Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 10.16 [Vergunning aanleg radioapparaten]
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2016
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 10.10. De tekst van dit artikel is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
03-02-2016, Stb. 2016, 58 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken: 34260)
- Inwerkingtreding
28-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2016, Stb. 2016, 535 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Onze Minister kan, in afwijking van artikel 10.15, eerste lid, een vergunning verlenen voor het aanleggen van radioapparaten zonder dat aan de houder een vergunning is verleend voor gebruik van frequentieruimte. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
2.
De vergunning kan worden geweigerd, indien:
- a.
het ernstige vermoeden bestaat dat de vergunning zal worden misbruikt;
- b.
een eerder verleende vergunning is ingetrokken wegens overtreding van de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel van de aan de vergunning verbonden voorschriften;
- c.
de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels, of
- d.
de aanvrager naar het oordeel van Onze Minister geen gerechtvaardigd belang heeft bij verlening van de vergunning.
3.
De vergunning kan worden ingetrokken, indien:
- a.
de houder van de vergunning de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet nakomt, of
- b.
de gronden waarop de vergunning is verleend zijn vervallen.