volvo, zag dat [slachtoffer] werd achtervolgd door verdachte en hij werd op een gegeven moment door [slachtoffer] (al rennend) aangesproken. [betrokkene 3] zag dat [slachtoffer] in paniek was, deed zijn raam open en hoorde dat [slachtoffer] meermalen riep: "Meneer, meneer, neem me mee, ze willen me pakken, ze willen me doodsteken." [slachtoffer] rende weer door, omdat hij nog steeds werd achtervolgd door verdachte en zijn vader. [betrokkene 3] bleef in de buurt rijden en zag [slachtoffer] even later in een sloot liggen (het hof begrijpt: voornoemde greppel). Hij zag dat verdachte en zijn vader [slachtoffer] sloegen en schopten. [slachtoffer] kon even later wegvluchten en kwam wederom naar [betrokkene 3] toe. Hij hoorde dat [slachtoffer] tegen hem zei: "Ze willen me doodsteken, meneer." en "Ze hebben me gestoken, hier in mijn nek." [betrokkene 3] zag dat [slachtoffer] hem zijn rug liet zien en zag dat een grote plek bloed zichtbaar was van ongeveer vier centimeter.
Getuige [betrokkene 4], bestuurster van voornoemde bus, zag [slachtoffer] in paniek van achter een Volvo vandaan de weg op komen en richting haar bus rennen. [slachtoffer] gebaarde te stoppen en, toen [betrokkene 4] de deur van de bus had geopend, hoorde zij dat [slachtoffer] zei: "Mevrouw, (...) ze hebben me gestoken. Kunt u alsjeblieft snel gaan rijden." Even later zag [betrokkene 4] dat [slachtoffer] zijn shirt had uitgetrokken, dat zijn rug onder de schrammen zat, dat [slachtoffer] bloedde op zijn rug en dat hij ongeveer acht tot tien snijwonden op zijn rug had.
Het hof heeft geen redenen bevonden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever te twijfelen, nu zijn verklaringen aldus op belangrijke onderdelen worden bevestigd door de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
De verdediging heeft voor haar suggestie dat [slachtoffer] het onderhavige letsel voorafgaand aan, of na afloop van, de confrontatie met verdachte en zijn vader zou kunnen hebben bekomen geen enkel aanknopingspunt aangedragen; ook overigens is dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen.
Dat de getuige [betrokkene 3] niet verklaarde een priem te hebben gezien tijdens het voorval en dat ondanks naspeuringen achteraf door de politie op de plaats van het delict geen priem is aangetroffen, kan dat niet anders maken.
Het hof wijst de door de verdediging geschetste alternatieve scenario's, dan ook als volstrekt onaannemelijk van de hand en verwerpt het daarop stoelende verweer."
3.5.
Alvorens de bij de aanvraag gevoegde verklaringen te beoordelen wijst de Hoge Raad erop dat in de aanvraag niet is vermeld onder welke voorwaarden en/of omstandigheden de verklaringen zijn afgelegd en evenmin waarom die verklaringen eerst nu, vier en een half jaar na de pleegdatum, en niet al eerder zijn afgelegd.
3.6.1.
In zijn op 26 maart 2013 gedateerde verklaring schrijft [betrokkene 5] dat hij [slachtoffer] na 2 augustus 2008 niet meer heeft gezien. De verklaring van [betrokkene 5] wekt dus niet een ernstig vermoeden als onder 3.1 bedoeld.
3.6.2.
De op 20 februari 2013 gedateerde en op 11 mei 2013 aangevulde verklaring van [betrokkene 6], die naar eigen zeggen in de zomer van 2008 was gedetineerd, behelst slechts informatie die hij van zijn huisgenoot [betrokkene 7] heeft gehoord. Die verklaring mist dus zelfstandige betekenis. In zijn op 31 maart 2013 gedateerde verklaring maakt [betrokkene 7] melding van "een nacht in augustus 2008" toen hij om "iets over 5 in de ochtend" wakker werd gemaakt door de hem op dat moment onbekende [slachtoffer] die een dreigende en paniekerige indruk maakte en tegen hem zou hebben gezegd "dat ze [hem] hebben (...) geript en gestoken". [betrokkene 7] vermeldt evenwel niet om welke nacht het precies ging en evenmin of [slachtoffer] toen gewond was. De verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] wekken dus niet een ernstig vermoeden als bedoeld onder 3.1, ook niet als ze in samenhang met elkaar worden gelezen.
3.6.3.
In zijn op 31 maart 2013 gedateerde verklaring beschrijft [betrokkene 8] hoe hij [slachtoffer] op woensdag 6 augustus 2008 's ochtends om ongeveer 6.30 uur op een bankje zag liggen aan de [a-straat] ter hoogte van de zendmast bij de sportvelden; dat is, zo begrijpt de Hoge Raad, in de nabijheid van het bedrijfsterrein van de aanvrager. Volgens [betrokkene 8] stond naast [slachtoffer] "ook een fiets met een karretje eraan vast" en dacht hij dat [slachtoffer] lag te slapen.
De verklaring van [betrokkene 8] laat zich niet rijmen met de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 2], een broer van de aanvrager, die tegenover de politie heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op 6 augustus 2008 omstreeks 9.00 uur bij de poort van – naar de Hoge Raad begrijpt – het bedrijfsterrein zag rondlopen en zag dat deze zijn viskar uit de container haalde. In de aanvraag wordt niet uiteengezet hoe het kan dat [betrokkene 8] buiten de poort om 6.30 uur een kennelijk slapende [slachtoffer] heeft zien liggen met naast zich een "karretje" dat hij volgens [betrokkene 2] pas om 9.00 uur uit een container op het bedrijfsterrein had gehaald. Nu [betrokkene 8] bovendien niets meldt over eventuele verwondingen van [slachtoffer], wekt diens verklaring niet een ernstig vermoeden als onder 3.1 bedoeld.
3.6.4.
Blijkens zijn (ongedateerde) verklaring heeft [betrokkene 10] wel verwondingen bij [slachtoffer] gezien. [betrokkene 10] verklaart dat hij rond 6 uur in de ochtend van 6 augustus 2008 bij het bedrijf van de vader van de aanvrager aankwam om te gaan werken, dat hij zag dat [slachtoffer] een container probeerde open te maken, dat deze daarmee moeite had en dat hij hem daarom even ging helpen. Nadat de container open was en [slachtoffer] naar binnen was gegaan, zag [betrokkene 10] nadat [slachtoffer] weer naar buiten kwam, dat deze met een wit T-shirt dat hij uit de container had gepakt, "over zijn armen en rug (ging)", waarna [betrokkene 10] zag dat er bloed op het T-shirt zat. [betrokkene 10] dacht dat [slachtoffer] zich had gestoten, constateerde dat deze er niets over zei en stapte vervolgens in zijn vrachtwagen om te gaan werken.
Wordt deze verklaring bezien in het licht van de zojuist vermelde verklaring van de broer van de aanvrager, dan moet worden gezegd dat in de aanvraag een aannemelijke uiteenzetting ontbreekt over het tijdsverloop. Immers, zonder nadere verklaring, die ontbreekt, is niet duidelijk waarom [slachtoffer] ongeveer drie uur nodig zou hebben gehad om zijn viskar uit de container te halen. Daarom en omdat [betrokkene 10] niets vermeldt over de aard en de ernst van de verwonding van [slachtoffer], wekt diens verklaring niet een ernstig vermoeden als onder 3.1 bedoeld.
3.6.5.
In zijn (ongedateerde) verklaring schrijft [betrokkene 9] dat hij op 6 augustus 2008 rond 8.30 uur naar de woning van de vader van de aanvrager ging om zijn gereedschap op te halen. Daar zag hij [slachtoffer] die, tegen een auto geleund, een sigaret stond te roken. Later zag hij dat [slachtoffer] op de grond was gaan liggen, geen schoenen aan had en bezweet was, dat diens fiets midden voor de uitrit lag en dat er schoenen naast stonden. [slachtoffer] zou volgens [betrokkene 9] hebben gezegd: "ze hebben mij gestoken, ik maak ze kapot, ze komen er nog wel achter".
Wat betreft het tijdstip waarop [slachtoffer] op het bedrijfsterrein was, strookt de verklaring van [betrokkene 9] met die van voornoemde [betrokkene 2]. Maar gelet op de later door de chirurg Gerritsen, wiens verslag tot het bewijs is gebezigd, bij [slachtoffer] geconstateerde verwondingen – "potentieel levensgevaarlijk", aldus de chirurg – is onaannemelijk dat iemand die vele steekwonden en een klaplong heeft opgelopen enige tijd nadien nog een sigaret rookt, daarna een viskar uit een container haalt, deze achter zijn fiets haakt en het toneel verlaat. Bovendien meldt [betrokkene 9] niets over eventuele verwondingen terwijl deze, gelet op aard en ernst ervan, voor iemand die [slachtoffer] goed heeft geobserveerd, niet onopgemerkt konden zijn gebleven. De verklaring van [betrokkene 9] kan dus niet een ernstig vermoeden wekken als onder 3.1 bedoeld.
3.7.
De verklaringen van [betrokkene 7] en [betrokkene 9] verdienen nog nadere beschouwing. Volgens hen heeft [slachtoffer] tegen hen gezegd dat ze hem hadden gestoken. Waar dat zou zijn gebeurd en door wie, wordt niet vermeld. Evenmin melden zij zoals gezegd iets over de aard en de ernst van de steekwonden. Zelfs als zou worden aangenomen dat [slachtoffer] inderdaad in de nacht of vroege ochtend voorafgaand aan de confrontatie met de aanvrager door een of meer anderen is gestoken, is onaannemelijk dat dat voorafgaande steken zulke ernstige, want potentieel levensgevaarlijke verwondingen heeft veroorzaakt als meergenoemde chirurg Gerritsen blijkens diens verslag heeft geconstateerd. Die waargenomen steekwonden moeten dus op een later tijdstip zijn toegebracht en het Hof heeft gemotiveerd uiteengezet dat zulks door de aanvrager is gebeurd. De aanvraag werpt daarop geen ander licht.
3.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
3.9.
De Hoge Raad acht geen grond aanwezig tot inwilliging van het subsidiair gedane verzoek tot het instellen van het in de aanvraag bedoelde onderzoek, waaronder het horen van vorenbedoelde getuigen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
wijst het verzoek tot het instellen van een onderzoek af;
wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 september 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.