ABRvS, 25-03-2015, nr. 201402083/1/A4
ECLI:NL:RVS:2015:927
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25-03-2015
- Zaaknummer
201402083/1/A4
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:927, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑03‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 20 april 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 gewijzigd naar nihil.
201402083/1/A4.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 februari 2014 in zaak nr. 13/983 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 gewijzigd naar nihil.
Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 februari 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2015, waar [appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 35 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen vangt, in afwijking van artikel 6:8 van de Awb, de termijn voor het instellen van bezwaar aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is aangevangen op 21 april 2011 en geëindigd op 1 juni 2011. [appellante] heeft niet eerder dan bij brief van 19 oktober 2011 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is derhalve buiten de in de Awb gestelde termijn ingediend.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat zij vanwege psychische klachten niet in staat is geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen en dat derhalve redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Zij voert aan dat zij destijds er niet aan heeft gedacht om iemand in te schakelen om het bezwaarschrift voor haar in te dienen.
3.1. Uit hetgeen [appellante] heeft aangevoerd is niet gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Voor zover zij als gevolg van psychische klachten niet in staat kon worden geacht om zelf tijdig bezwaar te maken, mocht van haar worden verwacht dat zij iemand had ingeschakeld ter behartiging van haar belangen (vergelijk in deze zin de uitspraak van 26 juni 2013 in zaak nr. 201208780/1/A2). Slechts in zeer bijzondere gevallen, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat er geen mogelijkheid was om daarvoor zorg te dragen, kan daarop in verband met het dwingende karakter van de bezwaartermijn een uitzondering worden aanvaard. Uit de door [appellante] in hoger beroep ter zitting overgelegde medische stukken blijkt niet dat sprake was van een dergelijk bijzonder geval. De daarin opgenomen informatie over psychische klachten van [appellante] biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het voor haar niet mogelijk was om zorg te dragen voor de tijdige indiening van een bezwaarschrift, desnoods op nader aan te voeren gronden en al dan niet door tijdig iemand daarbij in te schakelen. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Hulst
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
402.