HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1343.
HR, 24-01-2017, nr. 10/04367
ECLI:NL:HR:2017:73
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-01-2017
- Zaaknummer
10/04367
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:73, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2017; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1422, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1422, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:73, Gevolgd
- Wetingang
art. 25 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0089
NbSr 2017/56
Uitspraak 24‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Op grond van de inhoud van de brief van het Hof moet worden aangenomen dat is verzuimd een p-v op te maken van het onderzoek in raadkamer ex art 25.1 Sv. Dit verzuim heeft betrekking op een zo wezenlijke vorm van de raadkamerprocedure dat het nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking meebrengt.
Partij(en)
24 januari 2017
Strafkamer
nr. S 10/04367 B
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 september 2010, nummer R 502/10, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel behelst onder meer de klacht dat het onderzoek door de raadkamer en de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking nietig zijn, aangezien geen proces-verbaal van dat onderzoek is opgemaakt.
2.2.
Volgens art. 25, eerste lid, Sv moet van het onderzoek door de raadkamer door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt met daarin de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen. Deze bepaling bevat tevens voorschriften over de inrichting, vaststelling en ondertekening van dat proces-verbaal en de voeging ervan bij de processtukken.
2.3.
De raadsvrouwe heeft op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad verzocht om toezending van het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een brief van het Hof. Op grond van de inhoud van deze brief moet worden aangenomen dat is verzuimd een proces-verbaal op te maken. Dit verzuim heeft betrekking op een zo wezenlijke vorm van de raadkamerprocedure dat het nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking meebrengt.
2.4.
De klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017.
Conclusie 06‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Op grond van de inhoud van de brief van het Hof moet worden aangenomen dat is verzuimd een p-v op te maken van het onderzoek in raadkamer ex art 25.1 Sv. Dit verzuim heeft betrekking op een zo wezenlijke vorm van de raadkamerprocedure dat het nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking meebrengt.
Nr. 10/04367 B Zitting: 6 december 2016 | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [klaagster] |
Bij beschikking van 22 september 2010 heeft het Gerechtshof te Amsterdam het klaagschrift strekkende tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klaagster van het onder [betrokkene] in beslag genomen geldbedrag van € 1.024.500,-. ongegrond verklaard.
Namens de klaagster heeft mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt dat het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer ontbreekt en dat de bestreden beschikking derhalve niet in stand kan blijven.
Volgens art. 25, eerste lid, Sv moet van het onderzoek door de raadkamer door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt met daarin de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen. Deze bepaling bevat tevens voorschriften over de inrichting, vaststelling en ondertekening van dat proces-verbaal en de voeging ervan bij de processtukken.
Het in het middel bedoelde proces-verbaal ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat een proces-verbaal van de behandeling in raadkamer, zo dat al is opgemaakt, in het ongerede is geraakt. Het ontbreken van een dergelijk proces-verbaal heeft betrekking op een zo wezenlijke vorm van de raadkamerprocedure dat het nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gegeven beschikking meebrengt.1.
6. Het middel slaagt.
7. Het tweede middel kan na het voorgaande buiten bespreking blijven.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar het hof teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑12‑2016