Einde inhoudsopgave
Regeling op het specifiek cultuurbeleid
Artikel 3.27 Jeugdpodiumkunsten
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2023
- Redactionele toelichting
Hoofdstuk 3, zoals dat luidde op 28-11-2023, blijft van toepassing op de subsidies verstrekt op grond van artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid voor de jaren 2021 tot en met 2024.
- Bronpublicatie:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Inwerkingtreding
29-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2023, Stcrt. 2023, 32605 (uitgifte: 28-11-2023, regelingnummer: WJZ/42300229)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De minister kan subsidie verstrekken aan een instelling met als kernactiviteit het verzorgen van repertoire op een of meerdere deelgebieden van de podiumkunsten voor de jeugd tot achttien jaar, indien de instelling:
- a.
een substantieel deel van haar voorstellingen realiseert op een podium; en
- b.
haar activiteiten verspreid over het jaar realiseert.
2.
De minister verstrekt op grond van het eerste lid aan ten hoogste dertien instellingen subsidie, waarbij in de regio Noord ten minste één, in de regio Zuid ten minste twee, in de regio Oost ten minste één, en in de regio Midden ten minste twee instellingen hun standplaats hebben.
3.
Aan een instelling waaraan subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 3.14, eerste lid, juncto tweede lid, onderdeel c, verstrekt de minister geen subsidie op grond van het eerste lid.