Einde inhoudsopgave
Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden
Artikel 35
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1982
- Bronpublicatie:
11-05-1974, Trb. 1974, 161 (uitgifte: 19-08-1974, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1982
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-01-1982, Trb. 1982, 9 (uitgifte: 01-01-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Geen getuige of deskundige, van welke nationaliteit ook, die na gedagvaard te zijn voor de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij verschijnt, kan op het grondgebied van die Partij worden vervolgd, in hechtenis genomen, of aan enige andere vrijheidsbeperking worden onderworpen voor feiten of veroordelingen, die voorafgingen aan zijn vertrek van het grondgebied van de aangezochte Partij.
2.
Geen verdachte, van welke nationaliteit ook, die gedagvaard is om voor de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij te verschijnen, kan op het grondgebied van die Partij worden vervolgd, in hechtenis genomen, of aan enige andere vrijheidsbeperking worden onderworpen voor feiten of veroordelingen welke voorafgingen aan zijn vertrek van het grondgebied van de aangezochte Partij, voor zover die niet in de dagvaarding zijn vermeld.
3.
De in dit artikel bedoelde immuniteit neemt een einde wanneer de getuige, de deskundige of de verdachte, hoewel hij gedurende vijftien achtereenvolgende dagen na het tijdstip, waarop zijn aanwezigheid niet meer door de rechterlijke autoriteit werd vereist, de mogelijkheid had het grondgebied van de verzoekende Partij te verlaten, daar desalniettemin is gebleven of op dat grondgebied is teruggekeerd na het te hebben verlaten.
4.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op een persoon die tijdelijk is overgebracht dan wel vrijwillig is verschenen, zowel op het grondgebied van de Partij die de doortocht heeft toegestaan als op dat van de verzoekende Partij; behoudens het bepaalde in artikel 33, leden 2 en 5.