Rb. 's-Gravenhage, 20-09-2011, nr. 401885 FA RK 11-6722
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU4684
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
20-09-2011
- Zaaknummer
401885 FA RK 11-6722
- LJN
BU4684
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU4684, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 20‑09‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 20‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Internationale kinderontvoering Nadat het gerechtshof 's-Gravenhage op 23 februari 2011 (LJN: BR0262) de beslissing van de rechtbank d.d. 25 maart 2010, waarbij de moeder toestemming is verleend om met de minderjarigen naar Spanje te verhuizen heeft vernietigd, heeft de vader de minderjarigen op 28 februari 2011 zonder toestemming van de moeder met zich meegenomen naar Nederland. De moeder vraagt teruggeleiding van de minderjarigen naar Spanje, alwaar zij sinds eind maart 2010 met de minderjarigen gevestigd was. Vanaf het verblijf van de minderjarigen in Spanje werd uitvoering gegeven aan een contactregeling tussen de vader en de minderjarigen, welke regeling plaats had in Spanje en in Nederland. In geschil tussen partijen is of de minderjarigen op het moment van de overbrenging van de minderjarigen door de vader naar Nederland, de gewone verblijfplaats hadden in Spanje dan wel in Nederland. Tijdens de regiezitting bestond niet bij partijen de bereidheid tot mediation. Wel hebben partijen een overeenkomst gesloten waarbij -kort samengevat- is vastgesteld dat de minderjarigen in Nederland blijven, zulks totdat onherroepelijk is beslist op het teruggeleidingsverzoek. Gedurende die periode in Nederland zullen de ouders de zorg over de minderjarigen bij helfte delen en geldt een ruime contactregeling van de moeder met de minderjarigen. De vaststellingsovereenkomst is aan de tussenbeschikking gehecht, en de zaak is vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer. Bij eindbeschikking ( zie ook LJN: BU4690) heeft de meervoudige kamer van de rechtbank geoordeeld dat de minderjarigen, gelet op de bij de moeder, die steeds de hoofdverzorgster is geweest, aanwezige intentie om te verhuizen, hun daadwerkelijke integratie in Spanje alsmede de duur van hun verblijf aldaar (ruim elf maanden, zijnde bijna een kwart van het leven van de oudste minderjarige en bijna een derde van het leven van de jongste minderjarige) hun gewone verblijfplaats in Spanje hebben verkregen, zeker nu Spanje voor hen tevoren reeds volkomen vertrouwd was. De tijd die de minderjarigen in de periode van eind maart 2010 tot 28 februari 2011 in het kader van het contact met hun vader in Nederland hebben doorgebracht maakt dit niet anders, nu het centrum van hun bestaan vanaf de verhuizing naar Spanje eind maart 2010 in dat land was gelegen. Volgens de rechtbank maakt de beschikking van het hof van 23 februari 2011 het vorenstaande niet anders, nu het hof in zijn beschikking in het midden heeft gelaten of de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats (in de toekomst) in Spanje of in Nederland zullen hebben, en dit geschil tussen partijen dient te worden beslecht in de nog lopende echtscheidingsprocedure (zo mogelijk door partijen vastgelegd in een ouderschapsplan). Het hof heeft uitdrukkelijk niet bepaald dat de minderjarigen moesten worden teruggeleid naar Nederland. Het eigenmachtig optreden van de vader op 28 februari 2011 kan daarmee niet door de beschikking van het hof worden gerechtvaardigd. Het beroep van de vader op de weigeringsgronden van artikel 13, lid 1 sub a en b, en artikel 20 van het HKOV wordt door de rechtbank verworpen.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 11-6722
Zaaknummer: 401885
Datum beschikking: 20 september 2011
Kinderontvoering
Beschikking op het op 29 augustus 2011 ingekomen verzoek van:
de Directie Control, Bedrijfsvoering en Juridische Zaken, Afdeling Juridische en Internationale Zaken, van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, belast met de taak van Centrale Autoriteit als bedoeld in artikel 4 van de Wet van 2 mei 1990 (Stb. 202) tot uitvoering van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (Trb. 1987, 139), gevestigd te ['s-Gravenhage],
verder te noemen: de Centrale Autoriteit, optredend voor zichzelf en namens:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats A], Spanje,
advocaat: mr. E.J. Kim-Meijer te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
de vader,
wonende te [woonplaats B],
advocaat: mr. A.H. van Haga te 's-Gravenhage.
Procedure
Van de zijde van de moeder is op 9 maart 2011 bij de Centrale Autoriteit een verzoek ingediend tot teruggeleiding naar Spanje van de minderjarigen:
- -
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Spanje, en
- -
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Spanje.
Op 29 augustus 2011 heeft de Centrale Autoriteit onderhavig verzoekschrift bij deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- -
het verzoekschrift;
- -
het verweerschrift;
Op 16 september 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de Centrale Autoriteit in de persoon van mr. J.A. Krab, partijen met hun advocaten; de moeder vergezeld van een tolk in de Spaanse taal.
Het betrof een regiezitting met als behandelend rechter, tevens kinderrechter,
mr. S.J. Hoekstra-van Vliet.
Feiten
- -
Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats], Spanje.
- -
Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- -
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Spanje, en
- -
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Spanje.
- -
Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
- -
De vader heeft de Belgische nationaliteit en de moeder heeft de Spaanse nationaliteit. Beide minderjarigen hebben zowel de Belgische als de Spaanse nationaliteit.
- -
Op 16 juli 2009 zijn de ouders in kort geding in het kader van een tussen hen aanhangige voorlopige voorzieningenprocedure overeengekomen te zullen starten met mediation. Voorts is toen afgesproken dat voorlopig een regeling zal gelden waarbij de moeder dagelijks van 09.00 uur tot 15.00 uur bij de minderjarigen in de echtelijke woning verblijft waarbij de vader niet aanwezig zal zijn en waarbij de ouders afspraken maken over de eventuele aanwezigheid van een derde persoon.
- -
Op 29 december 2009 hebben de ouders bij deze rechtbank een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend, welk verzoek later weer is ingetrokken.
- -
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 31 december 2009 wordt in het kader van voorlopige voorziening -na de in kort geding gestarte mediation- een voorlopige zorgregeling vastgesteld waar bij vader voorlopig tot en met 31 maart 2010 de minderjarigen gedurende tweemaal per maand vijf dagen bij zich zal hebben.
- -
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 25 maart 2010 is aan de moeder vervangende toestemming om per 28 maart 2010 met de minderjarigen te verhuizen naar Spanje. Deze uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking is enkele dagen later door de moeder ten uitvoer gelegd, waarop de minderjarigen op 6 april 2010 zijn uitgeschreven uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente
's-Gravenhage in verband met vertrek naar Spanje.
Op 23 februari 2011 is voormelde beschikking d.d. 25 maart 2010 vernietigd, zulks met afwijzing van het inleidende verzoek van de moeder. Tijdens de procedure bij het gerechtshof zijn de ouders in het kader van mediation een spiegelovereenkomst ten aanzien van de contacten tussen de ouders en de minderjarigen overeengekomen. Het gerechtshof heeft (kort samengevat) de beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen aan de echtscheidingsrechter in deze rechtbank overgelaten. De moeder heeft tegen de beslissing van het gerechtshof beroep in cassatie aangetekend. Deze procedure is nog gaande.
- -
De vader heeft op 17 augustus 2010 bij deze rechtbank een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen (ten aanzien van de minderjarigen en vermogensrechtelijk) ingediend. De moeder voert verweer en verzoekt zelfstandig (onder meer) voorzieningen ten aanzien van de minderjarigen. Een beslissing op de over en weer gedane verzoeken is, in afwachting van een beslissing in de onderhavige procedure, aangehouden.
- -
Op 28 februari 2011, tijdens een contactmoment van de vader met de minderjarigen in Spanje, heeft de vader de minderjarigen met zich meegenomen naar Nederland. Sedertdien verblijven de minderjarigen bij de vader.
- -
Op 27 april 2011 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank een vordering van de moeder tot afgifte van de minderjarigen aan haar afgewezen. De moeder is van deze beslissing in hoger beroep gekomen. Op 26 juli 2011 heeft het gerechtshof
's-Gravenhage een comparitie van partijen bevolen, teneinde te bezien of een minnelijke regeling kan worden bereikt of om te komen tot mediation. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 3 oktober 2011.
- -
Op 17 mei 2011 heeft de vader een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen bij deze rechtbank ingediend. Hij verzoekt de toevertrouwing van de minderjarigen aan hem en vaststelling van een zorgregeling. De moeder voert verweer en verzoekt zelfstandig -kort samengevat- de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen. Deze over en weer gedane verzoeken zijn, in afwachting van een beslissing in de onderhavige procedure, pro forma aangehouden.
- -
Op 26 mei 2011 heeft de vader aan deze rechtbank vervangende toestemming gevraagd tot plaatsing van de minderjarigen op de internationale school in Nederland. Een beslissing op dit verzoek is, in afwachting van een beslissing in de onderhavige procedure, pro forma aangehouden.
- -
Op 22 juni 2011 zijn op een in juli 2010 ingediend verzoek van de moeder door de Spaanse rechter, op grond van artikel 20 Brussel IIbis, voorlopige maatregelen met betrekking tot de minderjarigen getroffen. De Spaanse rechter overweegt daarbij dat deze voorlopige maatregelen "niet langer van kracht zijn wanneer het rechtsprekende orgaan van de lidstaat die bevoegd is uitspraak ten gronde te doen (het Tribunaal van Den Haag) de maatregelen genomen heeft die zij nuttig acht". De vader heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld; daarop is nog niet beslist.
- -
Op 23 juni 2011 heeft deze rechtbank de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, voorlopige voorzieningen, en de beslechting van het geschil ouderlijk gezag ten aanzien van de plaatsing van de minderjarigen op de internationale school, pro forma aangehouden in afwachting van een beslissing in de onderhavige procedure.
Verzoek en verweer
De Centrale Autoriteit heeft verzocht, met toepassing van artikel 13 van de Wet van 2 mei 1990, Stb. 202, de onmiddellijke terugkeer van de minderjarigen te bevelen, althans de terugkeer van de minderjarigen vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de vader de minderjarigen dient terug te brengen naar Spanje, dan wel, indien hij nalaat de minderjarigen terug te brengen, de datum te bepalen waarop de vader de minderjarigen aan de moeder dient af te geven, zodat de moeder de minderjarigen zelf mee terug kan nemen naar Spanje, zulks met veroordeling van de vader in de door de moeder in de onderhavige procedure gemaakte kosten.
De vader voert verweer.
Beoordeling
Bevoegdheid
Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag. Zowel Nederland als Spanje zijn partij bij het Haagse Verdrag.
Ontvankelijkheid
De moeder heeft gesteld dat de vader door medeneming van de minderjarigen naar Nederland in strijd met het geldende gezagsrecht heeft gehandeld. De rechtbank ontvangt de moeder in haar verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige.
De behandeling van het verzoek op de regiezitting
Een regiezitting heeft als doel de inventarisatie van geschilpunten tussen partijen en onderzoek naar de mogelijkheid tot oplossing van het geschil tussen partijen door middel van crossborder mediation. Na inventarisatie van de geschilpunten tussen partijen, bleken zij niet bereid hun geschil via cross border mediation te beslechten.
Partijen zijn vervolgens voor de periode totdat onherroepelijk is beslist over het onderhavige verzoek, ter terechtzitting een regeling overeengekomen waarbij het contact tussen de moeder en de minderjarigen wordt hersteld en hebben deze overeenstemming terstond in een vaststellingsovereenkomst opgenomen, met verzoek aan de rechtbank om deze vaststellingsovereenkomst aan een (tussen)beschikking te hechten.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van partijen met betrekking tot de opneming van de vaststellingsovereenkomst, op de wet gegrond en in het belang van de minderjarigen is, en beslist dienovereenkomstig. De rechtbank verwijst de behandeling van deze zaak voorts naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Beslissing
De rechtbank:
neemt op de door partijen getroffen voorlopige contactregeling, zoals neergelegd in de (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de behandeling van deze zaak naar een nader te bepalen terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2011.