HR, 24-01-2017, nr. 15/02556
ECLI:NL:HR:2017:65
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-01-2017
- Zaaknummer
15/02556
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:65, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1409, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1409, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:65, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑01‑2017
Partij(en)
24 januari 2017
Strafkamer
nr. S 15/02556
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 13 mei 2015, nummer 21/003927-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017.
Conclusie 06‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Art. 239 Sr. Schennis van de eerbaarheid in zwembad. Falende klacht over de bewezenverklaarde tijdsperiode. HR: art. 81.1 RO.
Nr. 15/02556 Zitting: 6 december 2016 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 13 mei 2015 door het Gerechtshof Arnhem- [geboorteplaats] , zittingsplaats Arnhem, wegens “schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren. In het genoemde arrest heeft het hof tevens de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van honderd euro en aan de verdachte voor datzelfde bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte heeft mr. J. Boksem, advocaat te [geboorteplaats] , één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte de pleger van de tenlastegelegde schennis van de eerbaarheid is geweest.
3.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op of omstreeks 27 oktober 2011 te Beekbergen, op een niet openbare plaats, te weten in het zwembad van recreatiepark Heideheuvel (Hoge Bergweg 30), meermalen opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en te masturberen, terwijl daarbij [betrokkene 1] (geboortedatum [...] / [...] /2002) en [betrokkene 2] (geboortedatum [...] / [...] /2002) huns ondanks tegenwoordig waren.”
3.2. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 5 van het proces-verbaal, PL0620 2011151491), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Aanleiding onderzoek
Op 27 oktober 2011 omstreeks 19.51 uur werd er bij de politie Noord- en Oost-Gelderland melding gemaakt van een schennispleger in het zwembad van bungalowpark Heideheuvel, Hoge Bergweg 30 te Beekbergen.
De melding werd gedaan door:
Achternaam : [...]
Voornamen : [betrokkene 3]
Geboren : [geboortedatum] 1969
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Adres : [a-straat 1]
Postcode plaats : [plaats]
Kort weergegeven verklaarde zij dat:
- zij een midweek in het bungalowpark Heideheuvel was;
- zij hier samen was met haar man, haar dochter [betrokkene 2] en haar vriendinnetje [betrokkene 1] ;
- beide meisjes waren zwemmen en daar een man hadden zien lopen met zijn geslachtsdeel uit de broek;
- de man zich aan het aftrekken was;
- de man was vertrokken.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 73-74 van het proces-verbaal, genummerd PL0620 2011151491) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4] :
Ik ben de vader van [betrokkene 2] . Mijn vrouw [betrokkene 3] heeft gisteren, 27 oktober 2011, bij de politie in Apeldoorn melding gemaakt van een man die onze dochter, [betrokkene 2] van 9 jaar oud, seksueel lastig gevallen heeft.
Ik was met mijn vrouw [betrokkene 3] en onze dochter [betrokkene 2] een midweek op het bungalowpark Heideheuvel in Beekbergen. Voor deze midweek had [betrokkene 2] haar vriendinnetje [betrokkene 1] meegenomen.
Ik wil bij deze dan ook officieel aangifte doen tegen die man en zou willen dat hij vervolgd gaat worden. Er zijn kennelijk camerabeelden beschikbaar die de parkbeheerder zou bewaren.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 77-78 van het proces-verbaal, genummerd PL0620 2011151491) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 5] :
Ik ben de vader van [betrokkene 1] . [betrokkene 1] is van 24 oktober 2011 t/m 28 oktober 2011, met de ouders van haar vriendinnetje [betrokkene 2] en [betrokkene 2] zelf een midweek naar bungalowpark Heideheuvel in Beekbergen geweest.
Ik heb van [betrokkene 1] zelf en van de ouders van [betrokkene 2] gehoord wat er op 27 oktober 2011 gebeurd was in het zwembad van het bungalowpark. Er was een blote man die stond te masturberen. Ik wil aangifte doen van hetgeen [betrokkene 1] daar overkomen is en ik wil dat die man vervolgd wordt voor wat hij gedaan heeft. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina|28-46 van het proces-verbaal, genummerd PL0620 2011151491) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisanten:
Bevindingen
Op vrijdag 28 oktober 2011 omstreeks 14.44 uur vond in de Noordoostpolder, met toestemming van de officier van justitie te Zutphen, Mr. P.A. de Boer het studioverhoor plaats van getuige:
[betrokkene 1]
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende [b-straat 1] , [...] te [plaats] .
In dit ambtelijk verslag worden de betrokken personen als volgt weergegeven:
R: [betrokkene 1] (roepnaam: [betrokkene 1] )
D: [verbalisant 1] , Brigadier, team recherche Apeldoorn afdeling zeden S: [verbalisant 2] , Brigadier, team recherche Apeldoorn afdeling zeden V: [verbalisant 3] , Hoofdagent, politie Apeldoorn
Pag. 30.
D: (...) vertel eens wat is er gebeurd?
R: Nou, eerst eh, wij gingen naar het zwembad, [betrokkene 2] en ik. En toen ehm, waren we aan, waren we omgekleed. Gingen [betrokkene 2] en ik nog even naar de wc. Het slot ging een beetje moeilijk dicht en open dus, wij gingen, ik ging voor de deur staan. Nou zag ik die man, ehm in zijn blootje gewoon in, in de gangen lopen hij het kleedhokjes. Ja en toen eh, vertelde ik dat aan [betrokkene 2] . En toen eh, ging ik even naar de wc en zag [betrokkene 2] hem ook. En ehm, toen gingen we naar het zwembad. En ehm, toen dacht ik bij mezelf van, ik haal mijn spullen nog even op. Want ik was mijn handdoek vergeten.
D: Hmm.
R: En toen ehm, haalde ik mijn spullen op en ging die man heel stil naast me in een hokje staan. ;
D: Hmm.
R: En met zijn dingetje over zijn joggingsbroek.
D: Hmm.
R: En toen zei die een paar keer, hee. Ik rende weg, want ik ben, ik was echt heel erg bang. En toen heb ik alles aan [betrokkene 2] verteld. En toen zag ik hem de deur uit lopen.
(...)
Pag. 31
(…)
D: Ja ok, wacht even. Wantje zei ook tegen mij, hij had een dingetje over zijn joggingbroek. ..
R: Ja.
D: Ja?
R: Hij had zijn piemel zeg maar,
D: Ok. Dat is goed dat je dat zegt. Piemel. Ja. Hij had zijn piemel over zijn joggingbroek. R: Ja.
D: Toen zei hij, he.
R: Ja.
D: Een paar keer.
R: Ja:
D: En toen? Want nu zeg je wat anders. Want hij ging achter mij aan?
R: Ja dat is ook zo.
D: Ja.
R: Hij ging ook achter mij aan ja.
D: Wanneer ging die achter jou aan?
R: Toen ik wegrende.
D: Ok. Want je had me verteld, je was bang, je ging wegrennen en je zegt, toen ging die achter mij aan.
R: Ja.
D: Ok.
R: Tot de douches.
D: Tot de douches. Ok. Ok. En
R: Hij stak zijn handen ook uit.
D: Hij stak zijn handen uit.
R: Ja.
D: Ok. Ja. En wie ging toen de deur uit lopen?
R: Ehm hij.
D: Hij ging de deur uit lopen.
R: Ja. Uit het zwembad zeg maar.
D: Ok. Dat heb jij gezien?
R: Ja.
D: Ok.
R: [betrokkene 2] en ik zagen hem de deur uit lopen.
Pag. 33
(...)
R: En wij gingen even naar de wc. Toen zag ik die man.
D: Ok.
R: Gewoon door de gang lopen.
D: Ja.
R: Helemaal in zijn blootje, afdrogen.
D: Helemaal in zijn blootje, afdrogen.
R: Ja. Alleen, misschien heeft ie wel niet gezwommen zeg maar. Want, dat hebben we aan een paar meisjes gevraagd, zij waren helemaal alleen daar zo. En hebben hem niet gezien. Zeg maar. En hun waren er al aan half uur.
(...)
Pag. 34
(...)
D: En toen je hem de tweede keer zag lopen?
R: Toen stond hij hier. Want ik had de deurtjes open. Ehm, omdat ik mijn spullen alleen moest pakken, zeg maar.
D: Ja.
R: Mijn handdoek en zo.
D: Ja.
Pag. 35
R: En toen zei hij, zat ie met zijn piemel over zijn broek en zei hij een paar keer, he. En ging achter mij aan.
D: Ok. Toen stond ie bij het hokje.
(...)
D: Ok. Ok. Dan zeg je, die man die staat dan voor de deur.
R: Ja.
D: En dan zie je dat ie een joggingbroek aan heeft?
R: Ja maar daar over had ie zijn piemel, zeg maar.
D: Daar over had ie zijn piemel?
R: Ja.
0: Hoe zag die joggingbroek eruit?
R: Grijs.
D: Grijs.
(...)
D: Ja, ok. En hij had zijn joggingbroek aan.
R: Ja.
D: Zijn piemel er over heen.
R: Ja.
D: Hoe zag die piemel eruit?
R: Geen idee, nee weet ik niet. Ja.
D: Welke kant wees die piemel op?
R: Voor wel.
D: Naar voren?
R: Ja.
D: Ok. En toen die man daar stond, met zijn piemel over de broek,
R: Ja.
Pag: 38
(...)
D: Ok. Maar hier had ie een joggingbroek en een shirt aan maar je zag duidelijk zijn piemel over de broek heen.
R: Ja.
D: En toen die weg liep had ie in ieder geval kleren aan, zijn joggingbroek R: Ja.
(...)
Pag. 40
(...)
D: Je hebt me ook verteld dat er eigenlijk geen mensen verder meer in het zwembad waren. Want het was heel rustig.
R: Behalve die twee meisjes.
D: Behalve die twee meisjes.
R: Ja.
D: Ok. Ok. En later kwamen R: Er nog volwassenen.
D: Welke volwassenen kwamen er?
R: Ja gewoon mensen en daarvoor kwamen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] al aan.
D: Dus eerst waren [betrokkene 4] en [betrokkene 3] daar.
R: Ja.
D: En daarna kwamen andere volwassenen.
R: Ja.
D: Maar toen was die man, was die toen al weg of was ie,
R: Ja, die, die was toen al weg.
D: Die was toen al weg. Ok.
R: Ja.
Pag. 43
(...)
D: Ok. En toen jij die man zag he, toen die met zijn handdoek bezig was.
R: Ja.
D: Welke kant wees de piemel op?
R: Huh?
D: Welke kant wees de piemel op?
R: Gewoon recht. Ja.
D: Ja.
R: Recht.
D: Recht. Naar beneden, rechts of
R: Zo.
D: Omhoog?
R: Zo een beetje.
D: Zo een beetje.
R: Ja.
D: Recht vooruit zie ik.
R: Ja.
D: Ok. Ok. En toen heb je verteld dat die man voor de deur stond met zijn joggingbroek aan en zijn piemel d’r over heen.
R: Ja.
D: Toen zegje van, toen wees die piemel ook recht.
R: Ja.
D: Dat had ik goed begrepen?
R: Ja.
D: Ok. En dan begrijp ik van jou datje die man gezien hebt.
R: Ja.
D: Waar waren de handen van die man toen?
R: Toen waren die zo.
Pag. 44
(…)
D: En heeft die man in die keren dat jij hem hebt gezien, nog iets anders met zijn piemel gedaan?
R: Alleen achter bij de kluisjes.
(...)
P. 45
D: Net je handen zeg maar voor jou, hoe noem jij dit gedeelte? Hoe noem jij dat?
R: Voor je, ja voor zijn piemel zeg maar.
D: Voor zijn piemel ok.
R: En toen was ie hem heen en weer aan het schudden.
D: Wat was ie heen en weer aan het schudden?
R: Zijn piemel.
D: Zijn piemel. En ik zie dat jij je handen zo rond doet.
R: Ja.
D: Had die man dat dan ook?
R: Ja.
0: Als dit de piemel is,
R: Ja.
D: Ja. Hoe had die dat dan?
R: Ja zo en
D: Zo.
R: En dan ging die
D: Zo heen en weer bewegen.
R: Ja.
D: Ok. Duidelijk. Ik zie datje inderdaad dan de piemel zo op en neer beweegt.
R: Dat deed ie achter de kluisjes.
D: Achter de kluisjes. Ok.
R: (...) [betrokkene 2] en ik zagen het wel, het was wel zichtbaar.
D: Was zichtbaar?
R: Ja.
D: En je zegt [betrokkene 2] en ik zagen, heeft [betrokkene 2] dat precies hetzelfde gezien?
R: Ja.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 56-72 van het proces-verbaal, genummerd PL0620 2011151491) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisanten:
Bevindingen
Op vrijdag 28 oktober 2011 omstreeks 15.25 uur vond in de Noordoostpolder, met toestemming van de officier van Justitie te Zutphen, Mr. P.A. de Boer het studioverhoor plaats van de getuige:
[betrokkene 2] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende [a-straat 1] , [...] te [plaats] .
In dit ambtelijk verslag worden de betrokken personen als volgt weergegeven:
N: [betrokkene 2]
D: [verbalisant 1] , brigadier, team recherche Apeldoorn, afdeling zeden
S: [verbalisant 2] , brigadier, team recherche Apeldoorn, afdeling zeden
V: [verbalisant 3] , hoofdagent, politie Apeldoorn.
Pag. 61 :
(…)
D: Ok. Jullie waren naar de Julianatoren geweest, toen gingen jullie naar het huisje en ik heb inmiddels begrepen, ik weet waar het huisje is.
N: Ja.
D: Weet jij dat ook, waar het huisje is dan?
N: Eh, ja gewoon in Landal, Landal Beekbergen.
D: Landal Beekbergen. En weetje welk nummer, van dat huisje?
N: 2, 2, eb ja, [...] .
D: [...] . Ok. En hoe laat was het ongeveer dat jullie gingen zwemmen?
N: Ehm, bij half vijf.
D: Bij half vijf. Ok. En jij en [betrokkene 1] zouden gaan zwemmen.
N: Ja.
D: En daarvoor hadden jullie die sleutel meegekregen.
Pag. 62:
(...)
D: Nee, ok. Je zegt, toen gingen wij naar de kleedhokjes.
N: Ja.
) D: En we gingen ons omkleden.
N: Ja.
(...)
N: En ehm, nee. Ehm, gingen we omkleden. Toen ging ik eh, naar de wc toe.
D: Ja
N: En er kwam steeds een man. Van, die ging dan hier omkleden. En die keek dan even om het hoekje bij ons. Ging hij snel naar het andere kleedhokje, keek die om het hoekje, afdrogen. En zo ging die maar door
D: Wacht even, die man he,
N: Ja.
D: Waar je het over hebt. Hoe weet je dan dat ie om het hoekje keek?
N: Nou dat eh, vertelde mij, dat vertelde [betrokkene 1] mij. En dat, toen ik van hem af kwam, deed ie dat ook nog.
Pag. 63:
D: Ok. Ok. Waar kwam jij toen vanaf?
N: Ehm, nou toen stond ie hier. Eerst in de blootje.
D: Ja.
N: En zat ie met dat dingetje te zwaaien, heen en weer.
D: Wat voor dingetje?
N: Zijn ehm, piemelding, iets, achtig.
D: Ik had je gezegd he, wij kennen alle woorden he.
N: Ja.
D: En ik wil het graag precies weten.
N: Nou,
D: Dus, begrijp ik dan, wat deed ie met zijn piemel?
N: Ging die zwaaien heen en weer.
D: En hoe deed ie dat dan precies?
N: Eh, pakte zijn piemel.
D: Ja.
N: En ging die heen en weer schudden.
D: Ok. En dan zie ik, want we hebben natuurlijk een geluid ah,
N: Ja.
D: Je houdt je handen, hoe noem je dit gedeelte bij jou?
N: Eh, bij mij D: Ja.
N: Een plasserding, iets
D: Ok helemaal goed. Ter hoogte van jouw plasser, zag je, had hij zijn piemel zo.
N: Ja.
D: Ja? En zijn handen heb je dan zo in een vorm d’r om heen.
N: Ja.
D: Ja. Dat doe je dan voor bij jouw eigen.
N: Ja.
D: En wat deed ie dan met zijn handen?
N: Ging die heen en weer d’r mee schudden.
D: Ging die heen en weer d’r mee schudden.
N: En hij had die, ze, zijn piemel beet.
D: Had zijn piemel beet?
N: Ja. En ging die zo heen en weer schudden.
(...)
Pag. 64:
(...)
N: En toen gingen we hier, eh, gingen we naar het zwembad, meteen. En toen zei [betrokkene 1] tegen mij, ik vertrouw het toch niet. En toen bleef ik hier nog een beetje haken, beetje heen en weer lopen.
D: Ja.
N: En ehm, toen was die man al omgekleed. Maar met zijn piemel nog boven de broek.
D: Hmm
N: Aha
D: Hmm
N: Ik ging toch weer terug naar het zwembad. [betrokkene 1] kwam.
D: Wacht even, wantje gaat heel snel he. Je zegt die man was toen omgekleed.
N: Ja. Die had zich snel omgekleed.
D: waar had ie dat gedaan?
N: In zo’n kleedhokje
D: in zo’n kleedhokje. En wat had hij aangetrokken?
N: Een, een joggingbroek, een grijze joggingbroek
D: Hmm
N: maar shirt weet ik niet
D: Ok. En hoe weetje dan, wantje zegt de piemel hing er over heen.
N: Ja.
D: Hoe weetje dat dan?
N: Dat heb ikzelf gezien.
D: heb jezelf ook gezien. En welke kant wees die piemel op?
N: Ehm, nou, ik stond hier. En die piemel wees deze kant op. Naar mij dus.
D: Naar jou?
N: Ja.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (als bijlage op pagina 125-126 van het proces-verbaal, genummerd PL0620 2011151491) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als bevindingen van verbalisanten:
Bevindingen
Op 1 november 2011 omstreeks 11.30 uur, hebben wij verbalisanten de camerabeelden, die door de parkmanager ter beschikking zijn gesteld, bekeken. Het feit is gepleegd op 27 oktober 2011. De door ons in het onderstaande overzicht genoemde verdachte betreft verdachte [verdachte] .
16:33:43 meisjes komen uit de kleedhokjes richting zwembad
16:34:40 verdachte komt uit kleedhokje (groep mensen komt binnen)
16:34:42 verdachte gaat onmiddellijk weer terug de kleedhokjes in
16:34:52 groep mensen staat in de toegangshal
16:35:33 verdachte verlaat het zwembad en loopt voor het raam weg
7. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 21 november 2012 van de politierechter in de rechtbank Zutphen, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik ben op 27 oktober 2011 wel in het zwembadgebouw van recreatiepark Heideheuvel in Beekbergen geweest.
8. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 1 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben wel in het zwembad geweest. Ik betwist ook niet dat ik op de beelden te zien ben.”
3.3.
Het bestreden arrest bevat daarnaast de volgende – voor de beoordeling van het middel relevante – bewijsoverwegingen van het hof:
“Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft begaan.
(…)
Voorts heeft de verdediging aangegeven dat verdachte niet degene is geweest die door de meisjes is gezien. Verdachte voldoet ook niet aan het door [betrokkene 2] en [betrokkene 1] opgegeven signalement.
Beoordeling door het hof
(…)
Het hof is van oordeel dat in het tijdsbestek van 16.33 uur tot 16.37 uur het tenlastegelegde feit in het zwembad heeft plaatsgevonden. Uit de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , waarin verwezen wordt naar hetgeen zij van twee andere meisjes in het zwembad hadden gehoord, ondersteund door de camerabeelden, leidt het hof af dat in die periode er naast verdachte geen andere volwassenen in dat gedeelte van het zwemgebouw aanwezig waren, in ieder geval geen andere mannen met een grijze joggingbroek, zoals verdachte aan had. Mede daarom acht het hof niet van belang dat tussen de periode van half vier en half vijf geen beelden zijn verstrekt door de leiding van het bungalowpark. Dat een van de personen van een groep die het gebouw op een gegeven moment binnen komt degene is geweest die de meisjes gezien zouden hebben, vindt geen steun in de verklaringen en beelden.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij een tweede keer het zwembad is binnengegaan. Op de camerabeelden is te zien dat de meisjes om 16:33:43 uit de kleedhokjes komen en in de richting van het zwembad gaan. Om 16:34:40 komt verdachte de kleedkamers uit, hij ziet dat een groep mensen binnenkomt en gaat onmiddellijk weer terug de kleedhokjes in. Om 16:35:33 verlaat verdachte het zwembad. Verdachte voldoet ook in voldoende mate aan het door de meisjes opgegeven signalement, waaronder de grijze joggingbroek en het postuur. Dat de meisjes niet de bovenkleding van degene die zij hebben gezien hebben beschreven doet aan het voorgaande niet af, onder meer omdat het hof aannemelijk acht dat hun aandacht zal zijn gericht op het onderlichaam van de schennispleger en daardoor verder geen andere details hebben waargenomen. Dat zijn leeftijd door de meisjes verkeerd is geschat, doet aan het voorgaande evenmin af mede om die reden maar onder meer ook omdat het om een schatting gaat door meisjes die pas 9 jaar zijn.”
3.4.
In de toelichting op het middel wordt met name opgekomen tegen het gebruik voor het bewijs van het proces-verbaal waarin de waarneming door verbalisanten van camerabeelden van het in de tenlastelegging genoemde zwembad is opgenomen (bewijsmiddel 6). Blijkens zijn bewijsoverwegingen in het arrest heeft het hof uit dit proces-verbaal afgeleid dat de verdachte de tenlastegelegde schennis van de eerbaarheid op 27 oktober 2011 tussen 16.33 en 16.37 uur heeft gepleegd. Volgens de steller van het middel sluit het genoemde proces-verbaal juist uit dat de verdachte de pleger van de eerbaarheidsschennis is geweest, aangezien daaruit zou volgen dat de verdachte in de door het hof genoemde korte tijdsperiode van 16:33 tot 16:37 uur niet in de buurt van de meisjes kan zijn geweest omdat daaruit blijkt dat de meisjes om 16:33:43 uit de kleedhokjes komen en richting zwembad lopen. Daardoor is er een reële mogelijkheid opengebleven dat iemand anders dan de verdachte op 27 oktober 2011 de schennispleger is geweest. Deze mogelijkheid wordt bovendien niet weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Op grond daarvan wordt geconcludeerd dat het bewijs niet sluitend is.
3.5.
Ik kan de steller van het middel hierin niet volgen. Uit de door het hof als bewijsmiddelen 4 en 5 gebruikte verklaringen van de in de tenlastelegging genoemde (minderjarige) meisjes kan worden afgeleid dat op twee momenten visueel contact tussen de verdachte en (één van) deze meisjes is geweest. Het eerste contactmoment betreft een situatie waarin de meisjes zich samen in een wc-hokje bevinden en zij de verdachte vanuit het open deurgat konden waarnemen. Het tweede moment vond plaats toen één van de twee meisjes – nadat de meisjes eerst samen naar het zwembad waren gelopen – weer terugliep naar de ruimte met wc’s en kleedhokjes. Tevens kan uit deze verklaringen volgen dat de verdachte na dit tweede contactmoment achter het betreffende meisje aan is gelopen ‘tot de douches’ en vervolgens het zwembad heeft verlaten.
3.6.
Gelet op de hierboven genoemde inhoud van de door het hof betrouwbaar geoordeelde verklaringen van de twee meisjes kan mijns inziens niet worden gezegd dat het oordeel van het hof dat de tenlastegelegde eerbaarheidsschennis door de verdachte is gepleegd tussen 16:33 en 16:37 uur onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd is. Het door het hof als bewijsmiddel 6 gebezigde proces-verbaal van bevindingen houdt in dat op de camerabeelden van het zwembad is waargenomen (i) dat de twee meisjes om 16:33:43 uur vanuit de ruimte met kleedhokjes naar het zwembad zelf zijn toegelopen, (ii) dat de verdachte een kleine minuut later een kleedhokje heeft verlaten en – al dan niet omdat er een groep mensen binnenkwam – vrijwel meteen weer naar de kleedhokjes is teruggegaan en (iii) dat de verdachte nog weer een kleine minuut later het zwembad helemaal heeft verlaten. Deze inhoud is niet onverenigbaar met de verklaringen van de twee meisjes die erop neerkomen dat de verdachte kort voorafgaand aan het moment waarop zij naar het zwembad zijn toegelopen in de ruimte met kleedhokjes de verdachte hebben gezien en dat één van de twee meisjes enige tijd later opnieuw in de ruimte met kleedhokjes is geweest en de verdachte daar andermaal heeft gezien. Hoogstens kan worden vastgesteld dat het als bewijsmiddel 6 gebruikte proces-verbaal niet inhoudt dat op de camerabeelden ook is waargenomen dat het meisje dat de verdachte twee keer heeft gezien vanaf het zwembad is teruggegaan naar de ruimte met kleedkamers. Dat is echter onvoldoende om aan te nemen dat de bewijsvoering van het hof niet sluitend is of ontoereikend is gemotiveerd. Het middel treft derhalve geen doel.
4. Het middel faalt en kan mijns inziens met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden