Rb. Gelderland, 12-06-2013, nr. 06/850953-12
ECLI:NL:RBGEL:2013:CA3171
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
12-06-2013
- Zaaknummer
06/850953-12
- LJN
CA3171
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:CA3171, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 12‑06‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Zwendel met telefoonabonnementen leidt niet tot veroordelingen wegens mensenhandel, maar in sommige gevallen wel tot veroordelingen wegens oplichting.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/850953-12, 06/051587-12 en 06/065117-11
Uitspraak d.d. 12 juni 2013
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
- 21.
mei 2013 en 29 mei 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ? nadat de tenlastelegging inzake parketnummer 06/051587-12 ter terechtzitting is gewijzigd ? ten laste gelegd dat:
inzake parketnummer 06/850953-12
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 05 april 2011 te Apeldoorn, in elk
geval (telkens) in Nederland,
(lid 3, onder 1°)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten, [benadeelde partij1]
(lid 1, onder 1°)
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden
en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing
en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,
heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen
met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde partij1]
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde
middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)
feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden
en/of afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare
positie
die [benadeelde partij1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid en/of diensten
en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door dwang en/of
geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met
geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van de kwetsbare positie, enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s), wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat die [benadeelde partij1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid en/of diensten,
heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of diens mededader(s)
- -
terwijl die [benadeelde partij1] een verstandelijke beperking heeft en/of één van zijn
doelen is om een netwerk op te bouwen en/of
- -
terwijl die [benadeelde partij1] begeleid woont,
- -
tegen die [benadeelde partij1] gezegd dat de neef van hem verdachte en/of diens mededader(s)
manager was bij een telefoonwinkel en/of dat ze bij die telefoonwinkel
meerdere, althans één, telefoonabonnement(en) gingen afsluiten en/of dat die
neef het/de abonnement(en) weer ongedaan kon maken en/of dat ze dan wel een
gratis telefoon kregen en/of
- -
die [benadeelde partij1] 10 euro, althans een geldbedrag, gegeven om op zijn rekening te
storten en/of
- -
die [benadeelde partij1] in een autobusje vervoerd en/of
- -
met die [benadeelde partij1] naar de HI winkel en/of T-Mobile en/of Phonehouse en/of
Vodafone, althans naar een of meer andere telefoonwinkel(s) gegaan en/of
- -
(telkens) nadat die [benadeelde partij1] het telefoonabonnement had afgesloten het/de
contract(en) en/of mobiele telefoon(s) ingenomen en/of van die [benadeelde partij1] gekregen
en/of
- -
terwijl die [benadeelde partij1] een bedrag van 280 euro heeft ontvangen van verdachte
en/of diens mededader(s) en/of
- -
terwijl die [benadeelde partij1] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen;
(zaaksdossier 14)
art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op meerdere tijdstippen of omstreeks 05 april 2011 te Apeldoorn, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij1] heeft bewogen
tot de afgifte van meerdere, althans één mobiele telefoon(s) en/of
contract(en), in elk geval van enig goed, en/of
tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans
één, telefoonabonnement(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid
- -
tegen die [benadeelde partij1] gezegd dat de neef van hem verdachte en/of diens mededader(s)
manager was bij een telefoonwinkel en/of dat ze bij die telefoonwinkel
meerdere, althans één, telefoonabonnement(en) gingen afsluiten en/of dat die
neef het/de abonnement(en) weer ongedaan kon maken en/of dat ze dan wel een
gratis telefoon kregen en/of
- -
die [benadeelde partij1] 10 euro, althans een geldbedrag, gegeven om op zijn rekening te
storten,
- -
waardoor die [benadeelde partij1] werd bewogen tot afgifte van meerdere, althans één
mobiele telefoon(s) en/of contract(en) en/of het afsluiten van meerdere,
althans één, telefoonabonnement(en),
- -
terwijl die [benadeelde partij1] een bedrag van 280 euro heeft ontvangen van verdachte en/of
diens mededader(s) en/of
- -
terwijl die [benadeelde partij1] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen;
(zaaksdossier 14)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
inzake parketnummer 06/051587-12
hij op of omstreeks 22 januari 2012 te Apeldoorn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [hoofdagent]
(hoofdagent van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, door opzettelijk (met kracht) een (gevuld)(drink)glas in de richting
van die [hoofdagent] te gooien, althans in de richting van een of meer andere
personen die zich in de nabijheid van die [hoofdagent] bevonden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 januari 2012 te Apeldoorn [hoofdagent] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (gevuld) (drink)glas in de
richting van die [hoofdagent] gegooid, althans handelingen van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
inzake parketnummer 06/065117-11
- 1.
hij op of omstreeks 11 november 2010 te Apeldoorn opzettelijk heeft vervoerd
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [betrokkene1], in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,34 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde
heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
- 2.
hij op of omstreeks 11 november 2010 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 0,86 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 0,36 gram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding tot het onderzoek inzake parketnummer 06/850953-12
Naar aanleiding van diverse meldingen van frauduleuze praktijken rondom het afsluiten van telefoonabonnementen in met name Apeldoorn werd door de recherche Apeldoorn in oktober 2011 een onderzoek gestart.
Aanleiding tot het onderzoek inzake parketnummer 06/051587-12
Bij een ruzie tussen verschillende mensen op 22 januari 2012 op het zogeheten Caterplein in Apeldoorn werd door één van de ruziënde personen met een glas gegooid, waarbij een daar aanwezige politieman door glasscherven werd geraakt.
Aanleiding tot het onderzoek inzake parketnummer 06/065117-11
Op 26 oktober 2010 werd door leden van het Flexteam van de recherche Apeldoorn gezien dat een hen bekende harddrugsgebruiker contact had met een bestuurder van een witte Renault Clio. Bij de verbalisanten was bekend dat er vanuit een witte Renault Clio gedeald werd door ene [verdachte]. De bestuurder van de auto werd herkend en nadat er een overdracht had plaatsgevonden van vermoedelijk verdovende middelen werd tot aanhouding van de inzittenden van de auto overgegaan.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het inzake parketnummer 06/850953-12 primair tenlastegelegde (mensenhandel), het inzake parketnummer 06/051587-12 primair tenlastegelegde (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, met voorwaardelijk opzet) en het inzake parketnummer 06/065117-11 onder 1 en 2 tenlastegelegde (handel in heroïne en het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne). Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht aan de hand van haar schriftelijk requisitoir.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van de inzake parketnummer 06/850953-12 ten laste gelegde mensenhandel dan wel oplichting dient te worden vrijgesproken, evenals van de inzake parketnummer 06/850953-12 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling subsidiair bedreiging. Ten aanzien van parketnummer 06/065117-11 kan enkel een bewezenverklaring volgen voor het voorhanden hebben van een zeer geringe hoeveelheid heroïne. Ter zitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging nader uiteengezet aan de hand van zijn pleitaantekeningen.
Door de raadsman is onder meer – kort gezegd – aangevoerd met betrekking tot het inzake parketnummer 06/850953-12 tenlastegelegde dat er getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van d[betrokkene1] [benadeelde partij1] afgelegde verklaring, dat de belastende aangif[betrokkene1] [benadeelde partij1] geen enkele steun vindt in afzonderlijk steunbewijs en dat aangever evenmin gekwalificeerd kan worden als een persoon die zich in een kwetsbare positie bevond.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
inzake parketnummer 06/850953-12
Door de officier van justitie is er voor gekozen om het onderhavige feit (het afsluiten van telefoonabonnementen) ten laste te leggen als mensenhandel.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 9 december 2004, waarbij artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht (later vernummerd tot 273f) is ingevoerd, is bij mensenhandel steeds sprake van een vorm van uitbuiting. ‘Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op deze integriteit en vrijheid’. Daarbij past ook dat de strafbaarstelling van mensenhandel is geplaatst in titel XVIII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. De delictsomschrijving in het eerste lid, aanhef en onder 4, van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarop de tenlastelegging (steeds) is toegesneden, heeft haar oorsprong in de Wet van 9 december 1993 waarbij artikel 250ter (oud) Sr werd gewijzigd. Uit de Memorie van Toelichting en de Memorie van Antwoord bij dat wetsvoorstel blijkt ook dat volgens de wetgever sprake moet zijn van een ‘uitbuitingssituatie’.
De vraag of en zo ja wanneer sprake is van uitbuiting is volgens de Hoge Raad niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat door de tewerksteller wordt behaald (HR 27 oktober 2009, LJN: BI7099). Verder dient het oogmerk van de dader om het slachtoffer in een uitbuitingssituatie te brengen of te houden, in te houden dat het slachtoffer in een situatie wordt gebracht of gehouden waarin het redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren.
In deze strafzaak tegen verdachte zou het slachtoffer voor de gek zijn gehouden door het relaas van verdachte en/of zijn mededader(s) dat een neef manager was bij de telefoonwinkel en dat die neef het/de abonnement(en) weer ongedaan kon maken.
Deze handelwijze kan nog niet tot een bewezenverklaring van een op mensenhandel toegesneden tenlastelegging leiden. Weliswaar beschermt artikel 237f van het Wetboek van Strafrecht mensen tegen uitbuiting, die onder meer de in dit geval voor verdachte verrichte diensten kan omvatten, maar naar het oordeel van de rechtbank moet ook zulk handelen beoordeeld worden in de context van de door de wetgever met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht nagestreefde bescherming van de geestelijke en lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid. Die te beschermen belangen zijn hier naar het oordeel van de rechtbank niet in het geding, zodat ook niet kan worden gezegd dat een uitbuitingssituatie, zoals de wetgever die heeft bedoeld en voor ogen heeft gestaan, zich hier voordoet. Daarbij speelt een rol dat bij het vervolgde handelen tussen de aangever enerzijds en verdachte en/of zijn medeverdachte(n) anderzijds steeds sprake is geweest van relatief kortdurende contacten. Bovendien kan niet bewezen worden dat de aangever door alleen het gebruik van misleiding als dwangmiddel een reële vrije keuze om de telefoonabonnementen al dan niet af te sluiten, is onthouden.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hem primair ten laste gelegde mensenhandel. Dit betekent dat de rechtbank de in dat kader ten laste gelegde dwangmiddelen niet afzonderlijk hoeft te bespreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde oplichting is voldoende vast komen te staan dat verdachte en zijn mededader [benadeelde partij1] hebben bewogen op zijn naam telefoonabonnementen af te sluiten en de daarbij verkregen telefoons aan de verdachte of de medeverdachte af te staan in ruil voor een geldelijke beloning. De rechtbank heeft niet met voldoende zekerheid kunnen vaststellen dat daarbij enige vorm van dwang is toegepast.
De rechtbank gaat verder uit van de volgende feiten en omstandigheden.[betrokkene1] [benadeelde partij1] is aangifte gedaan terzake oplichting, gepleegd op 5 april 2011 te Apeldoorn. Aangever heeft verklaard dat hij op 4 april 2011 een jongen heeft aangesproken bij de bushalte aan het Marktplein. Deze jongen heette [[betrokkene2]] Aangever vertelde dat hij iemand vijf euro moest betalen. [betrokkene2] zei dat hij hem morgen wel tien euro kon geven. Op 5 april 2011 heeft hij [betrokkene2] gebeld en is hij naar het Marktplein gegaan. [betrokkene2] zei dat hij tien euro van hem zou krijgen, maar dat hij een beter idee had. Een neef van hem was manager bij een telefoonwinkel. Ze zouden abonnementen van mobiele telefoons gaan afsluiten. Die neef zou de abonnementen van hem dan weer ongedaan maken, zodat ze gratis telefoons hadden. [betrokkene2] vroeg of hij geld op zijn rekening had staan. Dit had aangever niet.
[betrokkene2] heeft toen tien euro gepind bij de Rabobank op het Marktplein. Aangever heeft die tien euro op zijn rekening gestort. Toen ze vervolgens naar buiten liepen stond er een wit busje. Bij het busje stonden drie jongens. Dit waren vrienden van [betro[betrokkene2]] Ze zijn in het busje gestapt en één van de jongens reed toen naar de Paslaan.
De chauffeur van het busje is met aangever naar de Hi winkel aan de Hoofdstraat gelopen. De jongen werd herkend door het Hi personeel. Aangever wilde graag een iPhone 4 en heeft hiervoor een abonnement afgesloten. Hij kreeg een zwart iPhone 16 Gb met hoesje. Het abonnement kostte 65 euro per maand. Daarna zijn ze weer naar het busje gelopen. De andere jongens vroegen of het gelukt was. Ze hebben het mobieltje met de formulieren in het busje gelegd. Hij is toen met [betrokkene2] naar de T-Mobile-winkel gelopen. [betrokkene2] wilde graag een Blackberry. Het lukte niet bij de T-Mobile-winkel. Ze zijn toen naar de Phonehouse gegaan. Daar lukte het ook niet. Daarna zijn ze nog naar de Vodafone-winkel gelopen. Het personeel van de Vodafone-winkel was ingelicht door een medewerker van de Phonehouse. Toen ze weer terugliepen werd aangever aangesproken door de jongen van de Phonehouse. De jongen van de Phonehouse vertelde aangever dat hij het niet vertrouwde. Aangever heeft toen tegen hem gezegd dat hij geld zou krijgen als hij abonnementen zou afsluiten. Aangever is daarna met [betrokkene2] naar het busje gelopen. In het busje zei aangever dat hij de iPhone wilde hebben. De jongens zeiden dat het zo niet werkte en dat hij de telefoon niet kreeg. Hij heeft gezegd dat hij 200 euro voor de telefoon wilde hebben. Ze zeiden dat hij dat zou krijgen. Hij heeft toen gezegd dat hij 250 euro wilde hebben. [betrokkene2] zei dat hij 250 euro zou krijgen.
De politie is op 5 april 2011 naar aanleiding van een melding van het Phonehouse aan de Hoofdstraat te Apeldoorn ter plaatse gegaan . Door de bedrijfsleider [bedrijfsleider] werden beelden van beveiligingscamera’s getoond waarop te zien is dat op een gegeven moment twee jongens de winkel binnenkwamen. De verbalisant zag op deze beelden dat twee jongens de winkel binnenkwamen:
Jongen 1, naar later bleek aangever/ benadeelde [benadeelde partij1], blank, ongeveer 18 jaar, zwart T-shirt aan met witte banen onder de oksel, kort donkerblond haar.
Jongen 2, naar later bleek verdachte [verdachte], licht getint, zwart vest met lange mouwen, hieronder een wit shirt of blouse, zwart petje achterstevoren gedragen.
Door verbalisant zijn foto’s gemaakt van de bewegende beelden, onder meer foto 3 close-up van jongen 2 [verdachte], [betrokkene2].
Op 5 april 2011 kreeg verbalisant [verbalisant1] samen met collega [verbalisant2] een melding van een poging tot oplichting bij de Phonehouse te Apeldoorn. Ze werden ter plekke aangesproken do[bedrijfsleider]ewerker], een medewerker van de Phonehouse. Hij vertelde dat hij twee jongens in de winkel had gehad die een telefoon met abonnement wilden aanschaffen, maar waarbij hij het idee had dat een van de jongens onder druk werd gezet. Hij wilde de beelden laten zien. Op de beelden herkende verbalisant [verdachte], [betrok[betrokkene2]. Verbalisant herkende hem omdat hij hem de maanden ervoor meerdere keren had staande gehouden. [bedrijfsleider] verklaarde dat dit de jongen was die het gesprek voerde terwijl de telefoon aangeschaft zou gaan worden op naam van de andere jongen.[bedrijfsleider]e[medewerker] is op 9 juni n2012 door de politie gehoord. [medewerker] heeft toen verklaard dat hij werkzaam is geweest bij de Phonehouse aan de Hoofdstraat in Apeldoorn. Hij heeft verder verklaard dat [betrokkene1] op die 5e april 2011 binnen kwam met een getinte jongen, een allochtone jongen. Hij wilde een bepaald model Blackberry. Er klopte al iets niet in zijn verhaal omdat hij niet wist of het toestel gratis was. Toen getuige het over de abonnementen had, zei die andere getinte jongen: “Doe maar, doe maar”. Zonder iets te kopen zijn ze de winkel uitgegaan in de richting van de Vodafone-winkel. Hij heeft de bedrijfsleider van de Vodafone ingelicht. Even later liepen [betrokkene1] en de getinte jongen weer langs. Hij heeft [betrokkene1] binnen gevraagd en is met hem naar achter in de zaak gegaan. Ze hadden [betrokkene1] verteld dat zij een manager van de telecom kenden die de abonnementen van de telefoontjes allemaal kon annuleren zodat je een gratis telefoontje had. Het ging om drie man in een busje.
Door een medewerker van de Hi-telefoonwinkel aan de Hoofdstraat te Apeldoorn is hierover verklaard dat de jongen de winkel binnenkwam. Hij wilde een telefoonabonnement, maakte niet uit hoe hoog de belminuten waren, als het toestel maar gratis was. Dat vonden ze al vreemd. Zijn collega heeft nog doorgevraagd of hij echt een abonnement wilde. Die jongen keek vaak naar buiten en was onzeker. Zijn collega is er nog dieper op ingegaan en heeft gevraagd waarom een zo duur abonnement. Die jongen is nog een keer weggeweest. Hij moest nog iets ophalen aan gegevens. Hij kwam terug en wilde nu de telefoon. De collega heeft toen het abonnement afgesloten. Tijdens het afsluiten zat er iemand bij die jongen. Die persoon was er niet lang bij en is maar even binnen geweest. Ze kwamen met z’n tweeën binnen. Getuige ziet aan het contract dat het een iPhone is geworden.
Bij de verklaring van deze medewerker is een contract gevoegd: KPN Aanvraag mobiele telefoonaansluiting ten name van [benadeelde partij1] betreffende een Apple iPhone 16 GB, contracttermijn 2 jaar, gedateerd 5 april 2011.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag met [betrokkene1] in de Vodafoonwinkel is geweest en dat [betrokkene1] ook achter in de winkel is geweest.
Uit het door [benadeelde partij1] als benadeelde partij overgelegde schade-onderbouwingsformulier komt naar voren dat [benadeelde partij1] de rekening van het bij Vodafoon afgesloten abonnement niet kon betalen en dat hij van verdachte en zijn medeverdachte(n) een bedrag van 280 euro heeft ontvangen.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde oplichting.
inzake parketnummer 06/051587-12
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die bewuste nacht nabij een café in Apeldoorn tegen sluitingstijd een glas – niet met de bedoeling om hem te raken ? heeft gegooid in de richting van een jongen die hij kent als [betrokkene3] en dat het glas daarbij stuk is gegaan en scherven tegen mensen zijn aangekomen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij een glas in zijn hand had omdat hij nog aan het drinken was en dat hij met dat glas naar [betrokkene3] heeft gegooid.
Aangever [hoofdagent] heeft verklaard dat hij op 22 januari 2012 omstreeks 03.40 uur als lid van het Flexteam van de recherche Apeldoorn werkzaam was in het kader van horecatoezicht. Hij was op dat moment in de buurt van café Cemal & Canal en stond achter een glazen terrasafscheiding. Hij zag dat een groepje jongeren aan het ruziën waren en dat één van die personen een glas in zijn richting gooide. Hij voelde vervolgens glas in zijn gezicht. Dit kwam doordat het glas op het randje van de glazen terraswand uiteenspatte. Tevens voelde hij een vloeistof in zijn gezicht.
Uit het proces-verbaal van bevindingen , dat in verband hiermee is opgemaakt, komt naar voren dat aangever [hoofdagent], hoofdagent, zag dat de manspersoon zijn arm naar achteren haalde en met ferme kracht een glas in de richting van een ander persoon gooide. Verbalisant zag dat het glas in zijn richting kwam en de eerderbedoelde persoon miste. Vervolgens hoorde hij een harde knal. Hij zag dat het glas ongeveer dertig centimeter van zijn gezicht uiteenspatte tegen de glazen terrasafscheiding en hij voelde dat er glas en vloeistof in zijn gezicht kwam. Verbalisanten waren belast met toezicht op en rondom het uitgaanscentrum in Apeldoorn, het Caterplein.
Door een collega van aangever werd gezien dat de hem ambtshalve bekende [verdachte] zijn arm met kracht naar voren bewoog en dat er iets glinsterends, gelijkend op een glas, in de richting vloog van de terrasafscheiding waarachter [hoofdagent] zich bevond.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het hier tenlastegelegde kan worden gekomen. Verdachte heeft aangevoerd dat hij niet de opzet had om iemand met het glas te raken. Verdachte heeft echter door in het uitgaanscentrum onder invloed van alcohol – naar verdachte zelf heeft verklaard had hij een paar biertjes op en 2 à 3 whisky-cola – met een glas te gooien ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij iemand met het glas zou raken of dat iemand op een andere manier ten gevolge van het gooien met het glas letsel zou kunnen oplopen. Verdachte gooide in de richting van [betrokkene3], maar ook tegen sluitingstijd zijn in het uitgaansgebied doorgaans nog allerlei mensen op straat aanwezig, waaronder horecapersoneel en veiligheidsfunctionarissen. Verdachte had zich dat kunnen en moeten realiseren. Het gooien van een glas heeft uit de aard van het materiaal nu eenmaal in zich dat het glas kan breken of versplinteren en daardoor aanzienlijke verwondingen kan veroorzaken als iemand bijvoorbeeld in zijn gezicht wordt geraakt; verwondingen, die zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
inzake parketnummer 06/065117-11
[betrokkene1] heeft verklaard dat hij op 11 november 2010 voor 70 euro heroïne wilde kopen. Hij had daarvoor een afspraak gemaakt op de parkeerplaats tegenover de coffeeshop ’t Bunkertje. Hij is naar de auto gelopen die iets verderop stond. Hij gaf de bestuurder 70 euro door het raam en hij kreeg vervolgens van de bestuurder een bolletje heroïne van 20 euro. Toen kwam de politie er aan. Voor de andere 50 euro had hij nog niets gekregen.
Door in Apeldoorn surveillerende politiemensen werd gezien dat de hen bekende harddrugsgebruiker [betrokkene1] half in het bestuurdersportier hing door het geopende raam van een witte Renault Clio. De bestuurder van de auto werd herkend als de ambtshalve bekende [verdachte]. Gezien werd dat [verdachte] iets van [betrokkene1] overhandigd kreeg en aanpakte. Aangezien de handelingen bij de witte Renault Clio duidden op een drugstransactie werd besloten de inzittenden van de Renault aan te houden en is men in versnelde pas naar de auto gelopen. [betrokkene1] werd door verbalisant [verbalisant3] aan de kant geduwd en de verbalisant zag verdachte in zijn hand een hoeveelheid papiergeld had. [verdachte] gaf aan dat er in de witte Renault wat drugs lagen voor eigen gebruik. Bij onderzoek van de auto werd achter de bijrijdersstoel een zakje aangetroffen met een aantal bolletjes met daarin een op heroïne gelijkende stof.
Onderzoek van de in de auto aangetroffen stoffen wees uit dat twee bolletjes een witte stof, kennelijk cocaïne, bevatten met een totaal gewicht van 0,36 gram en dat drie bolletjes een bruine stof, kennelijk heroïne, bevatten met een totaal gewicht van 0,86 gram.
Onderzoek van de bij [betrokkene1] aangetroffen stoffen wees uit dat het bruine poeder, kennelijk heroïne, bevatte met een totaal gewicht van 0,34 gram.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de auto drugs voorhanden had.
De rechtbank acht op grond van het voren staande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de beide hier ten laste gelegde feiten (dealen en drugsbezit).
Verdachtes ontkenning dat hij aan het dealen was, acht de rechtbank gelet op de bevindingen van de surveillerende agenten (geven over en weer, aantreffen briefgeld in handen verdachte, aantreffen drugs bij [betrokkene1]) en de verklaring van [betrokkene1], niet aannemelijk geworden.
Verder, de verklaring van verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het bezit van een zekere hoeveelheid harddrugs voor eigen gebruik niet strafbaar is, acht de rechtbank niet aannemelijk nu verdachte eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is gekomen en de reikwijdte van het begrip ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’, doorgaans één bolletje, hem vanuit dat contact al bekend mag worden verondersteld dan wel aangenomen mag worden dat dit een feit van algemene bekendheid is. Verdachte was evenwel in het bezit – inclusief het aan [betrokkene1] verkochte bolletje – van 6 bolletjes.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van de navolgende feiten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair inzake parketnummer 06/850953-12 tenlastegelegde, het primair inzake parketnummer 06/051587-12 tenlastegelegde en het onder 1 en 2 inzake parketnummer 06/065117-11 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
inzake parketnummer 06/850953-12
hij op 5 april 2011 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een
samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij1] heeft bewogen tot de afgifte van één mobiele telefoon en contract en tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van één telefoonabonnement,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- -
tegen die [benadeelde partij1] gezegd dat de neef van hem verdachte en/of diens mededader(s) manager was bij een telefoonwinkel en dat ze telefoonabonnementen gingen afsluiten en dat die neef het/de abonnement(en) weer ongedaan kon maken en dat ze dan wel een gratis telefoon kregen en
- -
die [benadeelde partij1] 10 euro gegeven om op zijn rekening te storten,
- -
waardoor die [benadeelde partij1] werd bewogen tot afgifte van één mobiele telefoon en contract en het afsluiten van één, telefoonabonnement,
- -
terwijl die [benadeelde partij1] een bedrag van 280 euro heeft ontvangen van verdachte en/of diens mededader en
- -
terwijl die [benadeelde partij1] wel rekeningen van de telefoonmaatschappij heeft ontvangen
inzake parketnummer 06/051587-12
hij op 22 januari 2012 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [hoofdagent] (hoofdagent van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk met kracht een (gevuld) drinkglas in de richting van die [hoofdagent] te gooien, althans in de richting van een of meer andere
personen die zich in de nabijheid van die [hoofdagent] bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
inzake parketnummer 06/065117-11
- 1.
hij op 1 november 2010 te Apeldoorn opzettelijk heeft vervoerd en verkocht en afgeleverd aan [betrokkene1] ongeveer 0,34 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- 2.
hij op 11 november 2010 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,86 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 0,36 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
inzake parketnummer 06/850953-12
medeplegen van oplichting
inzake parketnummer 06/051587-12
poging tot zware mishandeling
inzake parketnummer 06/065117-11
1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de door haar bewezenverklaarde geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier heeft daarbij met name laten wegen de ernst van de gepleegde feiten. Mensenhandel is lucratief vanwege het financiële gewin dat daarmee kan worden gemaakt, terwijl anderen daardoor in de schulden geraken. Feiten gepleegd in het drugscircuit brengen vaak andere vormen van criminaliteit met zich. De impact van het laten afsluiten van telefoonabonnementen is zodanig, dat dit qua strafmaat kan worden vergeleken met het oriëntatiepunt dat door het LOVS wordt gehanteerd voor woninginbraken. Aangezien het om een samenloop van verschillende feiten waaronder feiten van al wat oudere datum en verdachte bezig is om zijn leven weer op te bouwen, is een straf zoals geëist op zijn plaats.
Door de raadsman is aangevoerd dat in geval de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, verdachte geen noemenswaardige antecedenten heeft en de kans op herhaling niet groot te achten is. Volstaan kan derhalve worden met het opleggen van een werkstraf, al dan niet voorwaardelijk.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich aan een aantal strafbare feiten schuldig gemaakt, onder meer door iemand door een samenweefsel van verdichtsels ertoe te bewegen één telefoonabonnement af te sluiten. Aangever was voorgespiegeld dat een neef manager was bij een telefoonwinkel en dat de neef afgesloten abonnementen ongedaan kon maken. Nadien is aangever echter toch geconfronteerd met de rekening van de telefoonmaatschappij in verband met de door hen afgesloten abonnement. Dat daardoor voor hem financieel nadeel is ontstaan is evident. Verdachte heeft zich hierbij kennelijk laten leiden door het snelle en makkelijke financiële gewin en heeft zich er niet om bekommerd dat dit voor de aangever nog een gevoelig financieel gevolg zou kunnen hebben.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een lichte variant van een poging tot zware mishandeling en overtredingen van de Opiumwet, ? kort gezegd ? handel in en het bezit van harddrugs. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en verdachte heeft daar een bijdrage aan geleverd. Verdachte mag zich gelukkig prijzen dat het in het gooien met een glas geen daadwerkelijke ernstige gevolgen heeft gehad.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat zij anders dan de officier van justitie tot een andersoortige bewezenverklaring komt. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 180 uur voldoende recht doen aan de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten. Verdachte dient zich goed te realiseren dat hij zich niet meer moet inlaten met dit soort strafbare feiten.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.168,37 (materieel € 668,37 – rekening Vodafone –, immaterieel € 500,00), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ambtshalve een bedrag kan toekennen wat de materiële schade betreft. Zij refereert zich in zoverre aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde immateriële schade is in de visie van de officier van justitie voor toewijzing vatbaar, gelet op de impact die het onderhavige feit op de betrokkene heeft gehad. Daarnaast heeft de officier gevorderd de gevraagde wettelijke rente toe te kennen, alsmede de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ? in het licht van de bepleite vrijspraak ? de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, althans de vordering dient te worden afgewezen. Betrokkene heeft geen schade geleden door toedoen van verdachte, terwijl er ook nog sprake is van eigen schuld. Voor het toekennen van enig bedrag aan immateriële schade ontbreekt elke grondslag.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier genoegzaam blijkt dat de gevorderde abonnementskosten rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit strafproces echter niet eenvoudig vast te stellen in welke mate de schade mede het gevolg is van omstandigheden die aan deze benadeelde partij kan worden toegerekend en dus op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek voor rekening van de benadeelde partij dient te blijven. Daarom zal de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen vaststellen op 25% van de gevorderde abonnementskosten te weten € 167,10.
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte in ieder geval tot dat bedrag aansprakelijk worden geacht. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Het meerdere dient de benadeelde partij via de gang naar de burgerlijke rechter op verdachte en/of zijn mededader(s) te verhalen. Daarnaast zal verdachte worden veroordeeld in de wettelijke rente en in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde oplichting die voor vergoeding in aanmerking komt.
De benadeelde partij zal ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 91, 302 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair inzake parketnummer 06/850953 12 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder het subsidiair inzake parketnummer 06/850953-12, het primair inzake parketnummer 06/051587 12 en het onder 1 en 2 inzake parketnummer 06/065117-11 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
inzake parketnummer 06/850953-12
medeplegen van oplichting
inzake parketnummer 06/051587-12
poging tot zware mishandeling
inzake parketnummer 06/065117-11
1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
en verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
• bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 maanden;
• verklaart verbeurd het in beslag genomen nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten een bedrag van 160 euro.
• veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij1], van een bedrag van € 167,10 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij1] voornoemd, een bedrag te betalen van € 167,10 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering;
• bepaalt dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag of een gedeelte daarvan is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Prisse en Van Lookeren Campagne, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitge¬sproken op de openbare terechtzitting van
- 12.
juni 2013.