Rb. Zeeland-West-Brabant, 16-11-2021, nr. 391497 HA RK 21-236
ECLI:NL:RBZWB:2021:5942
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
16-11-2021
- Zaaknummer
391497 HA RK 21-236
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2021:5942, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16‑11‑2021; (Wraking)
Uitspraak 16‑11‑2021
Inhoudsindicatie
kennelijk ongegrond, procesbeslissing
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer 391497 HA RK 21-236
beslissing van 16 november 2021 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker] , gevestigd te [woonplaats] ;
die optreedt als gemachtigde in de zaken met nummers zoals genoemd in zijn brief van
29 oktober 2021.
verder ook te noemen: gemachtigde.
1. Het procesverloop
Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- -
de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de zaken met nummers zoals genoemd in de brief van 29 oktober 2021;
- -
het wrakingsverzoek ontvangen per e-mailbericht op 4 november 2021 om 15.08 uur;
- -
de brief van de griffier van 5 november 2021;
- -
de ontvangen reactie van [verzoeker] per e-mailbericht van 9 november 2021 om 10.30 uur op voornoemde brief.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Pauwels, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaken met nummers zoals genoemd in de brief van
29 oktober 2021. Gemachtigde vertegenwoordigt in die zaken [partijen in de bodemprocedures] . De wrakingskamer gaat ervan uit dat gemachtigde zijn wrakingsverzoek namens al deze partijen heeft gedaan.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.
3. De gronden van het wrakingsverzoek
Door gemachtigde is, kort weergegeven, aangevoerd dat de schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat door het navolgende.
Gemachtigde voert aan dat hij het niet eens is met de in de brief van 29 oktober 2021 vermelde termijn waarbinnen hij moet reageren. Hierdoor worden de rechten van de verdediging beperkt ex. artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie door te stellen dat binnen vier weken de gronden moeten worden ingediend en dat daarna geen nieuwe gronden meer kunnen worden aangevoerd.
4. De beoordeling
4.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door gemachtigde aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door gemachtigde geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.4.
Gemachtigde heeft aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in hetgeen is vermeld in de brief van 29 oktober 2021, namelijk dat hij binnen een termijn van vier weken de gronden moet indienen en dat daarna geen nieuwe gronden meer kunnen worden aangevoerd. De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter om een termijn te stellen waarbinnen gemachtigde dient te reageren, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door gemachtigde onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet onderbouwd en hiervan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoekers vooringenomen is of dat hun vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.6.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.
5. De beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
- -
bepaalt dat de behandeling van de zaken met de nummers zoals vermeld in de brief van 29 oktober 2021 zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 16 november 2021 door mr. Peters, mr. Kok en
mr. Tempel, en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.